Elle est mariée avec Henrick II "de Grootmoedige" van Brabant.
Ils se sont mariés environ 1240.
Zij beschouwt zich na de dood van haar oom Hendrik Raspe, met wie het geslacht van de landgraven van Thüringen, de Ludovingen, in mannelijke lijn uitsterft, als diens ergenaam en handhaaft, weduwe geworden, persoonlijk en uiterst energiek haar rechten op de erfenis, zowel tegenover een drietal neven die ieder ook aansparken doen gelden, als tegenover de aartsbisschop van Mainz; zij noemt zich landgravin en ook ´Herrin van Thüringen, Herrin van Hessen, weduwe hertogin van Brabant´. Zij werkt aanvankelijk samen met een der neven (Hendrik van Meissen) die zij tot voogd van haar zonen benoemt, maar weigert zich neer te leggen bij het verdrag van Ottstadt (1254), waarbij deze Thüringen verkrijgt maar de rechten van haar zoontje zullen blijven rusten totdat het kind ´puer de Hassia´ volwassen zal zijn. Zij strijdt daarna jarenlang tegen Meissen en de aartsbisschop van Mainz die niet slecht militair, maar ook met excommunicatie en interdict tegen haar optreedt. Zij verkrijgt echter de lenen van Mainz in Hessen bij het verdrag van Langsdorf (10 sep 1263) en weet ook met Meissen een regeling te treffen, waarbij zij voor Hessen gebiedsuitbreiding aan de Werra verkrijgt, maar afziet van Thüringen (eind 1264). Zij draagt dan in 1264/65 het bestuur over aan haar zoon.
Dit echtpaar kreeg op 31 mrt 1245 pauselijke dispensatie voor het huwelijk
Les données affichées n'ont aucune source.