Il est marié avec Henderina Simmeren.
Ils se sont mariés le 17 mars 1921 à Groningen (Gr) , il avait 22 ans.
Enfant(s):
Beroep: Diamantsnijder, koopman in tweedehands artikelen
Met dank aan verzetsman Jan Hof:
Meijer was koopman in allerlei , aldus het bevolkingsregister. Men sprak ook over een ' uitdragerij ', ' voddenkoopman ' en ' voddengoed '. Het gezin verhuisde vaak. Het bevolkingsregister vermeldt als woonadres tweemaal het Fransche Pad (aan het eind van de Oostzijde, nu verdwenen), in 1929 de Prinsenstraat, en op 11 december 1933 Hoogendijk 80. Er is ook sprake van andere adressen op de Hoogendijk (11, 52, 61 en 94-95). Jan Mars wiens moeder Floortje de Jong op de Hoogendijk opgroeide, beschreef hen als een typische joodse familie. Saul Smit vertelde dat Meijer een felle communist was. Hij had met zijn vrouw ' wel tien kinderen gekregen ', maar zou haar in de steek hebben gelaten voor een vriendin. Meijer was een neef van Sauls vader Levie. Meijer stond niet als een goede vader bekend', aldus een voormalige buur.
Gezin
Het jonge Groningse gezin verhuisde rond 1924 met de eerste twee kinderen naar Amsterdam. Daar werd de derde geboren: Debora.
Op 18 maart 1926 vestigde het gezin zich aan de Zaan. In Zaandam werden in zes jaar tijd vijf kinderen geboren; drie dochters (Elsje, Marie Sonja Krupskaja en Betty), en drie zonen (Levie, Alexander en Salomon). De naam van het zevende kind toont de communistische gezindheid van de vader: Marie werd met haar derde naam naar Lenin's weduwe Krupskaja genoemd. Op 17 februari 1939 kwam het laatste kind ter wereld, Salomon. Debora zat eind jaren 30 met Hani Kzernitzki* en Regina Lewkowicz* op de kinderclub van de synagoge.
Oorlog
Een aanplakbiljet ' Nederlanders, koopt niet bij Joden ' werd op 4 augustus 1940 bij de joodse winkels aan de Hoogendijk op de etalage geplakt. Maar vermoedelijk had Meijer Smits uitdragerij geen etalage, waardoor hij ontsnapte aan deze vorm van anti-semitisme. Zijn zaak moest in oktober 1940 bij de 'Wirtschaftsprüfstelle' gemeld worden en in maart 1941 aan een niet-joodse bewindvoerder worden overgedragen. Onduidelijk is of dat allemaal gebeurd is. De straathandel in lompen en metalen werd door de nazis als typisch joodse bedrijvigheid gezien en was in juni 1942 nog uitdrukkelijk toegestaan. Smits naam komt voor op de bedrijvenlijst van januari 1942, als koopman .
School
Francina Prins was op School 10, die in de Stationsstraat stond, een klasgenoot van Alex en Sonja Smit. Zij herinnert zich dat beide kinderen op een kwade dag niet meer in de les verschenen. In april 1945 wist meester Ruisink de klas te vertellen dat Alex en Sonja niet meer zouden terugkeren op school. De reden werd overigens niet genoemd.
Gras
R. Duits, die als kind in de Zaandamse Oranjesteeg woonde, sprak tijdens dansavonden in 'Ons Huis' (Gedempte Gracht) regelmatig met twee zonen Smit. De oudste (Willem) voelde zich op dat moment niet lekker, zei hij tegen haar. Hij vertelde, waarschijnlijk in 1942, dat je niet naar Duitsland hoefde wanneer je last had van hoge bloeddruk en dat je hypertensie kon opwekken door gras te eten. Het was een van de fabels die destijds de ronde deden.
Amsterdam
Op 23 mei 1942 verhuisde het gezin naar Amsterdam en vestigde zich in de Nieuwe Amstelstraat 15 hs. Vermoedelijk woonde de moeder na de verbanning met de vijf jongste kinderen gescheiden van de vier oudste kinderen en hun vader. Meijer zou als enige de Holocaust overleven. De andere gezinsleden zijn naar Westerbork en verder gestuurd, maar niet gelijktijdig.
Sobibor
De gevangenen waren uitgeput van de afschuwelijke tocht naar het vernietigingsoord. Ze werden na aankomst langs rozenperken en een villa met de cynisch-grappige naam ' Zum lustigen Floh ' gevoerd. Vervolgens kwamen ze aan bij de zogenaamde kamers ter bestrijding van besmettelijke ziektes, de Seuchenbekämpfungsstelle. Daar volgde de vergassing. Het gezin Smit zat, zonder de vader en de oudste zoon, in vier van de negentien treinen die tussen 5 maart en 23 juli 1943 vanuit Westerbork naar Sobibor gingen. In totaal 34.322 Nederlandse joden werden hierheen gedeporteerd. Zestien van hen overleefden.
Meijer Smit kwam op 01 juni 1945 terug naar Zaandam. Op 18 oktober1946 verhuisde hij naar Groningen, vervolgens op 20 juni 1961 naar Haren (Gr) en overleed aldaar op 24-03-1976.
.
Les données affichées n'ont aucune source.