(1) Il est marié avec Josea Elgersma.
Ils se sont mariés apres 1605.
(2) Il est marié avec Geertje Hotze Algers.
Ils se sont mariés le 23 octobre 1605 à Huizum.
Enfant(s):
Enfant(s):
Studeerde in Herborn ca. 1601, Henricus Meiling, - ook Meilinck en Meilingius,
dit laatste was 743110 eigene handtcekening, volgens
't geen mij gebleken is in een Album amicorum van
A. à Bootsma; - te Ruurlo als kandidaat in 1602, van
daar hier beroepen, vertrok zonder ontslag, was hier
reeds den 23 October, daar hij toen te Leeuwarden
huwde, verroepen naar Arnhem in 1610; zijne laatste
handteekening is onder de kerkerekening van dat jaar,
die gewoonlijk in Januarij of Februarij gedaan werd. Te
Arnhem werd hij van zijnen dienst ontzet in 1619.
In Huizum is hij gekomen in 1605. Nu moeten we ook iets vertellen van de jongste predikant te Arnhem uit die dagen ds. Henricus Meilingius, die de 3e juni 1610 aan Arnhems kerk "bestedigd" werd. Zo staat het in de notulen. Dit schijnt een zeer welsprekend man te zijn geweest. Vooral de Arnhemse aristocratie was een en al verrukking over "zijne gansch voortreffelijke gaven, zowel in ''t prediken als als ook in ''t troosten en vermanen." Nu dat kan zijn. Welsprekend moet hij wel geweest zijn ...
Maar we kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat hij de mensen naar de mond praatte.
Ds Meilingius kwam voor zover wij weten uit het Graafschap Zutphen. Van zijn jeugd af was hij zeer bevriend met de Graaf van Lymborg en Borculo, die ook Heer van Eijbergen en Bronckhorst was. Deze Graaf was echter beslist geen calvinist. Toen de bakens in het Gelderse reeds lang waren verzet, hield hij toch tot hofprediker een papist in zijn dienst en na diens vertrek een Lutheraan. In 1601 was ds. Meilingius of Meilinck predikant te Ruurlo waar hij het Avondmaal uitdeelde aan allen die zulks maar begeerden. Van een onderscheiden prediking zal hij dus wars zijn geweest, hoe kon hij dit anders in overeenstemming brengen met zijn handelwijze. Verder leefde hij los van de kerkelijke ordeningen want op een gegeven moment kreeg hij een beroep naar Friesland. In 1605 verlaat hij zonder kerkelijke acta van ontslag zijn gemeente te Ruurlo en dan wordt hij predikant te Huizum bij Leeuwarden. Toch ging het te Huizum niet slecht. Een vijftal jaren weidde hij daar de gemeente en scheen hij intussen een goed calvinist geworden te zijn. We zeggen scheen, want ds. Meilinck miste de zuivere grondslag, maar dat kwam niet uit in zijn prediking zolang hij onder goede leiding stond. De roep van zijn welsprekendheid woei uit het verre Friesland zelfs over naar Arnhem. Hier had men in 1609 grote behoefte aan een derde predikant. Ds. Fontanus was inmiddels 64 jaar geworden en ds. Burschet sukkelde met zijn gezondheid
In 1618 was Unica Ripperda markarichter van Waalde en Henricus Meyling markeschrijver. Ook deze was
pastoor van Hengelo blijkens volgende notitie in het markeboek: 'Den pastor van Hengelo wordt een timmerholt
toegestaan van dat hij volle arbeits
mit schrijven in den Holtink (markevergadering) moet doen'.
Vermoedelijk stamde deze Meyling uit
de richtersfamilie Meijlink te Borne.
Al was zijn titel dan pastoor, hij was
geen katholiek pastoor maar Arminiaans of Remonstrants 'gereformeerd'
predikant. De Arminianen, die omtrent
de voorbeschikkingsleer minder strenge opvattingen hadden dan de Gomaristen of contra-Remonstranten, vonden hun steun vooral bij de bestuursambtenaren. Unico Ripperda als drost
van Twente behorend tot de magistratuur, had gebruik makend van het van
ouds bestaande benoemingsrecht of
patroonsrecht, dat de Heer van Hengelo bezat, natuurlijk een Arminiaans
predikant beroepen. Dit zinde de
streng Calvinistische Classis Deventer
niet. Op 1 maart 1618 werd in de Classis vergadering vastgesteld, dat Hendrik Meilingius te Hengelo noch geexamineerd noch bevestigd was door
de Classis en daarom onwettig was.
Op 15 september van hetzelfde jaar
werd hij gedagvaard voor de Classis,
maar hij verscheen pas, toen de vergadering gesloten was en de gedeputeerden vertrokken waren. Dit zette
natuurlijk nog meer kwaad bloed,
waarop hem op 2 december 1618 de
dienst te Delden en Hengelo verboden
werd. Op 29 januari 1619 werd dit nog
eens bevestigd met de vermelding:
'Omdat Meilingius zich trots getoond
heeft tegen de magistraat en zijn
dienst niet wilde afstaan, is hij door de
deputaten van zijn ambt gesuspendeerd'.
Enkele jaren hoort men dan niets,
maar op 21 mei 1622 stelde de Classis-vergadering vast, dat Hengelo 'met
geen prèdikant' voorzien was. Men zal
aan de drost (Ripperda) schrijven, dat
binnen 14 dagen een predikant beroepen moet worden, anders doen zij het
zelf. Hierop antwoordde de drost, dat
hij de voorlezer en schoolmeester
(Meyling was dus ook schoolmeester)
te Hengelo opgedragen had tegen de
1e juni voor de Classis te verschijnen.
Hij zou echter aanblijven tot een wettelijke predikant beroepen was. Waarschijnlijk is Meyling hierop afgetreden
of overleden, want op 2 september
1623 stelde de Classis vast, dat de gemeente te Hengelo vele jaren een gereformeerde prden dag een visschersschuit en een paar mannen, die het vaartuig naar Lemmer roeiden.
Hier moest men weer een schuit huren, om naar Sneek te worden gebracht en vandaar trok men per diligence naar Leeuwarden. Van daaruit werd Huizum bezocht. Men deed er den tijd over, want de rekening geeft aan een bedrag "vereert aan het dochterken, knecht ende maegt van doctor Johan van den Sande", waar de heeren "omtrent 7 dagen thuys hebben gelegen".
De terugreis ging per nachtschuit naar Harlingen, waar men een schip huurde voor den overtocht naar Amsterdam, in welke stad men een paar dagen logeerde.
Per diligence werd van Amsterdam naar Utrecht gereist en verder ging de tocht over Rhenen, waar men overnachtte, naar Arnhem.
In totaal was men 14 dagen op reis geweest en men had 81 gulden, 1 stuiver en 6 penningen uitgegeven.
Deze tocht had succes. Ds. Meylingius, een man van groote gaven, werd beroepen en deze kwam in October 1610 naar Arnhem, waar hij vele jaren als een "naerstig ende godtsalig kerckendiener" is werkzaam geweest.
In 1611 werd hij uit zijn ambt gezet in Ruurlo
In 1618 ging hij naar Eibergen, in 1622 vertrok hij naar Borculo
In 1625 moet hij geweest zijn in Lathum
in 1629 schreef hij een brief aan Hugo de Groot.
1431. 1629 oktober 1. Van H. Meiling6.
Vrede van Christus.
Met aandrang van7Ik zal je in mijn ziel brengen en tot jou, mijn beste broer, is het duidelijk een man en zijn argumenten in het geloof, om mijn brieven te geven, ik bloosde en ondersteboven, opdat hij niet een klein beetje van het voorhoofd zou lijken te hebben, het gezicht van het onbekende, de TA dat deze zouden worden verergerd. Maar het is in tegenspraak met deze notulen en we zullen worden vrijgelaten, herinner me dit zo snel mogelijk van de brieven, die ze eens hadden TA aan Frederick de Sande, ben8en laat hem ook Arnhemiae, waar ik in die tijd een dienaar van het Woord van God was, voor mij gewoon was. Redolebant echt en echt jammer dat deze letters, zodat ze zouden verzoenen, een wonderfiguur van rode wijn en geest naar waarheid en liefdevol licht van de middag duidelijk aangetoond. Namens de Godheid: de spiegel van de meest transparante en waarvan de eer van uw vader, wanneer zij I. van Christus de Verlosser zijn, en de boeken, evenals de aanvoerder van ons namens de religie, tegen de modernen, de Arianen, ketters en valse beschuldigers in het licht van de hoge en van u uitgezonden,9. , Door de angst met een gevoel van schaamte van deze dingen af ??te schudden, voor de behoeftigen, die haar ook gaven, zodat een spreekwoord zo is, waarvoor ze niet winstgevend zijn,
Henricus Meilingius | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) > 1605 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Josea Elgersma | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1605 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geertje Hotze Algers | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onbekend |
Les données affichées n'ont aucune source.