Bron:
Persoonlijke gegevens Catharina Bergers
Zij is geboren op 20 september 1830 in Tholen, Zeeland.Bron 1
Woonachtig:
van 1830 tot na 1832: Wijk E nr 445, Tholen, Zeeland.Bron 2
van voor 1836 tot 2 mei 1850: 1500 gemeten polder buiten meestoof, Wijk E nr 476, Tholen, Zeeland.Bron 3
van 2 mei 1850 tot 29 oktober 1850: Dalemschestraat, Wijk A nr 37, Tholen, Zeeland.Bron 3
van oktober 1850 tot 22 december 1855: Jurisdictie 141, Poortvliet, Zeeland.Bron 4
Zij is overleden op 22 december 1855 in Poortvliet, Zeeland, zij was toen 25 jaar oud.Bron 5
Een kind van Adriaan Bergers en Willemina Johanna Flikweert
TWAALF VROUWEN BEMINNEN HUN ZALIGMAKER
DE BEKERINGSWEG EN BEVINDING VAN 12 VROUWEN
EN HUN VRIENDINNENKRING
DEEL 14
Samengesteld door
Willem Westerbeke
Vervolg (2) Catharina Bergers
De meestoof stond aan de Rijksstraatweg van Tholen naar Gorishoek (nu Stoofstraat), aan de rand van Poortvliet. Daar woonde ook de familie Bergers. Nadat ze zich daar gevestigd hadden, werden ze kennelijk door de Heere gezegend.
Niet alleen uitwendig, maar ze mochten ook zien dat er van hun kinderen met de vreze des Heeren bedeeld waren. Zoals reeds eerder opgemerkt, was hun oudste dochter Catharina, in haar kinderjaren reeds bezet met de tere vreze des Heeren. Met het ouder worden nam het Godswerk in haar ook toe. Ze was versierd met een stille en ootmoedige geest en had een voorbeeldig leven voor haar omgeving. Ze was het voorwerp van grote blijdschap van haar ouders.
Maar dit zou niet zo lang duren, want ze begon op een zekere tijd een erge hoest te krijgen, wat haar ouders ongerust maakten. Ze durfden het beiden niet uitspreken, maar dachten aan de tering. Wat een smart was er toen bleek dat deze onrust gegrond was. Met het toenemen van de ziekte werd het de satan ook toegelaten om haar te verzoeken en aan te vechten. Ook kwam Catharina te weten wat de dagen der duisternis zijn. Maar elke keer weer was het de Heere die haar zeer kwam te bemoedigen en te vertroosten,
14
zodat ze onderworpen mocht zijn aan de wil des Heeren.
De ziekte nam steeds meer toe, zodat haar krachten snel afnamen. Daarom vroeg ze op een dag of haar ouders samen bij haar bed wilden komen. Toen begon ze haar ouders hartelijk te bedanken voor de goede opvoeding, in de vreze des Heeren. Ze zei vervolgens: 'De Heere heeft deze opvoeding willen zegenen, waarvoor ik Hem met heel mijn hart dank, maar ook u samen hebt me van mijn kinderjaren onderwezen in de dingen van Gods koninkrijk.'
Maar ze had ook nog een woord tot vermaning aan haar ouders toen ze zei: 'Lieve vader en moeder, ik heb gemerkt dat u in de opvoeding van ons jongste broertje Christiaan (10 jaar oud) wat verslapt. Dat u in sommige dingen het wat minder nauw met hem neemt. Doe dat toch niet, maar wees getrouw in het vermanen en bestraffen van de zonde.'
Diep ontroerd hoorden de ouders dit aan bij het sterfbed van hun kind. Ze waren bezet met droefheid, maar ook met een onuitsprekelijke blijdschap bij het horen en zien van de rijke vertroostingen waarin hun dochter deelde. Ze mochten samen weten dezelfde verwachting te hebben om haar straks te volgen, maar ach, wanneer?
Ook de dokter kwam regelmatig kijken. Hij wist door zijn praktijk dat het niet lang meer kon duren. Omdat hij het bestaan van God ontkende, was het voor hem de weg van de natuur dat de één jong en de ander oud moest sterven. Toch was hij tijdens het bezoeken van Catharina nooit zo op zijn gemak. Eigenlijk moest hij van dit soort mensen niets hebben. Het was hem al wel dikwijls opgevallen hoe rustig en troostvol dit meisje was. Ze had ook altijd wel iets bijzonders te zeggen.
Ook deze keer vroeg hij aan haar: 'Hoe gaat het?' Zijn patiënt richtte zich op en met een stralend gezicht, door een hemelse blijdschap, zei ze met J. Groenewegen:
'Dit is mijn hoop en mijn vertrouwen
Dat ik met Messias' bruid
Eeuwig zonder druk en rouwe
Leven zal, eeuw in, eeuw uit.
Als dat volk uit alle talen,
Vrijgekochten van Gods Zoon
Eeuwig zullen zegepralen
Met het Lam op Zijnen troon. (26ste lied)
Daarna zakte ze in de kussens neer, vervuld met gedachten aan het hemelleven.
En de dokter? Dit keer was het voor hem toch teveel. Hij kon zich niet meer beheersen. Hij stapte haastig op, omdat hij zich eigenlijk hiervoor schaamde.
Het werd met Catharina nu steeds minder, maar ze zag met groot verlangen de tijd van haar ontbinding tegemoet. 'O vader,' zei ze, 'zou dit nu sterven zijn? Ik lig hier als op rozen. Hoe lang zal de reis nog duren voor ik Boven ben?'
Haar vader antwoordde: 'Volgens het zeggen van Smytegelt, ongeveer een half uur'.
Daarna kon ze niet meer praten, maar aan de hemelse glans op haar gezicht was af te lezen waar haar reis heenging. De vrees voor de dood was totaal geweken.
In deze toestand mocht ze, vervuld met hemelse blijdschap, haar hoop verwisseld zien in aanschouwen, om als Messias' bruid deel te nemen aan het feest van de bruiloft des Lams. Zo was de Bruidegom in Zijn hof gekomen '... om de leliën te verzamelen' (Hooglied 6 vers 2). Het was 22 december 1855.
*****************************************************************************************************
Catharina BERGERS |
Les données affichées n'ont aucune source.