Il est marié avec Adelheid Johanna van Zuijlen van Nijevelt.
Ils se sont mariés le 19 mai 1806 à 's Gravenhage, il avait 31 ans.
Enfant(s):
Maandag 12 januari 1807 zou een van de zwartste dagen in de geschiedenis van Leiden worden, maar op de dag zelf was dat vooralsnog niet te merken. Het leven in de Sleutelstad ging zijn gewone gang. Het liep tegen kwart over vier in de middag. De zon was juist ondergegaan. Op het Rapenburg zag men dienstboden in de weer, moeders met kinderen aan de hand, en zo nu en dan een enkele geleerde. Professor Luzac, een vermaard patriot, kwam nietsvermoedend aanwandelen, op weg naar een vriend die niet thuis was - maar dat wist hij niet. Zijn ambtgenoot en vijand professor Kluit, een vurig orangist, verliet op dat moment zijn studeervertrek en verscheen met zijn echtgenote aan het venster om een blik te werpen op een plezierjacht voor het huis van zijn buurman, waar een vrolijk familiefeest aan de gang was.
Schuin aan de overzijde lag nog een vaartuig. Geen plezierjacht, maar een schip met 37.000 pond buskruit aan boord, toebehorend aan schipper Van Schie. Het was onderweg van Ouderkerk naar Delft en had nooit binnen de singels mogen komen. Van Schie was niet aan boord, maar zijn twee zoons en een knecht waren net hun middagmaal aan het bereiden. Vermoedelijk zette een van hen de aardappels op het vuur.
Dat had hij beter niet kunnen doen. Gedurende één seconde stond alles in een hel en schitterend licht, een witte wolk werd zichtbaar boven het Rapenburg, en direct daarop klonk een doffe dreun. Het mooiste deel van Leiden veranderde in één klap in een brandende puinhoop.
Ziedende water van het Rapenburg
De chaos was onbeschrijflijk. Overal stortten huizen in, overal weerklonk geluid van brekend glas, overal gegil en gekerm. Dakpannen, ledematen, stukken hout, stenen en brokken metaal vlogen door de lucht. Luzac werd het kokende en ziedende water van het Rapenburg in geslingerd; het familiefeest, bestaande uit elf personen, vond een voortijdig einde; en de heer en mevrouw Kluit waren onder de muren van hun pand verdwenen. Niet ver van hun huis werd een hoogzwangere vrouw onder het puin bedolven, waar zij bevallen moet zijn, want ze werd later gevonden met het pasgeboren kind naast zich. Beiden waren verpletterd. Op de nabijgelegen Garenmarkt werd de zwaarlijvige stalhouder Waalboer acht voet omhoog geslingerd, dwars door de zoldering heen; hij stortte neer in zijn eigen stal. Ook op grotere afstand deed de klap zich gevoelen: de trekschuit naar Haarlem werd tot verbazing van de reizigers uit het water getild en weer neergesmeten.
Niet iedereen was zich direct bewust van de omvang van de catastrofe. Op een steenworp afstand van de plaats des onheils woonden professor Jona Willem te Water en zijn stokdove echtgenote. De overlevering wil dat zij, toen het onzalige schip uiteenspatte met een dreun die tot in Friesland werd gehoord, opmerkte: 'Zei u iets, Te Water?'
Koninklijk bezoek
De bevolking was verbijsterd en radeloos. Men rende de straat op en hief de armen ten hemel. Al spoedig kwam er echter een hulpactie op gang. De dappersten - onder wie vele studenten - beklommen met spaden, bijlen, houwelen en touwen de rokende puinhopen, bijgelicht door fakkels en de gloed van brandende huizen. Tientallen mensen, bedolven onder stenen, beklemd tussen zware balken, werden op deze wijze dood of levend tevoorschijn gehaald. Dat gold ook voor de zevenjarige Jacobus van Puttkammer, telg uit een aanzienlijke familie, die zijn hele school over zich heen had gekregen. Een trouwe dienstmaagd was het knaapje dadelijk gaan zoeken en riep almaar: 'Kootje Puttkammer!' Eindelijk werd haar moeite beloond en vernam zij vanonder het puin: 'Hier ben ik, lieve Door.' Ze wist het ventje met eigen handen uit te graven en ongedeerd bij zijn wanhopige ouders terug te brengen.
Nog diezelfde avond, om negen uur, arriveerde uit Den Haag koning Lodewijk Napoleon, die toen nog geen jaar over Holland regeerde. Hij stapte af op de hoek van het Rapenburg en het Noordeinde, gleed uit omdat het licht vroor en begaf zich via het stadhuis naar de plaats van de ramp. Zo zag men de manke vorst in zijn eenvoudige uniform, met bleek gelaat en tranen in de ogen, in het roze schijnsel der fakkels niet zonder gevaar over de puinhopen klimmen, hier een woord van troost, daar een schouderklopje uitdelend. Hij loofde voor elk gered mensenleven tien dukaten uit, stal het hart van alle Leidenaren en verliet pas om zes uur in de morgen de geteisterde stad. Met zijn bezoek aan de rampstad zette hij de toon voor de monarchie; voortaan zouden koningen en koninginnen zich nadrukkelijk laten zien bij grote catastrofes.
Het totale aantal slachtoffers bedroeg minstens 151 doden en om en nabij 2000 gewonden.
Op de plaats van de ramp staat nu de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, het vroegere Kamerlingh Onnes Laboratorium. Daar tegenover is het Van der Werffpark dat onbebouwd is gebleven.
Bron
Deze informatie is gebaseerd op het boek Plaatsen van herinnering. Nederland in de twintigste eeuw onder redactie van prof. dr. H.W. van den Doel (Amsterdam 2005). In dit boek is meer informatie over deze gebeurtenis te vinden. Het oorspronkelijke artikel is geschreven door Peter van Zonneveld.
http://www.nationaalarchief.nl/plaatsen/details.asp?actie=zoeken&page=1&pk=27
Bron: http://genealogics.org/getperson.php?personID=I00033111&tree=LEO
Les données affichées n'ont aucune source.