Geb. op huis Heeckeren.
Overl. op huis Aerdt. Zie voor verdere gegeven huis Aerdt 3791.
Il est marié avec Carolina Maria Theresia Josepha van Wijnbergen tot Bussloo.
Ils se sont mariés le 8 novembre 1811 à Emmerich (D), il avait 31 ans.
Enfant(s):
In de oudste vermeldingen van Heeckeren heet het Huis te Goor. Het wordt voor het eerst vermeld in 1400 als de broers Reinold (II) en Wolter van Coeverden er door de bisschop van Utrecht mee worden beleend. Tegelijkertijd tuchtten zij hun tante Lysbet van Goor aan dit goed en enkele andere goederen. Lysbet van Goor was getrouwd geweest met Godert van Heeckeren.
Na het overlijden van Reinold IV van Coeverden werd zijn achternicht Agnes van Ittersum met Heeckeren beleend. Van Coeverdens weduwe, Anna van Mervelt, weigerde het huis echter te ontruimen, maar verloor de daaruit voortvloeiende rechtszaak. Agnes van Ittersum was getrouwd met Eggerik Ripperda tot Boksbergen, zoon van Unico Ripperda en Judith van Twickelo. Eggerik was van 1566-1584 drost van Salland. Na zijn overlijden in Deventerse gevangenschap verliet zijn weduwe Deventer en ging in Goor wonen. Het huis zelf was echter kort voor of in 1583 afgebrand. Tot herbouw ervan kwam het waarschijnlijk pas in 1596. Uit dit jaar stamt een gevelsteen met de wapens en initialen van Herman van Ense en zijn vrouw Johanna van Coeverden. Deze Johanna was Agnes' erfgename, haar moeder was namelijk een zuster van Agnes. Ook de derde zuster, Sophia van Ittersum, weduwe van Eusebius Bentinck, probeerde Heeckeren echter in handen te krijgen. Dit leidde in 1601 tot een compromis wat ervoor zorgde dat Van Ensse Heeckeren behield.
Omdat de Van Ensses gedurende de opstand trouw waren gebleven aan de koning en in tegenstelling tot de meeste Overijsselse edelen vast bleven houden aan het rooms-katholieke geloof, was, nadat ook Oldenzaal in 1626 definitief Staats was geworden, hun rol op het politieke toneel in Overijssel uitgespeeld.
Het echtpaar Van Ensse-Van Coeverden had een zoon Frederik. Deze trouwde met zijn achternicht Johanna Margaretha van de Grote Scheer bij Gramsbergen. Van hen zijn twee gevelstenen bewaard, namelijk uit 1646 en 1656.
Herman Engelbert van Ensse volgde zijn vader op. Uit het huwelijk met zijn nicht Maria Walburgis van Ensse van de Grote Scheer werden twee kinderen geboren. De oudste, Frederik, overleed jong; de jongste, Anna Isabella Theodora, trouwde met Johan Ernst Wilhelm van Hoevel en werd in 1722 met Heeckeren beleend. Van Hoevel hertrouwde na het overlijden van zijn vrouw met zijn nicht Louise van Hoevel. Heeckeren kwam vervolgens aan zijn zoon Johan Adolf Frederik van Hoevel. Na diens overlijden kwam het in handen van zijn zuster Isabella Maria van Hoevel. Zij was toen weduwe van Otto Maximiliaan Bentinck bij wie zij een dochter had, Sophia Louise. Deze trouwde in 1779 met Godfried Frans van Hugenpoth van Aerdt. Ze overleden beide op Huis Aerdt, zij in 1808, hij in 1819. Heeckeren vererfde op de tweede zoon, Otto Maximilianus Theodorus Adolphus. Deze probeerde het voor afbraak te verkopen, maar verkocht het uiteindelijk in 1829 aan zijn broer Johannes Nepomucenus Wilhelmus Anthonius. Deze liet het in 1838 veilen. Het werd gekocht door zijn oudste broer, Alexander Wilhelmus Josephus Joannes van Hugenpoth.
In 1841 ging het in eigendom over aan Gerard Willem Bosch van Drakenstein. Diens erfgenamen lieten Heeckeren in 1898 veilen. Het huis en omliggende landerijen werden gekocht door Jan en Gerhardus ten Doeschate uit Goor. Jan verkocht zijn aandeel in 1899 aan de rooms-katholiek parochie van Goor. Heeckeren werd ingericht als een klooster voor zusters dominicanessen waarvan de eersten in 1900 en 1901 vanuit Neerbosch arriveerden. De zusters vestigden een klooster in Huis Heeckeren en verzorgden het katholiek onderwijs in Goor. In 1970 werd het klooster omgevormd tot tehuis voor oudere kloosterzusters.
Van Hugenpoth tot Aerdt was de zoon van een katholiek lid van de Eerste Nationale Vergadering. Hij was in 1809 met 29 jaar de jongste Nederlandse minister. Hij werd op die leeftijd tegen zijn zin door Lodewijk Napoleon tot minister van Justitie en Politie benoemd, omdat de koning ook een katholiek als minister wilde. Voor hij minister werd, was hij advocaat en wethouder van Arnhem. Tijdens de inlijving en onder Willem I vervulde hij hoge rechterlijke functies. Na het beëindiging daarvan werd hij in 1838 Eerste Kamerlid. Hij verzette zich in 1848 tegen de liberale Grondwet.
Huis Te Aerdt (Herwen)
Ligging: Ten zuidoosten van Zevenaar in het plaatsje Herwen.
Ontstaan: De geschiedenis van dit goed gaat terug tot 1348 als het in leen gegeven wordt aan Willem van Rees.
Geschiedenis: Op het zogeheten Gelders Eiland staat het huis Aerdt op een terrein, door drie wegen omsloten. Merkwaardigerwijs ligt het dichter bij Herwen dan bij Aerdt en men moet het huis dan ook niet verwarren met het inmiddels verdwenen kasteel Aardenburg, dat inderdaad dichterbij Aerdt gelegen was. Ten oosten van het tegenwoordige huis vinden we een omgracht gedeelte en mogelijk heeft daar de voorganger van het kasteel gestaan. Dat heeft dan een andere naam gehad, namelijk Ter Cluse, maar van dit huis is niets overgebleven. Ongeveer op deze plek zou in de vroege middeleeuwen een kapel gestaan hebben, genaamd de Cluse. Ricolt en Gadert van Herwen stichtten hier een burcht, die zij de borch ter Cluse noemden, ter onderscheiding van Alden Hoff, hun vroegere kasteel. Ook is sprake van 't guet tot Aerde. In 1348 werd dit in leen gegeven aan Willem van Rees, heer van Heeshuysen onder Elten en de laatste Van Rees, weer een Willem, die het van zijn eveneens Willem geheten vader gerfd had, wordt beleend in 1440. Voor 1430 moet het slot verwoest zijn in de twisten tussen de Heeckeren's en de Bronckhorsten en later weer herbouwd. In 1481 zien we Johan van der Horst, oomzegger van Willem van Rees, als nieuwe bezitter. In de troebelen van de Tachtigjarige Oorlog, met name in 1599, wordt het kasteel Ter Cluse opnieuw verwoest, hoogstwaarschijnlijk door Staatse troepen.
De erven Van der Horst willen wel van de puinhopen af en in 1646 verkopen zij "een secker bouwinge genant die Cluise" aan Walraven van Steenhuys. Van een kasteel is geen sprake meer en het is voor Van Steenhuys weggelegd om een nieuwe te bouwen en dat doet hij dan ook in 1652.
Slechts drie generaties Van Steenhuys bezitten Aerdt, en wanneer Joost in 1722 kinderloos overlijdt, is zijn oomzegger Alexander Walread Diederik van Hugenpoth zijn erfgenaam, wel op voorwaarde dat hij moet overgaan tot het katholicisme. Van zijn tante Van Steenhuys, Barbara Antoinette de Fourneau, dochter van de graaf van Crucquenbourg erfde hij helemaal niets tengevolge van een onvolkomenheid in haar testament en uit kwaadheid hebben de Van Hugenpoth's de Crucquenbourgse familieportretten op Aerdt laten verzagen tot beddenplanken! De laatste Van Hugenpoth op Aerdt, baron Alexander Wilhelmus, stierf in 1859; zijn weduwe, Cornelia Maria barones van Wijnbergen, bleef tot haar dood in 1881 op Aerdt wonen. Het huis werd daarna niet meer bewoond. Hun dochter Maria Francisca Xaveria, echtgenote van Gijsbertus Henricus Wilhelmus Laurentius baron van Dorth tot Medler, erfde Aerdt. Het was hun dochter Mathilde Zenobie Theodora Maria, gehuwd met Jhr. Jan Lodewijk Eduard Marie de Kuyper, die op haar beurt het huis Aerdt erfde.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het huis gebruikt door de Duitse militairen, die een deel van het dak verwijderden om een uitkijkpost te krijgen, zodat het huis onbewoonbaar werd.
Jhr. Mr. Gijsbert E.F.J. de Kuyper, zoon van bovengenoemd echtpaar, droeg in 1961 het kasteel met de linkervleugel over aan de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen, die zeven jaar later ook de rechtervleugel verwierf. Na een restauratie in de jaren 1962-1969, waarbij de kruisvensters werden teruggebracht en drie privaatkokers opnieuw werden aangebracht, wordt huis Aerdt door de stichting verhuurd en is het thans ingericht als informatiecentrum voor het natuurgebied 'De Gelderse Poort'.
Het eenvoudige huis met een opvallend hoog schilddak heeft sinds de bouwtijd weinig aanpassingen gekend. Alleen het interieur en oorspronkelijke kruisvensters werden aangepast in de achttiende en negentiende eeuw. Opvallend is de open galerij die de linker zijvleugel vormt. De getorste houten kolommen die het dak dragen, hebben hun oorspronkelijke paarsrode kleur. Aan de rechterzijde wordt het voorplein begrensd door het koetshuis. De plataan op het voorplein, die hoog boven het huis uittorent, is even oud als het huis.
Eigenaar/Bewoners: Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen./ Familie Hensen. Huidige doeleinden: In gebruik als informatiecentrum voor het natuurgebied De Gelderse Poort.
Les données affichées n'ont aucune source.