Arbre généalogique Van Gorcum » Joost van Ratingen

Données personnelles Joost van Ratingen 

  • Cette information a été mise à jour pour la dernière fois le 28 mars 2018.

Famille de Joost van Ratingen

Il est marié avec Anna van Leeuwen.

Ils se sont mariés


Enfant(s):

  1. Joost van Ratingen  ????-< 1576


Notes par Joost van Ratingen

Nadat Heer Joost van Cruyningen officieel op 4 Mei 1543 met de Heerlijkheid Heenvliet „met al haere toebehoren, hoge ende lage", beleend was, liet hij een jaar later de leenmannen, die de hoge vierschaar, de „mannenbank" zouden vormen, een nieuwe eed van trouw aan hem afleggen. Dit feit verdient vermelding, omdat juist 4 jaar later, na de dood van Joost van Cruyningen, een conflict over deze eed zou ontstaan tussen het gerecht van Heenvliet en de landsregering. De traditie werd thans als volgt gehandhaafd:
Upten 10en dach van Junio anno 1544 soe hebben Joest van Ratyngen baelue van Heenvliet ende Eyngel Dircx rentmeester van mijn Edele Here van Cruningen als daertoe gecommitteert ende gestelt synde van mijn E.Here van cruningen eenige leenmannen haerren eedt of genomen in forma als hierna volcht.
Dat sweer ick gesworen leenman te wesen van mijn here van Cruningen ende dat van den huse van Heenvliet / mijn here ende tlant hou ende getrou te wesen / rechtvaerdige kennesse te seggen alsoe dicke ende soe menichwerve als ick van mijns herentwegen daertoe versocht sal worden / kercken ende Goedshusen te bescermen / weduwen ende wesen voer te staen / rechtvaerdige vonnesse te wijsen tusschen tweemans dingtael alsoe dickmael ende menichwerve als ick van tsherentwegen daertoe versocht sal worden ende dat nae wytwysen coerren / previlegien ende statuten ende dat en sal ick niet laetten om lief noch om leet noch om giften noch om gaven noch om geenderley saecke zo moedt my god helpen!
Wij zien hieruit, waartoe een leenman en vazal van de Heer van Heenvliet verplicht was, indien hij geroepen werd bij voortduur zitting te nemen in de hoge vierschaar. Die leenmannenbank was pas voltallig, indien 11 a 14 mannen aanwezig waren, heel wat meer dan in later tijd. De werkingssfeer van de magistraat van Heenvliet moet echter pas ter sprake komen onder Heer Maximiliaan van Cruyningen, omdat omstreeks 1583 belangrijke wijzigingen hebben plaatsgevonden in de practijk der jurisdictie. Het is overzichtelijker de oude en de nieuwe toestand dan naast elkaar te plaatsen. Thans bepalen wij ons tot Heer en Vrouwe:
Zeker ook tot de Vrouwe van Heenvliet, hoewel in de zeer weinige vermeldingen van de jonge Joost van Cruyningen gezegd wordt, dat hij ongetrouwd was. Zijn vrouw wordt wel degelijk in de registers genoemd. Haar naam was „joncvrouwe Jacobuyne van Cruyningen, Vrouwe van Voerhoutten". Hoewel het geslacht van Voorhout bekend is, is deze Jacobuyne in de genealogie niet terug te vinden. Over het leven van deze Vrouwe van Cruyningen is niets bekend. Zij toonde zich in Heenvliet nogal een autoriteit, hoewel zij haar „dienstmaegd Anneken Aerrentsdr. de Wree" veel toevertrouwde en amicaal behandelde. Echter liet haar man, Joost van Cruyningen, de zaken toch klaarblijkelijk niet aan haar over. De regeling van het huishouden op de kastelen van Van Cruyningen in zijn verschillende heerlijkheden lag in handen van zijn hofmeester Olivier van Boedegem en diens vrouw Anne van Boedegem, die met hem medereisden, indien Joost zijn heerlijkheden bezocht. In 1546 sluit de rentmeester nog met Vrouwe Jacobuyne van Cruyningen een rekening af, toen Joost niet aanwezig was, doch dit is ook het laatste wat wij over haar vernemen. Zeker was hun huwelijk kinderloos, daar na het overlijden van Joost in 1547 diens broeder Johan van Cruyningen hem opvolgde als Heer van Heenvliet.
Slechts enkele jaren heeft Joost van Cruyningen Heenvliet bestuurd, want in 1547, zo vermelden sommige bronnen, sneuvelde een Heer van Cruyningen in de oorlog tegen de protestanten, als generaal in het Keizerlijke leger voor Bremen. Deze wordt door Boxhorn * Jacob van Cruyningen genoemd. Doch er zijn meer fouten ingeslopen. Een ander * zegt n.l., dat Jan van Cruyningen in 1543 overleed, hoewel wij weten,dat deze reeds in 1513 stierf. Degeen, die in 1543 overleed, was Joost, die,naar dezelfde schrijver ons verzekert, pas in 1547 zou zijn overleden. De verwarring is waarschijnlijk te wijten aan het feit, dat zowel de vader als de zoon Joost heetten.
Het is bijna zeker, dat het Joost was, die voor Bremen sneuvelde, al wordt de doodsoorzaak in de registers niet genoemd. Wel staat vast, dat Heer Joost van Cruyningen in September 1547 in het buitenland plotseling overleed zonder kinderen na te laten. In de laatste dagen van September 1547 verspreidde zich dat bericht door Heenvliet en verwekte daar grote opschudding. Men was zich zeer goed bewust, dat, daar Joost geen wettige nakomelingen had, de heerlijkheid moest overgaan in handen van Johan van Cruyningen, een jongere broeder van Joost, die reeds sinds 15 Mei 1544 Heer was van Montfoort, Reyerscop en Hazerswoude en men vroeg zich terecht af, wat deze nieuwe Heer Heenvliet zou brengen. De leenmannen der heerlijkheid, onder voorzitterschap van de baljuw Joost van Ratyngen, kwamen op Wyelesteyn bijeen, om te overleggen wat de gevolgen van dit plotselinge sterfgeval zouden zijn.
Ziehier hoe het clerxboek deze vergadering beschrijft:
Upten 4en dach van october anno 1547 soe syn vergadert boven up dat huys van mijn Edele Here van Cruyningen van Heenvliet, Joest van Ratyngen, baeliou van heenvliet, met leenmannen van heenvliet by naeme als hier nae gescreven staet / Jacob cornelisz cuper / dirck baerrendtsz / aeriaen jacobsz. tgilde / Jan jacobsz. block / Jan claesz. Erckenbout / quiryn jacobsz. / Adriaen danckertsz. / lenert dircksz. / bartholomeus pietersz. / huych jansz. lichtenburch / pieter cornelisz. tgreel / hubrecht aertsz. / cornelis adriaensz. / cornelis cornelisz. maech / adriaen jansz. van swartewale / quyryn hugen soens / Aldaer bijden voirsz. Joest van Ratyngen getoent is geweest twee acten hem bij den hove van hollant verleent, onderteykent by Willem van Dam, ende heeft noch gevraegt den leenmannen, alsoe die selfde eene acte vermelt als die selfde acte wytwyst van date den derden octobris anno 1547, waer up den leenmannen voert antwoerde gaven, alsoe syluden den Edelen here van crunyngen van heenvliet Joest here van crunyngen etc. laest overleden, hemluden alle te saeme eene eedt offgenomen heeft ende sy luden hem gedaen hebben, ende alsoe die heerlycheyt van heenvliet nu vaceert aen eenen anderen here, die sy luden geenen eedt gedaen en hebben, soe en begeren sy luden geen recht ofte iusticie te administreren, tensy dat sy luden mijn Edelen Here als nu here wesende, eedt gedaen sullen hebben, ofte breeder by den hove van hollant daertoe bedwongen worden. Ende alle hetghene dat vorsz.es hebben allen den leenmannen boven vorsz. gevolcht, preter jan claesz. erckenbout, quyryn jacobsz, ende adriaen danckerts, die welcke voer haerluder antwoerde ende opinie gaven, ende seyde, als dat sy luden die acten cloeck genoech kenden om recht ende iusticie te administreren, want die heerlyckheyt sonder iusticie niet en behoerde te wesen".
Het besluit, dat hier viel met 13 leenmannen voor en 3 tegen, was niets meer of minder, dan dat de hoge vierschaar zijn werkzaamheden staakte, omdat zij de eed, die zij Joost van Cruyningen gezworen hadden, niet meer van kracht oordeelden onder zijn broeder Johan, die door de landsheer als graaf van Holland en Zeeland en Heer van Voorne nog niet met Heenvliet beleend was. Zij wilden een nieuwe eed klaarblijkelijk slechts afleggen in handen van de nieuwe Heer en dit was juist onmogelijk, daar Johan van Cruyningen buitenslands was. Baljuw Joost van Ratingen bracht twee acten ter tafel, de eerste een volmacht voor hem zelf om zijn functie te blijven uitoefenen, de tweede een volmacht voor de leenmannen, beiden uitgegaan van het hof van Holland. De eerste luidde als volgt:
„Overmits duytlandicheyt vanden heere van cruninghen ende heenvliet etc, dat oeck de commissie van de jegenwoerdigen baelue van Heenvliet, Joest van Ratingen, geexpireert es, ende ten eynde de iusticie aldaer gevordert ende de vorsz. iurisdictie nyet rechteloes en blive. Soe eest dat tvoorsz. hoff gecommitteert heeft ende committeert mits desen den vorsz. Joest van Ratyngen omme als baeliou ende schout van heenvliet vorsz. mette mannen ende scepenen respective in criminele ende civile saecken recht ende iusticie te helpen administreren tot anders van wegen de voorsz. heere van crunyngen sal wesen geordonneert. Gedaen in den haghe den 28sten septembris anno 1547 in kennis van my, Willem van Dam".
De tweede volmacht luidde als volgt:
„Op huyden waeren byden hove van hollant, overmits dabsentie ende vytlandicheyt van de here van crunyngen heenvliet gecontinueert ende continueert tselfde hoff met desen de mannen ende scepenen in criminele ende civile saecken respective recht ende iusticie te helpen administreren tot anders van wegen den vorsz. here van crunyngen sal wesen geordonneert ende dat opten eedt by hem luyden gedaen ofte van nijeuws als noch te doene in handen van den bailliu aldaer. Gedaen inden haghe den derden octobris anno 1547 in kennisse van my, Willem van Dam."
Wij zagen reeds, dat de vergadering van leenmannen deze akten niet aanvaardde. Blijkbaar waakte men angstvallig tegen enige inmenging van de landsregering. Een leenman van de heren van Cruyningen ontving alleen van deze enige commissie, indien hij de daartoe vereiste eed als vazal in diens handen had afgelegd. De afzonderlijke positie van Heenvliet als vrije heerlijkheid werd gewaardeerd en de privileges krachtig verdedigd tegen iedere inmenging, temeer als die kwam van de zijde van de landsregering. De inwoners meenden, dat zij aan niemand enige verantwoording schuldig waren dan aan hun heer, en de ambtenaren, die hij uit hun midden aanstelde en zij waren daar trots op. Zij wisten wel, dat de Heer van Heenvliet moest buigen voor de Keizer, maar dat was voor hun begrip meer theorie dan werkelijkheid. De tijden waren echter veranderd en de inwoners van het „vorstendom" Heenvliet zouden thans bemerken, hoezeer de centraliserende politiek van de landsregering de door deze benoemde colleges en ambtenaren een macht gaf, die op beslissende ogenblikken de soevereine positie van Heer en heerlijkheid overschaduwde en de Keizerlijke macht tot een realiteit maakte.
De inwoners begrepen dat niet. Zij hielden aan de „oude tijd" vast en waren van nature recalcitrant. De leenmannen wensten van het hof van Holland niets aan te nemen, waar het hun functie betrof en bovendien wilden zij hun nieuwe Heer dwingen naar zijn heerlijkheid te komen, opdat zij dit konden behandelen als een „binnenlandse aangelegenheid" en „vreemde" inmenging afweren. Doch Johan van Cruyningen verlangde allerminst naar Heenvliet en nog minder wenste hij de regering onwelgevallig te zijn door zich tegen haar te verzetten. Hij maakte in Brussel goede sier en koesterde zich daar in de keizerlijke zon. Hij zowel als zijn verwanten, de Bourgondiërs, stonden in blakende gunst. Hij was verwant aan de stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht en admiraal-generaal der Nederlanden, Maximiliaan van Bourgondië, Markies van Vlissingen en Vere, welke in 1549 zelfs zijn zwager zou worden. Erfenissen en hoge posities aan het hof te Brussel lagen in het verschiet en Heenvliet interesseerde hem slechts in zoverre als het hem een deel van zijn jaarlijks inkomen verzekerde. Inwoners en leenmannen zagen tevergeefs naar hem uit. Hij heeft ze zelfs twee jaar op zijn komst laten wachten.
De leenmannen echter volhardden in hun houding en deswege werd er geen iurisdictie meer uitgeoefend, wat des te pijnlijker was, omdat juist een zwaar misdadiger, Lenert Bonifaes, op zijn vonnis wachtte. Zodra had echter de stadhouder-generaal dit verzet niet vernomen, of hij verzond een „besloten" brief, welke de leenmannen de lust benam om de regering verder te negeren. Zij vreesden voor hun ambt, zo al niet voor hun hoofd. De inhoud kon men niet misverstaan:
„Die heere van Beveren, vander Veere, Vlissingen, Brouwershaven,
Duvelant etc. stadhouder generael deerste ende andere Raden des Keizers over Hollant, Zeelant ende Vrieslant. Eersaeme discrete goede vrunden. Hoewel wy U by acte hebben doen ordonneren ende autoriseren omme metten bailliu van Heenvliet Joest van Ratyngen, overmits duytlandicheyt van den here van Cruningen, recht ende iusticie te administreren opten ouden eedt, soe verstaen wy nochtans, dat ghy des ingebreke blyft tot verachterynge van iusticie ende in cleynachtigheyt van onsen voorsz. ordonnantie, Scriven, ordonneren ende bevelen Uluyden daer omme by desen andermael metten voorsz. baelliu recht ende iusticie te helpen administreren als dat behoort, ofte zullen by gebreke van dyen, ende andermael clachte verhorende, jegens U luyden ende eenen ygelycken van U doen voersyen naer exigencie vande saecke, twelck wy verhoepen, dat ghy luyden verhoeden sult. Eersaeme discrete goede vrunden onze Heere God sy met U. Gescreven inden hage den 6en octobris Anno 1547" (onderstond. W. van Dam).
Dit schrijven bereikte blijkbaar 7 October de leenmannen, die zonder enig protest verder te doen horen de 8ste October hun juridische practijk hervatten. Den 12en October werd het vonnis over Lenert Bonifaesz. van Berckel uitgesproken, die in Bleyswyk zijn schoonmoeder had doodgestoken en tijdens zijn vrijgeleide in Heenvliet nog kousen, laken, en schakelnetten had gestolen. Hij werd veroordeeld om onthoofd te worden, welk vonnis dezelfde dag te Heenvliet werd voltrokken.
De leenmannen en de inwoners moesten nog tot Juli 1549 wachten, voordat zij Heer Johan van Cruyningen, Baanderhere van Cruyningen, Vrijheer van Heenvliet en Haserswoude, Heer van Montfoort, Reyerscop, Steenkercke, Tongernelle, Waversy, Burggrave van Zeeland, konden begroeten. Hij was vergezeld van zijn gemalin, die hij in datzelfde jaar getrouwd had, n.l. Jacqueline van Bourgondië, dochter van Adolf van Bourgondië, eerder weduwe van Jan van Vlaanderen, Heer van Praet en Woestyne, een der chefs van de Raad van financiën en Opperbaljuw van Brugge. Zij was een zuster van de reeds eerder genoemde Maximiliaan van Bourgondië, de stadhouder van Holland en Zeeland. Aangezien deze ongehuwd, en zijn zuster zijn erfgename was, lag het markiezaat van Vlissingen en Vere en de positie van deze Bourgondiër, die zich „Eerste Edele van Zeeland" noemde, in het verschiet voor Johan of zijn nakomelingen. Hij was een man van grote verwachtingen, doch het lot heeft hem wel zeer teleurgesteld. Men kan wel zeggen, dat onder Johan van Cruyningen de achteruitgang van de positie van dit geslacht der heren van Heenvliet en daarmede van de heerlijkheid Heenvliet zelf begon.
Johan van Cruyningen werd pas de 29ste September 1549 met Heenvliet beleend en in de tien jaar, dat hij over Heenvliet de heerschappij uitoefende heeft hij zijn onderdanen weinig voorspoed gebracht en weinig vrede gelaten. De grote staat, die hij voerde, had hem in geldgebrek gebracht en het bezit van Heenvliet kwam hem zeer van pas. Reeds in December 1549 sloot hij een hypotheek op dit bezit af, hetgeen hem voorlopig deed beschikken over ƒ 4000,-. Ook Cruyningen en Hazerswoude dienden tot onderpand. De grote tijd van de oppermachtige landadel was echter onherroepelijk voorbij, doch Johan noch zijn zoon Maximiliaan konden het droombeeld der oude ridderschap prijsgeven. Hun grandeur was niet in overeenstemming te brengen met versobering en zo vervielen zij van de ene schuld in de andere. Maximiliaan van Cruyningen moest tenslotte de waarheid van het oude woord ervaren „sera parsimonia in fundo", toen alle middelen der van Cruyningens waren uitgeput en hij berooid te Heenvliet overleed. De vader echter kon tijdens zijn leven zijn stand nog ophouden, hoewel met moeite. Zeer waarschijnlijk hebben de inwoners van zijn heerlijkheden de lasten van het geldgebrek van hun Heer moeten dragen.
Doch ook in ander opzicht liet hij de bewoners van Heenvliet niet met vrede. Zij leefden in een tijd van gisting en beroering. De hervormingspogingen in de kerk en het verzet tegen de kerk hield de aandacht der gehele christelijke wereld gevangen. Ook aan de inwoners van Heenvliet ging het verzet tegen de kerkelijke en de overheidsmaatregelen niet voorbij. Mr. Eyngel Willemsz, hun pastoor, had beslist partij gekozen voor de nieuwe richting. Dit was op geheel Voorne en daarbuiten bekend, doch de bescherming, die hij van de beide voorgaande Heren van Heenvliet genoot, had hem tot nog toe gevrijwaard voor nadelige gevolgen. Reeds vervulde hij sedert 1533 zijn plicht, zoals hij die opvatte, doch de nieuwe Heer zou aan de nieuwlichterij radicaal een einde maken, waarschijnlijk om bij het hof in het gevlei te komen. Baljuw, schepenen en mannen, die nooit een oordeel hadden geveld over een der bewoners terzake van godsdienstige dwalingen en misbruiken en die het misschien wel met de gang van zaken eens waren, moesten plotseling de naleving der kerkelijke plichten van hun mede-inwoners gaan naspeuren. Zij konden zich niet aan die taak onttrekken, gezien de placcaten. Hoewel de pastoor hen dat allerminst geleerd had, waren er inwoners, die de kerkdiensten verzuimden. Merula kreeg daarvan natuurlijk de schuld, doch deze oorzaak der ketterij moest men voorzichtig aanpakken. Hij was in de loop der jaren wel geliefd geworden bij de bewoners van Heenvliet. Eerst echter moesten zijn aanhangers de straffe hand der overheid voelen. Zo werd op 20 September 1550 Lijsbeth Lauwe voor de hoge vierschaar gedaagd, en werd haar door de baljuw bevolen, op een boete van 10 pond, te verbeuren aan de Heer, dat zij iedere Zondag en iedere Heiligendag onder de hoogmis ter kerke moest gaan. Lijsbeth was voorzichtig en toonde zich gedwee.
„waerup Lijsbeth Lauwe ter antwoert gaf f in presentie van de leenmannen voorsz. ende seyde: „Wel, Heer Bailliu, dat zal ick doen als ick mach (kan), want niemant en weet soe wel mijn gebreck als ick".
Het zou nog slechts twee jaar duren, of Heenvliet werd zelf het toneel van een historia tragica, n.l. de gevangenneming van pastoor Engel (Merula) en zijn proces, dat de plaats zelf in de geschiedenis der lage landen zijn grootste en treurige vermaardheid heeft gegeven.

Avez-vous des renseignements supplémentaires, des corrections ou des questions concernant Joost van Ratingen?
L'auteur de cette publication aimerait avoir de vos nouvelles!

Ancêtres (et descendants) de Joost van Ratingen

Joost van Ratingen
????-



Avec la recherche rapide, vous pouvez effectuer une recherche par nom, prénom suivi d'un nom de famille. Vous tapez quelques lettres (au moins 3) et une liste de noms personnels dans cette publication apparaîtra immédiatement. Plus de caractères saisis, plus précis seront les résultats. Cliquez sur le nom d'une personne pour accéder à la page de cette personne.

  • On ne fait pas de différence entre majuscules et minuscules.
  • Si vous n'êtes pas sûr du prénom ou de l'orthographe exacte, vous pouvez utiliser un astérisque (*). Exemple : "*ornelis de b*r" trouve à la fois "cornelis de boer" et "kornelis de buur".
  • Il est impossible d'introduire des caractères autres que ceux de l'alphabet (ni signes diacritiques tels que ö ou é).



Visualiser une autre relation

Les données affichées n'ont aucune source.

Sur le nom de famille Van Ratingen


Lors de la copie des données de cet arbre généalogique, veuillez inclure une référence à l'origine:
Joke van Gorcum, "Arbre généalogique Van Gorcum", base de données, Généalogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-van-gorcum/I28615.php : consultée 13 juin 2024), "Joost van Ratingen".