Elle avait une relation avec Hendrick {Jan} Goijaerts van Eeckerschot.
Enfant(s):
Catharina Goyaert Sweers | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendrick {Jan} Goijaerts van Eeckerschot |
==================308=======================
Peter natuurlijke zoon van wijlen meester Corstiaens van der
Ameijden verkoopt hierbij een huis, tuin, grond etc. gelegen in
Oirschot herdgang de Kerkhof, b.p. het erf dat eerder van heer
Jan Pierna was, het erf dat van de kinderen van Gielis Lucas was,
de Nieuwstraat. Genoemde Peter had dit bezit eerder verkregen van
Henrick Goijaerts als man van Katalijnen wettige dochter van
wijlen Goijaert Zweers en wijlen deze Goijaert had het verkregen
van heer Marcelissen zoon wijlen Marcelis Willems en heer Marce-
lis op zijn beurt weer van heer Willem van den Bogaert, conform
schepenbrieven van Oirschot.
94-v)
Hij draagt dit bezit nu in de vorm van een ruil over aan heer Jan
van der Haegen, priester en kannunnik te Oirschot en de verkoper
belooft alle lasten van zijn kant af te handelen. Datum en
getuigen als boven.
=================221====================
Margriet weduwe van Goijaert Zweers met mij als haar voogd, heeft
afstand gedaan voor haar aanspraken ten behoeve van Henrick Goijaerts
als man van Katalijn dochter van genoemde Margriet en van genoemde
Goijaert Zweers en ook ten behoeve van Margriet (nr.2) ook dochter van
genoemde Margriet en Goijaert. Dat betreft haar aanspraken in een huis,
tuin etc., gelegen in Oirschot herdgang de Kerkhof, b.p. heer Jan Pierna,
kanunnik, de kinderen van Gielis Lucassen, de Nieuwstraat daar. Ze
belooft alle lasten hierin van haar kant af te handelen. Datum 9 juni
1534, getuigen Laeck, Mijen, Gijben, Scoet, Peter en ....
==================346=======================
Margriet weduwe van Goijaert Sweers met mij als haar voogd doet
hierbij afstand van haar recht van vruchtgebruik inzake alle
bezittingen hetzij vaste of roerende en waar dat bezit dan ook gelegen
is, ten behoeve van haar wettige dochter Margriet verwekt bij
genoemde Goijaert. Datum 6 septemeber 1548, getuigen Esch en
Goessen.
==================347=======================
Margriet wettige dochter van wijlen Goijaert Sweers met mij als haar
voogd en verder Henrick wettige zoon van wijlen Henrick Goijaerts
hebben als schuldenaars beloofd om aan Margriet weduwe van
Goijaert Sweers zolang zij leeft haar inwoning te geven, haar te
onderhouden inzake kleding, voedsel, schoenen, geld en verder in al
hetgeen zij nodig heeft, dat aan haar zelf te geven danwel te laten
geven. Daarvoor verbinden zij hun persoon en bezittingen. Datum en
getuigen als boven.
=================147====================
Henrick Goijaerts (Eeckerschot, JT) als man van Katarijn dochter
van Goijaert Zweers die deze Goijaert had verwekt bij Margriet
dochter van Moel Haubraken, welke laatste Margriet genoemde
Moel had verwekt bij Margriet dochter van Daniel van Vlierden,
verkoopt aan Frank natuurlijke zoon van heer Henrick van Esch,
priester, een pacht van een mud rogge per jaar, welke pacht Aleijt
wettige dochter van Goessen van der Ameijden en haar
natuurlijke zoon Peter hadden beloofd aan Jan van den Doerne
van Aerschot op onderpand van een stuk land, eerder eigendom
van wijlen Simon van den Langenekker, gelegen in herdgang de
Kerkhof, b.p. Rutger Persoens, de gemeijnte, de erfgenamen van
Pauwels Volders, Dat mud rogge had Jan van den Doerne weer
verkocht aan Daniel van Vlierden conform een brief van Den
Bosch en genoemde Henrick met diens vrouw Katarijn was dat
mud rogge als huwelijkse voorwaarde toegewezen. Datum 25
februari 1524, getuigen Lulsdonk, Schepens en Esch.
==================201=======================
57-v)
Iedereen die deze brief zal zien of horen voorlezen, gegroet!. Wij,
schepenen van Oirschot verklaren hierbij plechtig dat voor ons is
verschenen Mathijs zoon wijlen Willem Sbrouwers als wettige man
van Elisabeth wettige dochter van Henrick Goijaerts int Eeckerschot
verwekt bij deze Henrick int Eeckerschot bij diens vrouw Katalijnen
en heeft met de volgende personen een verklaring laten afleggen. Jan
zoon wijlen Jan Lucas van de Schoot onze collega raadsheer en Dirk
zoon wijlen Henrick Joirdens die hiertoe is opgeroepen, hebben
verklaard nadat zij hierover zijn ondervraagd en welke verklaring
onder ede is afgelegd, genoemde Jan in zijn funkte van diens ambt, en
genoemde Dirck onder de eed die is afgelegd bij het aanvaarden van
zijn vorstersambt, dat het zo was dat de secretaris destijds die
daarvoor was gemachtigd toen de schout van Kempenland afwezig
was en ook diens stadhouder, dat zij in het voorbije jaar 1546 werden
aangezocht door genoemde Mathijssen en daarna naar genoemde
Henrick Goijaerts int Eeckerschot zijn gegaan om hem te vragen of hij
toestemming wilde geven aan deze Mathijs om zijn dochter Elisabeth
te mogen huwen. Daarover is er een gesprek geweest en genoemde
Henrick had daar mee ingestemd dat Mathijs zijn dochter Elisabeth
zou nemen en als wettige vrouw zou huwen, en hebben daarna in
afwezigheid van Mathijs toen het volgende afgesproken. Mathijs als
a.s. bruidegom omdat zijn vader en moeder al waren overleden, zal
voor het a.s. huwelijk al zijn bezittingen inbrengen zonder enige
uitzondering, en daarvoor belooft Henrick de vader van genoemde
Elisabeth als toekomstige bruid, dat hij een bepaalde akker zou geven
die hij eerder had verkregen van Karel Cleijnael samen met de lasten
die erop drukten, zijnde aan pacht van een mudde rogge per jaar,
58)
danwel dat Mathijs steeds op Maria Lichtmisdag zolang genoemde
Henrick en diens vrouw Katalijnen in leven zouden zijn, twee mudde
rogge zou betalen, waarbij Henrick de beide mogelijkheden
openhield. Verder zou genoemde Henrick zijn dochter Elisabeth een
behoorlijke uitzet meegeven, verder verklaren de getuigen dat nog
was afgesproken dat Elisabet met de andere kinderen van Henrick na
het overlijden van Henrick en Katalijn, evenveel zou krijgen van de
erfenis dan alle anderen. waarbij echter genoemde Mathijs en
Elisabeth wel verplicht zouden zijn deze akker in de boedel in te
brengen. Verder verklaart Dirk zoon wijlen Henrick Joirdens als
vorster dat het waar is dat hij op verzoek van genoemde Mathijs aan
Henrick en Margriet, de broer en zuster van genoemde Elisabeth
kennisgeving heeft gedaan om deze verklaring te komen aanhoren.
Datum 6 juni 1547, getuigen Brogel en Wijck.