"Neus Kaartzenmaker", zegt Wiewaswie huwakte
Il est marié avec Maria Clara Dohmen.
Hun huwakte vermeldt: "De bruidegom heeft aan zijne verpligting omtrent de Nationale Militie voldaan".
Het echtpaar bezat een kaarsenfabriek in Sittard. Die was gelegen aan de zuidzijde van de Markt in de westelijke hoek [bron "Sittard in oude ansichten"]. Op 20 oktober 1870, bij akte voor notaris Willem Nijst te Sittard, heeft Hendrik Joseph zijn vrouw tot zijn "algemene en bijzondere gemagtigde" benoemd, "generalijk om al hunne zaken te beheren en te besturen en zulks niet alleen de gewone burgerlijke, maar ook de zoodanige welke betrekking hebben tot zijn handelshuis, zoowel degene, welke hun beiden betreffen, als de zoodanige, welke ieder hunnen in het bijzonder aangaan. etc". Hendrik Joseph kon deze akte zelf niet meer ondertekenen "uit hoofde van verlamming in de regten hand" .
Waarschijnlijk heeft Clara's broer Martin voordat hij gehuwd was, meermalen bij dit echtpaar gelogeerd als hij vanuit Japan waar hij werkzaam was, op verlof was in Nederland. Huisvesting bij dit echtpaar zal aanzienlijk geriefelijker geweest zijn dan bij de familie in zijn ouderlijk huis, de Onderste Molen in Schinveld.
Ils se sont mariés le 21 octobre 1846 à Schinveld, Limburg, Nederland , il avait 27 ans.
getuige: Hendrik Joseph Deumens, secretaris, nabuur van de bruid; Jan Arnold Buijsers, schrijnewerker, nabuur van de bruid; Jan Hendrik Jannsen, schoolonderwijzer, kennisse van de bruid; Carel Theodoor Buijsers, landbouwer, kennisse van de bruid; allen wonende te Schinveld. J.P. Buijsers, ambtenaar van de burgerlijke stand
Hij is vermoedelijk de auteur in 1848 van een zogeheten Limburgs volkslied. Limburg was in 1830 bij de Belgische opstand meegegaan met de Belgische afscheiding. In 1839 werd Limburg door de Nederlandse overheid weer in bezit genomen zonder acht te slaan op de pro-Belgische gevoelens van zijn inwoners. In de periode tussen 1839 en 1848 kwam het in Limburg dan ook regelmatig tot verzet tegen de gedwongen opname van Limburg in het (Noord-)Nederlandse staatsverband. Men wilde terugkeren naar België of een onafhankelijk hertogdom Limburg verwezenlijken, vergelijkbaar met het groothertogdom Luzemburg. Het lied van Crijns gaf uitdrukking aan deze separatistische gevoelens.
In een publikatie door Emile Haanen "Het Revolutiejaar 1848: De Duitse vlag op de St.Martinuskerk? - Weert en het Limburgse separatisme. In: Weert in woord en beeld : jaarboek voor Weert 19937 (1992) 103-144" staat hierover het volgende:
"Het Limburgs volkslied.
Inmiddels was in Zuid-Limburg een Duitstalig lied in omloop gebracht. Dit was van de hand van de Sittardse fabrikant J. Crijns en droeg de sprekende titel Limburger Volkslied.
De tekst, vol bloed- en bodemromantiek, viel niet in de smaak bij de overheidsdienaren. Gezien de inhoud zal het ook wel niet bij de Weertenaren een groot enthousiasme ontmoet hebben.
Schrijver en verspreiders dienen volgens de procureur-generaal van het Maastrichtse gerechtshof vervolgd te worden. Het is zijns inziens opruiend van aard. Vier dagen na
de verkiezingen besluit de ministerraad echter dat dit soort persdelicten niet vervolgd moet worden. De procureur-generaal haalt bakzeil.
Op 19 mei dook het Limburger volkslied in Weert op. Zeep- en zoutzieder Eduard Janssens had een exemplaar aan verschillende personen laten lezen en Th. Gast had
het lied in het bijzijn van de kantonrechter in de sociëteit hardop voorgelezen. Dat kon de kantonrechter niet verdragen. Hij verliet de sociëteit en ging naar huis.
Het volkslied verdween daarna onder de tafel en bleef daar.
Hendrik Joseph Crijns | ||||||||||
1846 | ||||||||||
Maria Clara Dohmen |
Les données affichées n'ont aucune source.