Koenraad de Oudere (ca. 855 - Fritzlar 27 februari 906) was een belangrijke edelman en bestuurder in Oost-Francië. In die hoedanigheid legde hij de grondslag van het hertogdom Franken. Hij is de naamgever van het geslacht van de Konradijnen. Zijn bijnaam is om hem te onderscheiden van zijn zoon: koning Koenraad I.
Koenraad was in 886 graaf van de Opper-Lahngouw, Wormsgouw en voogd van de abdij van Sint-Maximinius te Trier en van de Abdij van Kettenbach. In 892 werd Koenraad benoemd tot hertog van Thüringen en markgraaf van de Sorbische Mark. Onder druk van de Babenbergers, die een machtige positie hadden in het noorden van Beieren en in Thüringen, moest Koenraad die functie weer opgeven. Het jaar daarop kreeg hij echter de Maingau, ten koste van de Babenbergers. Dit was het begin van een bloedige vete tussen de Konradijnen en de Babenbergers die meerdere generaties zou duren. Daarna nam de macht van Koenraad alleen maar toe:
in 897 werd hij graaf van de Hessengau
in 899 werd hij een van de regenten voor de minderjarige koning Lodewijk IV het Kind
in 903 werd hij graaf van de Gotzfeldgau, zijn broer Gebhard werd hertog van het hertogdom Lotharingen
in 905 werd hij graaf van de Wetterau
In 902 sneuvelde zijn broer Eberhard in gevechten met de Babenbergers, en in 903 wisten de Konradijnen Adalhart van Babenberg gevangen te nemen die ze vervolgens doodden.
In de winter van 906 stuurde Koenraad zijn zoon Koenraad met een leger naar zijn broer Gebhard in Lotharingen. De Babenbergers maakten van deze gelegenheid gebruik om Koenraad (de Oudere) aan te vallen. Bij Fritzar kwam het op 27 februari 906 tot een veldslag. Bij het begin van de slag sloegen Koenraads voetsoldaten op de vlucht en Koenraad werd daarna makkelijk door zijn tegenstanders overwonnen en gedood. Veel van de vluchtende voetsoldaten werden overigens door achtervolgende troepen gedood. Koenraad werd begraven in de Sint-Maartenskerk in Weilburg.
Voor de koning was dit een excuus om de macht van de Babenbergers verder in te perken. Adalbert van Babenberg werd belegerd door troepen van de koning, kreeg een vrijgeleide voor onderhandelingen maar werd gevangengenomen en ter dood veroordeeld wegens het breken van de vrede, en op 9 september 906 onthoofd.
Conrad (died 27 February 906), called the Old or the Elder, was the Duke of Thuringia from 892 until his death. He was the namesake of the Conradiner family and son of Udo of Neustria. His mother (probably) was a daughter of Conrad I of Logenahe (832860). He was the count of the Oberlahngau (886), Hessengau (897), Gotzfeldgau (903), Wetterau (905), and Wormsgau (906). He united all of Hesse under his political control and thus bequeathed to his heirs what would be the Duchy of Franconia.
Early in his career, Conrad feuded with the Babenbergs Henry of Franconia and Adalbert. Conrad's chief residence was Friedeslar in Hesse. He was a comes (count) and ministerialis of Arnulf of Germany in 891. In 892, Duke Poppo was deposed from his offices and replaced in Thuringia and the Sorbian March by Conrad. He only held the dukedom briefly before he was replaced by Burchard. The reason for his appointment probably represent a change in Arnulf's policy in favour of the Conradines over the Babenbergs; but Conrad's short tenure may reflect his lack of support in Thuringia or an unwillingness on his part to be confined there.[1]
Conrad sent his son, later Conrad I of Germany, against his enemies, the brothers Gerard and Matfrid, in 906. He himself was killed in battle near Fritzlar and was buried in the church of Saint Martin at Weilburg. He left a widow named Glismod or Glismuot, who died 26 April 924 and was buried next to him. Glismod may have been a relative of the earlier Thuringian dukes (perhaps a daughter of Thachulf), thus giving her husband a hereditary claim to Thuringia. Conrad left three sons: Conrad, Eberhard, and Otto, Count of the Ruhrgau.
Il est marié avec Glismut van Thüringen.
Ils se sont mariésSource 1
Enfant(s):
Koenraad "de oudere" von Lahngau | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Glismut van Thüringen |