Boso was een zoon van Bivinus van Metz en Richardis, dochter van Boso van Arles. Hij werd door het huwelijk van zijn zuster Richildis met Karel de Kale een belangrijke hoveling. In 870 werd hij graaf van Troyes, Lyon en Vienne, en lekenabt van de abdij van Sint-Mauritius in Agaunum. In 872 werd hij benoemd tot graaf van Berry en tot kamerheer van Lodewijk de Stamelaar, die onder zijn vader koning van Aquitanië was. Boso werd een belangrijke raadgever en bestuurder onder Lodewijk. In 876 volgde hij Karel de Kale naar Italië, waar die tot koning werd gekozen en tot keizer werd gekroond. In Pavia werd Boso tot aartsminister en stadhouder van Italië[1], en tot hertog van Provence benoemd. Boso nam Ermengarde, dochter van de overleden koning Lodewijk II van Italië, en haar moeder Engelberga van Parma, gevangen. Al snel kwamen de drie tot zaken en Boso trouwde met Ermengarde. In 877 werd hij benoemd tot graaf van Mâcon en Chalon-sur-Saône. Hij verzette zich tegen een tweede veldtocht van Karel in Italië. Na het overlijden van Karel behoorde Boso tot de edelen die bij Lodewijk de Stamelaar de bevestiging van diens toezeggingen afdwongen.
Boso II van Provence |
Les données affichées n'ont aucune source.