François Victor Marie Ghislain (Frans) Schollaert (Wilsele, 19 augustus 1851 - Sainte-Adresse, 29 juni 1917) was een Belgisch katholiek politicus.
Inhoud [weergeven]
Levensloop[bewerken]
Schollaert was een zoon van François Schollaert en Jeanne van den Schrieck. Hij was de schoonbroer van Joris Helleputte. Zelf bleef hij ongehuwd.
Hij promoveerde tot doctor in de rechten en vestigde zich als advocaat aan de balie in Leuven. In 1880 werd hij verkozen tot provincieraadslid voor het kanton Leuven. Van 1888 tot aan zijn overlijden was hij volksvertegenwoordiger en van 1901 tot 1908 en van 1911 tot aan zijn overlijden, voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Onderwijswetgeving[bewerken]
In 1895 was hij nauw betrokken bij de onderwijswetgeving, zodat de in dat jaar gestemde schoolwet naar hem genoemd werd. Deze wet moet gezien worden in het licht van de eerste schoolstrijd. Na de liberale nederlaag van 1884 voerden de Katholieken met de Wet Schollaert een financiering in van het vrij basisonderwijs, gekoppeld aan een inspectie door rijksinspecteurs.
In Leuven steunde hij in die periode Xavier Temmerman bij de oprichting van het Heilig Hartinstituut[1].
Eerste minister[bewerken]
In 1908 werd Schollaert eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken (1908-1910), van Landbouw (1908-1910) en van Kunsten en Wetenschappen (1910-1911). In zijn eerste regering ging de aandacht vooral naar de regeling rond de dienstplicht. Zeer tot woede van zijn meer conservatieve partijgenoot Charles Woeste bereikte Schollaert een compromis met de oppositie om de dienstplicht te beperken tot 1 zoon per gezin[2].
Tijdens de tweede regeerperiode kwam de nadruk opnieuw bij de financiering van het lager onderwijs te liggen. Het ambitieuze voorstel van zijn regering bestond in het toekennen van een schoolbon aan de ouders. Die schoolbons zouden dan aan de scholen gegeven worden, wat op zijn beurt middelen vrijmaakte voor die scholen naar verhouding van de schoolbons. De financierende overheid zouden de steden en gemeenten worden. Vooral in de grotere steden met socialistische en liberale verkozenen was het verplicht financieren van katholieke scholen een heikel punt. Een akkoord met de oppositie zoals rond de dienstplicht was niet haalbaar. Daarnaast wilde Schollaert via een amendement de leerplicht mee verwerken in zijn voorstel.
Binnen zijn eigen partij ging dit, opnieuw voor de rechtervleugel, te ver. De regering Schollaert kwam hierdoor in 1911 ten val[2]. Zijn opvolger als minister van Kunsten en Wetenschappen Prosper Poullet zou in 1914 de leerplicht invoeren.
Andere ambten en activiteiten[bewerken]
Schollaert was:
medestichter van de Belgische Boerenbond (1890);
stafhouder van de Orde van Advocaten aan de balie van Leuven (1894-1895);
voorzitter van de 2de Vlaamse afdeling van het Internationale Congres van de Kleine Burgerij in Antwerpen (1899);
medestichter van het Heilig Hartinstituut in Heverlee;
lid van de Commissie belast met de Studie van de Kwestie betreffende de Militaire Situatie van het Land (1901);
beheerder van de Kempense Vereniging ter Bevordering van de Mijnindustrie (1902);
voorzitter van de raad van Beheer "NV Institut d'Héverlé" (1902-1917);
voorzitter van de Centrale Commissie van Statistiek (1904-1914);
voorzitter van de Commisssion des XVII pour la Cession du Congo à la Belgique (1907-1908);
voorzitter van het Belgisch Comité van Hulp aan de Vluchtelingen Antwerpen/Comité officiel belge de Secours aux Réfugiés (COBSR), opgericht in Antwerpen in augustus 1914, heringesteld in Sainte-Adresse (1914-1917);
ondervoorzitter en vervolgens erevoorzitter van het Davidsfonds.
In 1907 werd Frans Schollaert benoemd tot minister van Staat.
Er is een Franz Schollaertstraat in Kessel-Lo.
Literatuur[bewerken]
Paul VAN MOLLE, Het Belgisch Parlement, 1894-1972, Antwerpen, 1972.
Reginald DE SCHRIJVER, Frans V. Schollaert, in: Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998.
François Victor Marie Ghislain SCHOLLAERT |