Herinneringen van mijn oom Willem Foppen Goossenszoon, geb. 7 November 1841. Hij was de oudste broer van mijn vader; ik ben door mijn geboorte van een vader, die ook Goossen heette dus een regelrechte naamgenoot van die oom. Hij overleed op bijna 87 jarige leeftijd in November 1928. Hij wist te vertellen van een Noord Wester Storm op de reede van Harderwijk anno 1868 – 1870, de datum wist mijn oom niet meer precies.
Mijn oom Willem dan vaarde met zijn vader op de grootste botter van Harderwijk. Het was zomer; ze hadden 3 of 4 dagen gevist met de botsleepnetten en moesten Donderdagavond na 6 uur de bot lossen aan de voerlui in de Botwellen, de wellen (grasland)bij de Bruggepoort. Het was zeer slecht weer, een verstopte lucht van regen en wind Zuid Zuid.
Omdat Harderwijk geen voldoende haven had (nieuwe haven is pas aangelegd in 1895, vroeger was het havenhoofd waar nu het gebouw staat van de Holland – Veluwelijn en de Rondvaartboten), ging de HK 7 voor anker, ’s morgensom 10 – 11 uur. Iedere visser had zijn eigen afhaler, die met een boot de mensen afhaalde en ook weer aan boord moest brengen. Mijn Grootvader werd afgehaald met de bedoeling tegen 4 of 5 uur ’s middags weer naar boord te worden gebracht om de bot te lossen.
Maar de storm zette door en’s middags na 12 uur, half één, kwam er een Noorder Verloop met springtij, ook wel genoemd springvloed. Een vreselijke orkaan uit Noord Noord West; het water, regelrecht uit de Oceaan, loopt dan in zeer korte tijd wel 4 –5 meter op. Dat, er was geen sprake van voor mijn Opa om aan boord te komen. Meerdere schuitjes, die ook op de rede lagen, kwamen door het vreselijke weer tegen de oude Zeemuur – welke er gedeeltelijk nog is – terecht; de mensen waren meteen schipper af. Wat een ramp! Maar mijn Oom was altijd nog aan boord van de HK 7. En al was door de stoofwind de botter zowat niet te zien, hij was niet van zijn ankers geslagen, maar wel door de kordaatheid van mijn Oom blijven liggen. Hij heeft het klaargespeeld om de tweede dreg (vierarmig anker) uit te zetten in het andere kluisgat naast de voorsteven. De meeste schuiten waren losgeslagen, kwamen op de wal terecht, natuurlijk met veel averij.
De volgende morgen was de wind wat gaan liggen. Toen mijn Grootvader aan boord kwam lag mijn Oom, afgemat van alle doorstane moeilijkheden met zijn laarzen aan in het vooronder, zonder kachel, met een Kluiffok over hem heen. Want hij had vanaf het opsteken van de geweldige storm 6 – 7 uur moeten pompen. Met een Eusemmer (is een houten emmer met 2 gaten er in voor handvaten) had hij het Buiswater wat over de kop van de botter heensloeg uit moeten pompen. Hij was natuurlijk al die tijd kletsnat geweest.
Willem Foppen