Joannes
Kruijsman, Kruitzman, Kreutsman
Staat aangetekend bij de doop van dochter Carolina Joanna in 1759 in Groningen
Tamboer in het regiment van den Heer Markgraaf van Baden Dürlach ter Compagnie van de Heer Captitein Bunge, in garnizoen alhier.
---
Staat aangetekend op de trouwinschrijving.
---
Samuel Joachim (van) Bunge (1718-1802), geboren op 18 december 1718 in Neuenkirchen, werd op 4 oktober 1748 in Wenen door keizer Frans I in de adel van het Heilig Roomse Rijk verheven. Hij had als kapitein in het regiment van de markgraaf van Baden, deelgenomen aan de belegering van Bergen op Zoom. Hij trad als officier in Staatse dienst en vestigde zich in Utrecht. In 1775 is hij 'major en kapitein van een Compagnie in het 2de Battaljon van het 2de Regiment Orange Nassau'.
Van: Wikipedia
---
Een compagnie in de 2e helft van de 18e eeuw was opgebouwd uit 1 kapitein, 1 luitenant, 1 vaandrig, 2 sergeanten, 1 tamboer, 1 solliciteur en 48 soldaten, waaronder 3 korporaals.
Van: Op zoek naar Groningse militairen in het Staatse leger vóór 1795 (Deel I )- Joop van Campen, Roden
---
Zie ook aantekeningen onder aan de pagina.
---
--------
Waarschijnlijk betreft dit Johan:
Achternaam Kruijsman
Voornaam J.
Initialen J.
Wapen Infanterie
Regiment Van Hardenbroek
Bataljon 2
Compagnie D'Aunis
---
Het lijkt te gaan over de periode van 1781 - 1784
---
Interessant is dat het regiment actief was in Den Bosch van 1776 tot 1778.
---
--------
Van Jean François Charles Baesjou
Il est marié avec Mechelina Scheffers.
L'autorisation pour le mariage a été obtenu le 4 octobre 1748 à Grave, Noord-Brabant, Nederland.
Ils se sont mariés le 20 octobre 1748 à Grave, Noord-Brabant, Nederland.Nederduits gereformeerd
Zij is geboren en wonende te Grave, hij is geboren te Bohemen
Enfant(s):
MILITAIR IN NOORD-BRABANT EN IN GRONINGEN
Johan is tamboer in 1748 als hij in het huwelijk treedt. Hij trouwt in Grave en laat daar in 1752 Johanna Gertrudis dopen.
Zeven jaar later zien we dat Mechelina en hij zich in Groningen gesetteld hebben. Zij zijn daar tot in ieder geval 1766 woonachtig. In 1778 trouwt dochter Gertrudis in Den Bosch.
---
Het paar trouwt in oktober 1748 en dat lijkt geen toevallige datum te zijn.
In 1744 brandde de strijd in de zuidelijke Nederlanden los vanwege de betrokkenheid van de Republiek bij de erfopvolging in Oostenrijk. De tegenstander was Frankrijk onder leiding van Lodewijk XV. Omdat er men in Grave en omstreken vreesde dat er een aanval zou komen, werd er in 1745 een infanterieregiment in garnizoen gebracht. Mogelijk is Johan hiermee in Grave beland en hebben Mechelina en hij elkaar in de jaren tussen 1745 en 1748 ontmoet.
In 1747 probeerden de Fransen daadwerkelijk het Staatse grondgebied in het zuiden aan te tasten. In Grave werden er in het voorjaar van 1748 zelfs voorraden proviant aangelegd voor zes weken. Gelukkig bleef de stad gespaard en in oktober 1748 keerde de rust geheel weer omdat de oorlogvoerende partijen vrede hadden gesloten.
Bron: GRAVE ALS MILITAIRE STAD - Joep van Hoof en Herman Roozenbeek
---
Gelukkig lijkt het er op dat hij in Grave gelegerd is van in ieder geval 1748 tot 1759 en niet in Den Bosch. Hoe het er daar in de tijd van Johan en Mechelina daar aan toeging beschrijft het onderstaande artikel.
---
Meer dan een miljoen pijpen
door Henny Molhuysen
De soldaten in het Bossche garnizoen werden ondergebracht in barakken of bij de burgers thuis. Dat leidde in het midden van de achttiende eeuw tot moeilijkheden, omdat er teveel soldaten waren.
Normaal telde het garnizoen zo'n 2.000 tot 3.500 man. Maar toen de Oostenrijkse Successieoorlog in het huidige België uitbrak, werd dit aantal snel vergroot. In totaal tienduizend soldaten bevonden zich in de stad. Zij konden gebruik maken van de zojuist gereedgekomen kazernes. Het stadsbestuur had - om de last voor de inwoners te verlichten - een aantal moderne kazernes laten bouwen. Het waren de Tolbrug-, de Mortel-, de Berewout- en de Sint-Jacobskazerne. De Berewoutkazerne bevatte 24 kamers met in elk zes bedsteden. In totaal kon deze kazerne aan 288 soldaten onderdak bieden. De nieuwe kazernes in totaal herbergden bijna 2.700 militairen.
De vestingstad 's-Hertogenbosch moest er rekening mee houden dat zij belegerd kon worden. Dat betekende dat er voldoende kruit en kogels in de stad diende te zijn. Maar dat niet alleen. Er moest voedsel zijn voor een periode van twee maanden, zowel voor de soldaten als de Bosschenaren zelf.
In een 'Memorie de Mond behoeftes' ging men uit van zesduizend soldaten en negenduizend burgers. Weliswaar kende de stad 12.500 inwoners, maar een aantal rijkere inwoners hadden eigen voorraden terwijl de Godshuizen eveneens eigen voorraden bezaten. In de Memorie wordt rekening gehouden met zesduizend rokers van het garnizoen (dus alle soldaten!) en 3.200 Bosschenaren. Gemiddeld gebruikte men in de achttiende eeuw twee pijpen per dag. Daags waren er 18.400 pijpen nodig en de voorraad voor zestig dagen zou zelfs 1.104.000 exemplaren moeten bevatten!
Maar er was méér nodig: achtienduizend pond brood per dag. Voor twee maanden: meer dan een miljoen pond. En ook veel bier (630.000 liter) en gedistilleerd (zestigduizend liter). Van vlees en grutterswaren moesten er in de voorraadschuren elk 315.000 pond zijn, voor vis en kaas moest er elk 157.500 pond in voorraad worden gehouden. Eveneens moest er voldoende olie en tabak in de stad zijn.
De zeepvoorraad in 's-Hertogenbosch was duizend pond. Dat oordeelden de samenstellers van de Memorie voldoende: Deeze provisie ofschoon niet hoognodig, is genoegzaam in de stad, terwijl men er bij opmerkte dat er tevens een zeepziederij binnen de vestingmuren was gelegen.
---
Brabants Dagblad donderdag 7 april 1988
---
--------
Johan Cruijtzman | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1748 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mechelina Scheffers |
Les données affichées n'ont aucune source.