Enfant(s):
aliassen: Hans Luiken, Swarte Luiken, Ooster Luiken.
Genoemd in het boterpachtregisters van o.a. 1631, 1632 en 1645. Bezat een 8 akkerstuk, Oosteinde 345 (huidige nummering). (Zie ook notities Lucas Jansen Onweer, gedoopt 1699.)
-Hoewel Luicken Frericks als pachter in het boekjaar 1624-1625 nog niet voorkomt in de boeken van de penningmeester van klooster Sibculo (Hans Berents staat dan nog als de pachter vermeld) worden toch een aantal kostenposten opgenomen onder het kopje "timmeringe" die betrekking hebben op Luicken Frericks. Vermeld staat:
-"Luchijn Frericks sijn huijs meede gants vervallen ende daer doen anbouwen ses gebont, het gebont bestaedet voer 7. daelders ende een tonne bier sa. 69-.--."
-"Luchijn Frericks sijn huijs nootwendich moeten kopen 3. balken, alsoe daer geen holts genoech opt goet was, die selve bedongen het stuck op 6. daelders 7 1/2 stuifaers 28-2-8". (bron: Statenarchief Overijssel inv. nr. 3084).
In het boekjaar 1626-1627 staat voor Luicken Frericks de volgende uitgave vermeld:
-"Luchijn Frericks doen maken in sijn nije huijs 6 glasen het stuck 30 stui:
ende den timmerman gegeven van nootwendige reparatie 4. daeld: sa ---------25-.-. " (dwz 25 gulden). (bron: Statenarchief Overijssel inv. nr. 3084).
In 1635 pacht Luicken zijn erf voor 50 gulden per jaar, hij betaalt overigens 70 gulden.
In 1636 is het totaalbedrag 84 gulden. Er zit 10 gulden bij die voorheen aan de Heer van Almelo werd betaald en nu dus aan het klooster Sibculo. In 1638 verandert er wat aan het bedrag. Vermeld staat dan dat overeenkomstig apostille van 16 februari1638 het pachtbedrag bepaald is op 45 gulden. Hij draagt dat jaar af 63 gulden. Wat dat meerdere bedrag iedere keer is weet ik niet.`Uit de stukken blijkt verder dat de meiers van de kloostererven kennelijk een procedure voerden tegen de Heer van Almelo. Gemaakte onkosten hiervoor werden door de rentmeester van het klooster in mindering gebracht op de pachtgelden van 1639-1640. in 1646 krijgen de (3 meiers, waaronder mogelijk ook Luicken Frericks) elk een vergoeding van 25 gulden voor het verplaatsen van hun erven meer veenwaarts (totaal boekingsbedrag van deze uitgaaf is vreemdgenoeg 105 gulden)(bron: Statenarchief inv. nr. 3085).
1650 pacht Luicken Frericks zijn goed voor 78 gulden per jaar(Statenarchief inv. nr. 3114b). In een ongedateerd overzicht (mogelijkvan 1662), tussen stukken van 1650 en 1667 zit een pachtoverzicht, waarin vermeld staat Hermen Jansen en Jan Luicken met een pachtvergoeding (geldend voor 6 jaar) aan het klooster voor een bedrag van 78 gulden.
Volgens het tiendenboek van klooster Sibculo uit 1649 was het erf van Luicken Frericks tiendenvrij en had hij geen hooiland, terwijl het weideland van slechte kwaliteit was, waarop geweid werden 4 koeien (Statenarchief inv. nr. 3114d).
In het rentmeesterboek van het klooster Sibculo (Statenarchief inv. nr. 3114b) staat in het jaar 1667 als pachter vermeld de kinderen van Luicken Frericks. Het lijkt erop dat Luicken toen dus overleden moet zijn geweest.
1677 idem kinderen van Luicken Frericks 71 gulden en 10 stuivers (Statenarchief inv. nr. 3114).
1685 Luicken Freriksgoed 71 gulden
Wordt in 1649 genoemd in het register van erven van het Rentampt van Sibculo en Albergen onder de naam "Luicken Frericshof" met de bemerking "ende ´t weyland is slecht, waarop geweid worden 4 koeien". In 1630 beklaagt Luichien Fredriks zich bij de provincie dat de pacht veel te hoog is. Het goed zou als "Frerick Luickenserve" in het Memorieboek van klooster Sibculo, lopend over de jaren 1501-1548 zijn genoemd (volgens Herman Jansen in Ken uw dorp en heb het lief blz. 147). Dit suggereert eenfamilierelatie met Luichien Frederiks, gezien de namen. Echter in 1619 is er in het boterpachtregister geen directe familielink meer traceerbaar, op het goed woont dan Hans Berendes-overigens al genoemd in het boterpachtregister van 1583-, (misschien de schoonvader van Luichien Fredriks?). Hetzelfde is het geval in het verpondingsregister van 1601. Luichien Frericks vader is hier niet te vinden.
Bij een openbare verkoop van landerijen in 1649 van de desolate boedel van wijlen Hermen Geerts die ook wel Oostert of Kremer (Archief Huize Almelo inv. nr. 2857), wordt hij als borg genoemd. Bij de verkoop van de landerijen is Berent Berentsen Berrichof hoogste bieder van een stuk land voor de som van 318 goltgulden, daarbij gaf hij als borg op de vader van zijn vrouw te weten Luicken Frerix.
Er is in 1655 een rechtzaak waarin Luichien Frericks de hoofdrol speelt (archief Huize Almelo inv. nr. 2932). Luichien had in de herberg van Jan Hendrix Spanier (ook welk van Spanien genoemd) naar hartelust gezongen, onder het genot van een biertjeen een pijp tabak. De waardin verzocht hem naar huis te gaan, maar dat liep natuurlijk op een scheldpartij uit met als gevolg een rechtzaak. De gevolgen zijn ernstig. In het breukenregister valt te lezen dat hij zijn huis, gelegen op het land van zijn broer Frerick Frericks, in onderpand moet geven aan de heer van Almelo, vanwege de opgelegde boete. Interessant is dat staat vermeld dat het huis dat hij in onderpand geeft, gelegen is op het land van zijn broer Frerick Frericks in de buurt van de kerk. Het erf is nl. gelegen naast de pastorielanden. Luicken treedt in 1655 als keurnoot op in een proces tegen de drost van Thil ivm een geldkwestie (obligatie), bron AHA inv. nr. 3226,(foto 260, 9-8-2006b). In 1652 treedt Luicken op als getuige in een accijnskwestie, als bezoeker van het café van Jan Spanier, legt hij een verklaring af inzake een conversatie die hij had gehoord.
Diverse malen komt Luicken Frericks, met alias Swarte Frerick, voor in de breukregisters van de Heerlijkheid Almelo. Hij krijgt met enige regelmaat ruzie in of buiten de kroeg. Ik vermoed dat Luicken een drankprobleem heeft gehad.
op zaterdagavond 16 november 1639 heeft Luicken Frericks ruzie gehad met Jan Kuiper en ook heeft hij 3 dagen nadien 2 sneden in zijn hand opgelopen, niet wetende wie dat gedaan heeft. (bron breukregisters: AHA inv. nr. 3240).
Op 30-11-1644 hebben Luicken Frericks en Frerick Gerrits Buijter ruzie in het huis (kroeg?) van de koster, waarbij het mes getrokken wordt en Huls Maria aan haar hand gewond raakt. Beiden worden beboet, Luijckas voor 7 goldguldens en Frerick voor 6goldguldens.
Op 25-8-1659 wordt Berent Jansen Rappert beboet voor het slaan en het aan het haar trekken van Luicken Frericks, ook wel Swarte Luijcken (stamvader van de Onweersfamilie). Dit kost hem 3 oude schilden. Luicken Frericks, alias Swarte Luicken, trok het mes tegen Rappert. Het voorval speelde in de kroeg van Rappert. Dit komt Swarte Luijckas op een boete van 10 goldgulden te staan. 28-11-1644 hebben de twee weer ruzie met elkaar. Het komt Luicken op een boete van 7 goldguldens te staan. Het is duidelijk dat Berent Jansen Rappert en Swarte Luijckas niet elkaars maatjes waren. (HAA inv. nr. 3245).
Luicken Frericks wordt op 14-01-1662 voor het breukgericht gedaagd, vanwege bedreiging van zijn vrouw, niet alleen met woorden, maar ook met een mes (Huisarchief Almelo inv. nr. 3245).
In een niet exact te dateren (ca. 1650) restant van een gerechterlijk onderzoek is af te leiden dat Luicken ook in de kroeg van Frerick Glasemaker stampij heeft gemaakt en de waard voor schelm en hoerenjager had uitgescholden en de waardin werd daarboven voor "dijckhoer" uitgemaakt. Uit het stuk blijkt verder nog dat de waardin Luicken geen bier meer wou schenken omdat hetgeen nog in de ton zat voor een begrafenis nodig was ("grouvenbeer"). Luicken zou ook nog het mes hebben getrokken om zijn eis meer bier te krijgen kracht bij te zetten. Ongetwijfeld zal Luicken ook in deze kwestie een aardige boete hebben gekregen (HAA inv. nr. 2966).
Mogelijk heeft het feit dat Luicken Frericks, zo vaak bij ruzies betrokken was en daarbij niet schuwde om het mes te trekken, te maken met de bijnaam Onweer die zijn nazaten dragen. Immers ook in onze tijd is de uitdrukking, "zijn gezicht staat op Onweer" een heel gebruikelijke.
In 1639 is Luicken Frerix één van de Oosternaars die een kontrakt sluit ter wille van het afstaan van enig land op de zogenaamde Superplus om de Oosternaar Ooster Jan Luickens te ontzien vanwege zijn slechte landpositie ten opzichte van de Bavesbeek (in een bocht), waardoor deze in zijn landtoedeling benadeeld was. Dit werd nu eensgezind door de Oosternaars ongedaan gemaakt (Archief Huize Almelo inv. nr. 2505). In 1644 is Luicken Frerix assessor (Archief Huize Almelo inv. nr. 2505, foto 165 20062812a), hij wordt dan met de naam Ooster aangeduid. In 1655 is Luicken Frerix eveneens assesor, dan aangeduid met "Luicken Frerix offte Hans Luicken" (bron: AHA inv. nr. 3152). Het lijkt erop dat Luicken Frerix nogal wat aliassen had. Swarte Luicken, Ooster Luicken en Hans Luicken. Een verklaring zou ook kunnen zijn dat het om verschillende personen handelt. In het boterpachtregister is overigens slechts sprake van één Luicken Frerix in deze tijd.
Op 12-2-1655 wordt Luicken Frericks genoemd als voogd van de "pupillen" van zaliger Berent Jansen Hoffman, meestal werd deze functie door verwanten uitgevoerd. Naast Luicken wordt genoemd Geert Jansen. Ze hebben onenigheid met een zekere Geert Egbertssen over de voogdijschap.(bron: bron persoon: Apostillen Archief Huize Almelo invent. nr. 2963.)
Luicken Frericks pacht in oa. 1647-1660 de Vriezenveense tol van de Heer van Almelo voor 3 mud haver of 8 gulden en 5 stuivers. (bron: AHA inv. nr. 1260-1263). In 1645 pachtte Jan Frericks nog de tol van Huize Almelo, mogelijk is dat de broer van Luicken geweest. Vast staat in elk geval dat hij een broer had met deze naam.
Les données affichées n'ont aucune source.