29
Elle est mariée avec Theophilus Vandevoort.
Ils se sont mariés le 9 juin 1928 à Koersel, elle avait 20 ans.
Enfant(s):
Tante Eugenie schreef een lang en mooi verhaal over het leven bij vader "Polyt" Lemmens en moeder Barbara Wellens:Van in 1907 reed de stoomtram van Beringen naar Diest en terug. In 1910 reed de tram voor de eerste keer van Beringen naar Koersel dorp. Een hele belevenis voor iedereen! Niet ver van ons huis had men geboord om te zien of er kolen in de grond waren. Ze vonden geen kolen, maar wel warm water. De put werd dicht gemaakt en op het deksel een pomp gezet. Door de druk van het water ging het deksel eraf en stroomde het water overal rond. Wij hadden in Koersel-Vurten een warmwaterbron! Ik weet nog dat vader een slede maakte, twee kuipen erop en zo ging hij met paard en slede iedere week water halen aan de bron. Wij mochten in de kuipen zitten bij het wegrijden, maar moesten lopen als wij terugkwamen. En plezeir dat wij hadden! Het water moest dienen om de was te doen, er was bijna geen zeep nodig, het was mals water, zegden de mensen. Zekere dag werd er weer voor water gereden, maar vader was lang achtergebleven. In plaats van water had hij slangen mee, zo dachten wij. Zoiets hadden wij nog nooit gezien. Men is er mee naar het dorp gegaan en aan de kokter laten zien. Die wist er alles van. Eet ze maar op, zei hij, het zijn palingen, dus vissen.Snij de staart en kop eraf alvorens ze te braden, anders krijgt ge ook een staart. Ik weet nog dat de vis niet lekker was, natuurlijk nooit zoiets gegeten. De pomp werd terug afgesloten en het water waren wij kwijt. De weilanden werden verkocht aan iemand met veel geld en wij moesten er wegblijven.
.....Er volgden nog veel mooie jaren tot het oorlog werd in 1914. Ik was toen zeven jaar. Wij zaten in de gracht om te buurten: de kinderen, de vaders en moeders. Er kwam een oude vrouw langs, niemand kende haar. Ze bleef bij ons staan en zei "Het zal oorlog worden, want de mensen worden veel te slecht." Wij hebben die vrouw nooit meer gezien, maar niet lang daarna werd het oorlog. De Duitsers kwamen België binnen met paarden die kanonnen voorttrokken. Zij namen alles in beslag: hooi, aardappelen, het water uit onze put om de paarden eten en drinken te geven. Wij vluchtten naar de waterbroeken, daar konden ze ons niet volgen want dan zakten ze met hun zwaar kanonnen in de grond, dus waren wij veilig.
-----In 1918 was de oorlog gedaan, maar die vier jaren vergeet ik nooit. Het koren werd weggestoken, de aardappelen na het rooien terug in de grond gestopt, anders moesten wij ze inleveren. Wat hadden wij dan nog te eten met vijftien personen iedere dag? Vier koeien moesten wij inleveren. De boter die wij moesten afgeven ging vader bij een grotere boer kopen. Het varken werd 's nachts geslacht, zo konden wij toch nog iets redden. In de school mochten wij iedere dag bruine bonensoep gaan eten......
Maria Ludovica Eugenia (Eugenie) Lemmens | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1928 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theophilus Vandevoort |
Les données affichées n'ont aucune source.