Il est marié avec justine van HEEZE.
Ils se sont mariés environ 1240.
Enfant(s):
Hugo kreeg als tweede zoon van de Heer van Voorne omstreeks 1229 de heerlijkheid Heenvliet in zijn bezit. Hij werd daarmee de eerste Heer van Heenvliet en regeerde namens zijn vader, en later namens zijn oudere broer, over het dorp en de omringende landerijen. Zijn belangrijkste taak was het beschermen van het grondgebied tegen vijanden en het water. Hij liet hiertoe een versterking bouwen, dit was de eerste aanzet tot het kasteel van Heenvliet.
De eilanden Voorne en Putten waren knooppunten in een uitgebreid handelsnetwerk, zodat de regio van grote betekenis was en er nogal eens gevaar dreigde. Hugo besefte dat hij voor de veiligheid van zijn gebied een verdedigingswerk nodig had, en gaf opdracht tot de bouw van een donjon, een versterkte woontoren.
De donjon werd opgericht uit grote bakstenen (kloostermoppen) en vormde na afronding een belangrijk verdedigingswerk. Het stond op een aarden verhoging, met daaromheen een gracht.
13._ruine_03 Na verloop van tijd verrezen rond de toren nog meer eenvoudige versterkingen, weliswaar kleiner in omvang, maar functioneel voor het afslaan van een legertje dat een aanval op de Landen van Voorne waagde. Deze andere burchten lagen in een kring om het slot heen: Bleijdestein, Leeuwesteijn, Wyelestein en Blickstein. Het waren in feite versterkte huizen, waarvan vrijwel niets meer resteert. Alleen Wyelestein heeft de eeuwen doorstaan, al is het flink verbouwd: het staat tegenwoordigbekend als het Ambachtsherenhuis. De heren van Cruyningen, die de Heren van Heenvliet opvolgden, hebben het gebouw rond 1489 veranderd om als bewoning te dienen.
Naast een militaire functie werd de donjon ook bewoond. De toren telde drie verdiepingen: een kelder, een woonruimte en een zolder. Het moeten kleine en donkere kamertjes zijn geweest: smalle vensters lieten het daglicht slechts spaarzaam binnen. Na ruim een eeuw vond de toenmalige heer van Heenvliet, opnieuw Hugo geheten, dat de woontoren te klein was en niet bepaald bij zijn status paste. Daarom liet hij aan de oostzijde van de donjon een nieuwe woonvleugel bouwen. Die was maar liefst 14 bij 17 meter, zodat de gracht deels moest worden verlegd. Aan het einde van de veertiende eeuw viel dit stuk nieuwbouw ten prooi aan de vlammen.
13._ruine_02Aan een tweede uitbreiding werd rond 1450 gewerkt. Dit keer werd aan de zuidzijde een nieuwe woonruimte van 15,5 bij 7,5 meter gebouwd en hierdoor veranderde het aanzicht van het kasteel aanzienlijk. Bovendien kwam er meer aandacht voor het gerieflijk wonen in plaats van een sterke verdediging en deze ontwikkeling zou het kasteel tenslotte noodlotting worden.
Wellicht werd het kasteel al behoorlijk beschadigd tijdens een plundertocht ten tijde van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, maar het definitieve einde werd ingeluid op het moment dat de watergeuzen het kasteel in 1572 in brand staken. Alleen de kelders waren daarna nog bruikbaar, als gevangenissen, zoals een akte uit 1672 vermeld: ,,Een out sloth 't welck verbrandt is, daarvan nog treffelyke ruynen resteren, mette kelders, dienende tot een gevanckenisse''. Ook Angelus Merula, de hervormde pastoor, heeft tot zijn dood op de brandstapel in 1557 enige tijd in de kelders van het kasteel vastgezeten.
Tussen 1959 en 1965 zijn de ruïne en het Ambachtsherenhuis grondig gerestaureerd, waarbij ook waardevol archeologisch onderzoek is verricht.
hugo van VOORNE | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
± 1240 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
justine van HEEZE |
Les données affichées n'ont aucune source.