(1) Il est marié avec Neeltje Jansdr. Block.
Ils se sont mariés en l'an 1623 à Pernis, il avait 50 ans.
Enfant(s):
(2) Il est marié avec Maritge Rokus Maritgen Rokusdr Lems (van´t Hoogerheijt).
Ils se sont mariés le 1 mai 1605 à Poortugaal, il avait 32 ans.
Enfant(s):
De stamvader van het geslacht Moerman in Nederland is deze Willem Pieterszoon Moerman, die in 1587 vanuit Blankenberge vluchtte voor de Spanjaarden nadat de overige leden van de familie bij de verovering van Blankenberge door de Spanjaarden waren vermoord. Willem Pietersz. is dan 14 jaar. De Spaanse soldaten hielden vanwege de 80-jarige oorlog nogal huis in de Zuidelijke Nederlanden, wat grote stromen vluchtelingen opleverde naar de Noordelijke Nederlanden.
Moerman betekent man van het moer, dat is moeras, ook wel geschreven als Moorman. Dit geeft de nauwe verbondenheid aan met de ontginning van het veengebied rond Uitkerke en Blankenberge vanaf de 14e eeuw.
Willem Pietersz., wiens familie in Blankenberge de ontveningen aan de kust (het huidige natuurgebied Het Moer) ten behoeve van brandstof voor Brugge uitvoerde, was bekend met bedijking en ontginningswerk en vestigde zich op één van de drie platen die later tot het eiland Rozenburg zouden uitgroeien, de plaat die hij 'Blankenburg' noemde, naar zijn vorige woonplaats 'Blankenberge' in België.
(Zie voor het ontstaan en de groei vann deze platen de geschiedenis van de stad Vlaardingen, die hierdoor haar leidende positie als handelsstad rond de 14 eeuw verloor.)
De platen maakten toen deel uit van de Maasmonding, die erg breed was. Zo breed zelfs dat aan de rechteroever Vlaardingen, Maassluis en 's Gravenzande lagen, en aan de linkeroever Voorne Putten, Geervliet, Zwarterwaal en Brielle. In deze brede monding lagen grote zandbanken, die tot eilanden dicht slibden. Een van deze eilanden was Rozenburg en het is één van de verdiensten van het geslacht Moerman geweest dat zij er aan gewerkt hebben om dat land te ontginnen en in te dijken.
Wat de woonplaats van Willem Pietersz. betreft kan men aannemen dat hij zich allereerst gevestigd heeft op een stuk grond dat niet onmiddelljk onder water liep bij verhoogde waterstand en dat hij stelselmatig de droog vallende schorren heeft bewerkt en van dijken en kaden heeft voorzien.
Eerst in 1627 werd de aldus ontstane dijkage door de Staten van Holland en West Friesland beschreven en in kaart gebracht en als een onsterfelijk erfdeel aan Hunne Edel Groot Mogenheden als Ambachtsheerlijkheid aangewezen. Bewoner Moerman had toen een bezit van 118 gemeten, 187 roeden.
Als buren had hij: de weduwe Van der Does, Jacob van der Does, Cornelis Joriszoon van Dijk, Jan Doense Sonneveld, Samuel Pieterszoon de Ouden, de weduwe van Hendrick van der Kaden en Jan Corneliszoon van der Plaat.
Het wapen van Willem Pieterszoon Moerman (het linker wapenschild) is in vier delen gesplitst. In het eerste en vierde kwartier is in een gouden achtergrond een zwarte vogel vogel te zien (Moerbei-vreter?), zittend op een groene tak van mogelijk een Moerbeiboom, met rode bessen (zijn eetbaar!). De kwartieren 2 en 3 in bruin bevatten een zilveren ('blanke') burcht: het wapen van Blankenburg.
'Moer' verwijst vermoedelijk oorspronkelijk naar 'moeras', veen, wijzend op een beroep als turfsteker of ander veen-gerelateerd beroep?
Rechts op het schilderij: Het wapen van Neeltje Jans, de tweede vrouw van Willem Pieterszoon, met in het midden drie boven elkaar en aan elkaar verbonden lelies met links de letter N en rechts de letter J.
Boven en rond de schilden zie je een versiering (de 'schilddekking') met een moeilijk te herkennen helm, en daar boven op weer de blanke burcht en moerbeivogel. Onder de schilden is een lint aangebracht waarop staat "Willem Pietersz. Moerman AD XVICXLVIII" (16 honderd 48, merkwaardige Romeinse telling...).
Onder het lint een gedicht, wat hieronder staat, met daarboven op een rand een engelkopje met de woorden: "Souckt dat boven is" en een engelkopje eronder met de woorden "Niet wat beneden is".
Met dank aan De Genealogische Website van Pim Ooms voor de uitleg. Ook de webpagina van Arjan Moerman gaat in op de betekenis van ons familiewapen (met kleurenfoto).
Na de verovering van Blankenberge gevlucht naar de Noordelijke Nederlanden op 14-jarige leeftijd (enig overlevende van de familie in Blankenberge.
Kreeg in Nederland toestemming van . . . om het eiland . . . in te dijken, en heeft zijn woonplaats daar Balnkenburg genoemd als aandenken aan zijn geboorteplaats.
De vestiging werd aangeduid als Heerlijkheid. De versterkte boerderij werd lang aangeduid als het kasteel van Blankenburg. Als heer van de Heerlijkheid werd de titel Heer of ook wel Sieur (Sr.) gevoerd.
Acte voorkomend in het Alg. Rijksarchief te Den Haag uit het Not. Archief inv. no. 5491 no. 242. Het betreft een erfenisregeling tussen de kinderen uit het eerste huwelijk van Willem Pieters Moerman en die uit zijn tweede huwelijk geboren werden. Op huyden den 3 july 1652 compareerden voor mij Adriaen de Bye Nots. Publ. by den Hove van Hollant, geadmitteert op Maessluys... : Rochus Willems Moerman wonende aen Boonesluys onder Maeslant, Pieter Willems wonend ontrent de stadt van Briel, Jacob illems wonend op Swartewael, Adriaen Corsz. Iselsteyn smith in Maeslant als getrout hebbende Fijntge Willems, Heynderick Claes wonend op Blanckenburch getrout met Fijtje Willems, Jochem Leenders, wonend in Heeckelingen, als getrout hebbende Barber Willems, alle kinderen van za. Willem Pietersz. Moerman overleden op Blanckenburch en bij deselven verweet aen Maertge Rochussen eerste huysvrou, ter eenre; mitsgaders Andries Willems Moerman, Jan en Jannetge Willems Moerman mede kinderen van de overleden Willem Pieters in twede huwelijk verweet aen Neeltge Jansdr. ter andere sijde.
Aantekening: 'Aandachtige Overdenkinge over mijn wedervaren in deze bedroevende, lijdende en strijdende Weerelt'. Als Spaans freet gespuis heel Vlaanderen gingh kwelle, Zoo dat geen leeuw hem in't freets(t)e mogh aanstelle, Zoo heeft daarboven nog ons honger zware plage, Daar bij nog zware pest schiere (g)eslaage. Ik die was jong geyaard, moest vluchten door dees nood, Zogt mijn ieudig hert te vrije van den dood. Ik ben in Holland geraakt, God heeft mij hier gegeven, Bevrijd van straf en nood, genoeg om wel te leven. Maar (he)laas, mijn gans geslagt is door dees nood verdreven, Dat nooit een straal daar van in't minste us verschenen. Joseph die was verkogt en buitenlan(d)s verdreven, Maar echter zijn geslagt is in't licht gebleven. Mijn stam en afkomst was eertijds genaamt Moorman; Dit is't meest wat mij hier van heugen kan. Terweil ik op't (Y)land mijn woning nam met zorg, Zoo kreeg ik hier nogtans de Van: Van Blankenburg. Maar omdat mijn afkomst niet blijve zou vergeten, Zoo gaat men mij Moerman Van Blankenburg heeten. God geve, dat ik Moerman van Blankenburg sweven In's hemels Blankenburg bij God in ewigh leven.
Willem Pietersz Moerman | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1623 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neeltje Jansdr. Block | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1605 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Les données affichées n'ont aucune source.