Il est marié avec Catharina Wilhelmina Dijckmeester.
Ils se sont mariés le 10 octobre 1821 à Tiel, Nederland , il avait 28 ans.Source 1
Enfant(s):
KIST, NICOLAAS CHRISTIAAN, * Zaltbommel 11 apr. 1793, t Leiden 21 dec. 1859. Zn. van Joost Gerard Kist. pred., en Syburgh Henrika Royaards. Stud. theol. Utrecht 1811; dr. theol. 1818. Herv. pred. Zoelen 1818-1823. Buitengewoon hoogl. Leiden (kerkelijke geschiedenis) 1823, gewoon hoogl. 1827 (vanaf 1841 tevens moraal en theologia naturalis). Hij huwde op 10 okt. 1821 te Tiel met Catharina Wilhelmina Dijckmeester (1800-1861). Volgens zijn bewonderende biograaf B. ter Haar overleefde K. als kind een val van 80 voet in de Bommel se toren. Zijn groot vader van moederskant was arts te Zaltbommel geweest; de Utrechtse theol. hoogleraar H. Royaards was zijn oom. Deze oom bracht K. in 1810 ertoe, niet een juridische loopbaan te kiezen, maar samen met zijn neef H.J. Royaards (1794-1854) theologie te gaan studeren in Utrecht. Het tweetal raakte daar direct in de ban van Ph.W. van Heusde en gordde zich ook in 1815 als 'vrijwillig jager' tot de strijd tegen Napoleon, hetgeen
neerkwam op een maandenlang verblijf bij Valenciennes. Daarna studeerden zij voorspoedig af: op 13 juni 1817 werden ze allebei theol. kandidaat, en op 12 (R.) en 13 (K.) mrt. 1818 volgden hun promoties, uiteraard bij Royaards. K. had een onderwerp genomen uit de vroege kerkgeschiedenis: de verandering in de samenleving onder keizer Constantijn. Beide neven hebben niet meer meegemaakt dat hun oudste zonen, de juristen J.G. Kist en H . Royaards van Scherpenzeel. president-curator werden van de universiteiten waaraan deze eerste kerkhistorici hadden gewerkt.
Spoedig beroepen te Zoelen (collator J. G. Verstolk van Soelen) werd K. daar bevestigd op 13 sept. 1818 door zijn oom E. Kist, de Dordtse beroemdheid. Hij verwierf er grote sympathie door zijn actief optreden bij de watersnood in 1820. Zijn huwelijk bracht hem tussen het patriciaat van Tiel; zijn schoonvader H.J. Dijckmeester was van 1821 tot 1842 lid en in 1835 en 1836 voorzitter van de Tweede Kamer.
Vermoedelijk op aansporing van J. Clarisse vatte de regering het plan op om specialisten voor kerkgeschiedenis, i.h.b. Nederlandse, aan te stellen. Van Heusde had al bij een Leids curator daarvoor K. sterk aanbevolen. Binnenskamers kreeg K. daarvandaan de raad zijn studie vooral op kerk- en dogmengeschiedenis te richten. In 1823 kwamen de benoemingen: Th. Clarisse Jzn. te Groningen, H.J. Royaards te Utrecht en K. te Leiden. K. hield zijn oratie op 11 okt. 1823. Daarna reisde hij samen met zijn Utrechtse neef terug naar Zoelen; nog tijdens die reis, waarschijnlijk in de Woerdense trekschuit, maakten zij het plan om een kerkhistorisch tijdschrift te gaan redigeren. Voorlopig kwam daar niet van. K. bleek te Leiden minder welkom dan de twee anderen elders waren; de theol. faculteit had niet om hem gevraagd, hij moest zich de ruimte voor zijn vak zelf scheppen en voorlopig volstaan met de dogmengeschiedenis van de vroege kerk. Daaraan werkte K. hard. Met zijn kennis en precisie verwierf hij respect. Bij het emeritaat van J. van Voorst in 1827 werden de vakken opnieuw verdeeld. Van L. Suringar kreeg K. nu de gehele kerkgeschiedenis, later van J. Clarisse ook de 'moraal' alias de 'christelijke zedekunde'. De jonge hoogleraren kerkgeschiedenis waren in dat vak weinig geschoold, Th. Clarisse nog het meest. Maar zij wilden zich niet beperken tot uitleg van een bestaand compendium.
BIOGRAFISCH LEXICON VOOR DE GESCHIEDENIS
VAN HET NEDERLANDSE PROTESTANTISME
DEEL 5
Nicolaas Christiaan Kist | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1821 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catharina Wilhelmina Dijckmeester |