Elle avait une relation avec Daneel LUPAERT.
Enfant(s):
+ CA 1541
Waarschijnlijk afstammeling van de bewoners van het Hof ter Meeren in Nijverseel.
Deze van der Meren zijn meiseniers. Jorys, lid van deze tak, is straver bij een broer van haar man.
De Opwijkse stam van der Meeren droeg als wapenschild: van zilver met een roos van keel,
stengel en bladeren van sinopel, het hoofd van goud met 3 mereltjes van sabel.
Bron : Oude Opwijkse Geslachten - Leo Lindemans - Genealogie Vermeir - Uitg. Heemkring Opwijk Mazenzele
Jan (1561) en Jorys Lupaert (1540) treden op als stravers bij leden van de familie van der Meeren.
Jan is waarschijnlijk de zoon van Daneel.
Bron : www.de-meiseniers.be register van de meiseniers van de Heren van Grimbergen
---
De hoven lagen verspreid over den geheelen bodem, de gebouwen los van elkander in quadraat opgesteld (woning,stallen, schuur, ovenbuur), ingesloten in een waterwal. Vele van die hoven zijn verdwenen of wel vervangen door kleinere hofsteden, doch de sporen van de wallingen zijn nog steeds te herkennen. Wij noemen ze hier, zooals ze bestonden in de 14e en 15e eeuw; enkele daarvan zullen wel opklimmen tot den Karolingischen tijd :
De hoeven te Ingersbrugge ('later « de borcht »), kern van de huidige dorpskom; — ten Broeke (« 't Walleken »), naast het Aschbroek, bij de Broekstraat, met als primitieven akker het Brukeneveld (thans Bruggeneve'ld); — ter Dorent, in de Groote Meer, bij de Doortstraat; — te Neervelde; — te Diepenbroek, te Nieuwenhove en te Heistergem (of Pluimshof), langs de Wiesbeek; — ten Eeken, te Ingene, te Kutserode, ter Beke, ten Breeden, te Rode, ten Wijngaard, ter Mere, te Nijverzeel, in 't noordwestelijk gedeelte van de gemeente; — te Hemmerik (of Hemelrijk), te Averbeke, ter Hofstad en ten Aanhouwe, in 't Zuidwesten van de dorpskom; — ter Hoeven, ten Huffete, te Droeshout, te Perre, ter Hagen, ter Hulst, te Langvelde, ter Specht, ter Eerdbrugge, ten Bossche, ten Putte en te Mansteen, in 't zuidelijk gedeelte van de gemeente.
---
Op zelfden datum erkent dezelfde Robrecht (van Bethune) nog schuldig te zijn 52 pond 5 sol. par. aan Daniel de la Tenre (van de Dendere), van Dendermonde, over voorgeschoten geld door dezen betaald aan zijn gezellen « Daniel en Jehan de Niedervielle (van Nedervelde), Daniel Droese (van Droeshout), Henry de la Mare (van der Mere) en Arnoul Ie Blanc (de Witte) », tijdens hun krijgsdienst te Bethune. Het is niet moeilijk in de Fransche vormen van die namen, oude Opwijksche geslachtnamen te herkennen.
Denkelijk waren dat de Opwijksche vazallen die tot legerdienst verplicht waren, te paard en in harnas. Zooals we elders gezien hebben waren die, met den erfmeier, ten getale van zes.
Telkens wanneer de graaf van Vlaanderen zijn volk ten oorlog opriep moesten de bezitters van zekere leengoederen de gestelde gewapende ruiters « op sheeren cost » leveren. De meier was de aangewezen aanvoerder van de kleine groep. Het is dan ook zoo goed als zeker dat diezelfde personen die, in 1297, wapendienst leverden te Bethune, met hun meier, op Groeningekouter, in 1302, naast de Vlaamsche gemeentenaren bij den roemvollen strijd zullen opgetreden zijn. De Vlaamsche vazallen werden immers regelmatig opgeroepen door den regent Gwijde van Namen. Naar de kronijken melden kwamen de Dendermondsche vazalen tijdig aan om deel te nemen aan den slag.
Bron : Geschiedenis van Opwijk door Jan Lindemans
Elisabeth van der MERE | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daneel LUPAERT |
Les données affichées n'ont aucune source.