Enfant(s):
leenman van hertog Godevaard III van Brabant op het einde van de 12e eeuw
***
De handvesten en bescheiden uit de overgangsperiode van de 12e naar de 13e eeuw vermelden vaak leden van een ridderlijk geslacht van Stertbeke, die als hogere ambtenaren (amman van Brussel, meier van Vilvoorde, schepen van Zaventem enz...) of vertrouwelingen van de Brabantse vorst optreden.
Die adellijke familie bewoonde toen een slot te Sterrebeek, dat aldaar een belangrijk strategisch en economisch punt beheerde waar de 'Oude Baan' (Brugge-Keulen), de 'Waalse Baan' (Rupel-Gembloers) en de 'Dieweg' elkaar kruisten.
Daar het slot gelegen was 'ter Mere' (d.i. "afgebakend en omtuind domein"), werden de bezitters vanaf 1250 naar die plaatsnaam geheten : de Mere , ter Meeren, van der Meeren.
Sterrebeek staat reeds vermeld in 1137 en was een bezitting van de hertogen van Brabant. Nochtans hadden de Van der Meeren's er van ouds vrije goederen en hielden zij er twee volle lenen rechtstreeks van de Brabantse Vorst.
Aldus werd Hendrik van Stertbeke vermeld als leenman van Hertog Godevaard III (1143-90).
Van het slot 'ter Meeren' breidde zich alras het geslacht van der Meeren uit over gans de streek tussen Leuven en Brussel : leenroerige bezittingen hield het van Neerijse tot Haren en Vilvoorde in een veertigtal lenen en achterlenen.
Ridders van het geslacht schitterden op slagvelden : te Woeringen in 1288, te Baesweiler in 1371 staan vier van der Meeren's onder de banier van hertog Wencelijn. Er zijn vertegenwoordigers in het Brussels magistraatschap.
Doorgaans verbinden zij zich in de echt met oude of machtige Brabants families. Door hun relatie in de Habsburgse tijd met de Hoorne- en Nassau-families werd waarschijnlijk hun achteruitgang ingezet.
Alle mannelijke takken schijnen heden uitgestorven, maar het geslacht leeft voort in de vrouwelijke afstamming.
Bron : Oude Brabantse Geslachten - van der Meeren - Braun ter Meeren en Jan Lindemans
Les données affichées n'ont aucune source.