Datum: 18.00 uur
Les témoins: Gerrit Dekker, Dirk Groeneveld, Johannes Hoek
De Hoogstraat, de oudste straat van Rotterdam en in de middeleeuwen ook wel Middeldam genoemd, is rond het midden van de dertiende eeuw aangelegd op de dam in de Rotte. Aan die straat stond het Gasthuis dat uit 1329 dateerde. Door de groei van de stad voldeed dit Gasthuis niet meer en werd besloten een ander gebouw als echt Gasthuis dat wil zeggen een herberg voor vreemdelingen en ziekenverblijf. Het oude Gasthuis zou dan uitsluitend als raadhuis dienst doen. Dat gebouw werd gevonden in het voormalig, en voor een deel uitgebrande Dominicanerklooster dat gelegen was aan het oostelijk deel van de Hoogstraat. Het Dominicanerklooster of Predikherenklooster dat al sinds 1444 op die plek stond, brandde met de grote stadsbrand van 1563 geheel uit. Daarna is eerst begonnen met de herbouw, maar in 1572 kwam het pas gedeeltelijk herbouwde klooster onder beheer van het stadsbestuur. Na de reformatie kwam het klooster toe aan het stadsbestuur dat eigenlijk daarvoor al het beheer en de toezicht naar zich had toegetrokken. In 1576 werd het klooster omgedoopt tot Gasthuis en betrokken bestuur en bewoners het pand. Pas in 1615 werd het pand enigszins verbouwd en enkele jaren later bouwden de fabrieksmeesters een toren bij het complex. Ter herinnering brachten ze een gevelsteen aan met de volgende tekst: anno 1624 is dese tore gemaeckt en gesteldt als fabrickmeesters waren pieter wthoeck en govert willems goeree beide ovt [oud] bvrgemeesters deser stadt rotterda[m].
In 1869 beschrijft Van Reyn de klok uit de toren als volgt: " vertoont aan de Noordzijde den gekruisten Christus, voor welken een Capucijner, met de paternoster in de handen, nederknielt; ten zijde deze beelden ziet men eene pauselijke kroon en wapen, en in den bovenrand het jaartal 1574, welk jaartal ook aan de Zuidzijde, benevens het beeld der Moedermaagd, het Kind op den arm dragende, gevonden wordt."
Tegelijk met de bouw van de klokkentoren werden de vertrekken aan de westzijde gebouwd. En in 1640 begon het bestuur met de vernieuwing van de vrouwenkamer. De bouwvallig bevonden achterzijde van het complex kreeg in 1697 een over de gehele breedte een vernieuwde noordkant. Uit een omschrijving uit de achttiende eeuw is bekend dat het gebouw werd afgesloten door een houten hek met daarboven het opschrift:
Wilt mildelijk zaaijen
In der armen hoven, Gij zult mildelijk maaijen
In den Oogst hier boven,
Van Reyn vervolgt de beschrijving van het gebouw met: "Links van de gang was een groot ziekenhuisvertrek met bedsteden. Daarachter een ruime vergaderzaal voor de regenten. Aan de rechterzijde, aan de Hoogstraat, een nog ruimere ziekenzaal, daarachter het 'woonvertrek des Binnenvaders' en aan het einde van de gang nog andere vertrekken. Een brede trap leidde hier naar boven. Aan de achterzijde vond men hier de Vrouwenziekenzalen. Ook bevonden zich hier de graanzolders en de grote Mannenzaal. De ruime binnenplaats gebruikte het gasthuis voor: "tot bleekveld diendende, op welke men, aan den buitengevel der Oosterzaal, tusschen de kelder-kozijnen, nog de wapens ziet des Prinsen van Oranje, der Admiraliteit en der Stad; en meer westwaarts, tusschen twee andere kozijnen, den Nederlandschen Tuinleeuw, met zwaard en pijlen, zijnde dit alles in hardsteen uitgehouwen, en vroeger met kleuren afgezet geweest."
Ten oosten van deze binnenplaats bevond[en] zich de ruimten voor de (boven) de vrouwelijke ongelukkigen en (beneden) de mannelijke ongelukkigen, "die de gevolgen van eigene of andere zedelijke uitsporigheden dragen." Ten oosten hiervan was een andere binnenplaats, die eerder tot Kerkhof of begraafplaats strekte, ter weerzijden van de trappen zaten gebeeldhouwde leeuwen."
In de negentiende eeuw onderging het inmiddels bouwvallige gebouw nog enkele veranderingen waardoor in 1820 de toren een ander uiterlijk kreeg.
Verdere bouwkundig verbeteringen waren hoognodig, het gebouw verkeerde niet alleen in slechte staat, maar vanuit het oogpunt van de patientenzorg voldeed het eveneens niet meer. In 1828 kreeg de stadsarchitect Pieter Adams opdracht om op dezelfde locatie een nieuw gebouw te ontwerpen. Zijn ontwerp belande in de la. Uiteindelijk werd het ontwerp van stadsarchitect W.N. Rose, de opvolger van Adams in 1839, uitgevoerd. In datzelfde jaar werd besloten tot nieuwbouw van het gasthuis aan de Coolsingel. In 1851werden de patienten uit het gasthuis verhuisd naar het Coolsingelziekenhuis.
Datum: 17.00 uur
Les témoins: Evert de Roo, Andries Elsinus van Smaalen
L'auteur de cette publication a obtenu le consentement de la personne concernée (s'il s'agit d'une personne vivante) pour faire état des données.
Omdat Johanna is overleden in het gasthuis te Rotterdam mag aangenomen worden dat ze een ziekbed heeft gehad en daar is overleden.
Johanna Dekker |
Archief Delft, BS Overlijden
Archief van de gemeente Hof van Delft, Hof van Delft, archief 152, inventarisnummer 00981, Register van overlijdensakten, 1844, aktenummer 14
Permalink https://hdl.handle.net/21.12115/NL-DtAD38259331
Stadsarchief Rotterdam te Rotterdam, BS Geboorte
Archieven van het ambacht en de gemeente Hillegersberg, Hillegersberg, archief 6-01, inventarisnummer 3357, 1835, Nadere toegang op het geboorteregister van de gemeente Hillegersberg, aktenummer 1835.51
Permalink https://hdl.handle.net/21.12133/509DA38CA795414884E066F0C528C9CB