Een dorpsvolmacht werd gekozen. Gedeputeerde Staten schreef de verkiezing uit door de grietmannen op te dragen in ieder dorp twee volmachten te laten kiezen. Iedere ingezetene van het dorp diende aanwezig te zijn bij die verkeizing (na 1616 moesten die dan wel gereformeerd zijn) om de stem uit te brengen.
De twee gekozen dorpsvolmachten van een dorp (één van adel en één met een eigen erf) waren de vertegenwoordigers van het dorp bij de Friese Landdag.
(stemkohier 1655)
De doopsgezinden, ook wel mennonieten, mennisten, menisten, dopers of dopersen genoemd, vormen de Nederlandse tak van een van oorsprong radicaal reformatorische stroming van protestantse christenen, die zich afsplitste van de zwingliaanse reformatie, begin 16e eeuw, en die internationaal meestal als de stroming der mennonieten aangeduid wordt.
De benaming (weder)dopers heeft te maken met hun specifieke kijk op de doop. In plaats van kinderen te laten dopen, zoals dat tot nu nog bij de meeste andere kerken gebruikelijk is, kennen zij slechts de (volwassenen)doop op vrijwillige basis.
(Van Wikipedia)
Jan is in 1621 nog dienaar van de doopsgezinde gemeente, in 1632 en 1633 staat hij te boek als armvoogd van de gereformeerde gemeente. In 1655 is hij weer doopsgezind.
Dit lijkt een vreemde wisseling van geloven en kerken maar het zou verklaard kunnen worden door zijn benoeming als dorpsvolmacht in 1623 en 1628.
In 1616 werd namenlijk vastgesteld dat bij de verkiezing van de volmachten er alleen gereformeerden aanwezig mochten zijn.
Al eerder, in 1609, was volgende bepaald:
Dorpsvolmachten moesten opentlijke verklaringe doen dat zij de gereformeerde religie hielden voor de enige ware, onder ede beloven deze te zullen helpen handhaven en zich te zullen reguleren naar de Unie van Utrecht.
Als Jan dus politieke invloed wilde uitoefenen moest hij zich dus, tijdelijk, aansluiten bij de gereformeerde kerk.
(gebaseerd op Gulden vrijheid ? : politieke cultuur en staatsvorming in Friesland, 1600-1640 van Hotso Spanninga)
Dienaar = diaken
Menist = doopsgezinde
Vermeld op het stemkohier van 1655
KUIKEN
Tot dusver is steeds aangenomen (mede op gezag van de familie aantekeningen) dat Jacob Stevensz. de naam "Kuiken" voerde. Dit is onjuist. De nazaten van Jacobs oudste zoon noemden zich "Rozendal". De nakomelingen van de tweede zoon voerden de naam Wassenaar en slechts de nazaten van de jongste zoon, Jan Jacobs, hebben de naam "Kuiken" aangenomen.
De naam Kuiken zou verband kunnen houden met de eerste "Cuycken's" die op het Bildt voorkwamen (in 1527 Jan, Aeryan en Cornelis), waarvan het nageslacht zich Cuyck of Kuik noemde. In dit geval zou Marrichie Arriensdr., een dochter van Arrien Cuycken kunnen zijn.
Een dergelijke overerving van een naam is zeer aannemelijk.
-----> Directe voorouder van
* Kornilliske Postma
boer en boerinne onder St.Jacob en aldaar overleden
Il est marié avec Dieuwer Arriens Symons.
Ils se sont mariés le 27 octobre 1628 à Het Bildt, Friesland, Nederland.
Bildt, het, huwelijken 1628
Vermelding: Bevestiging huwelijk op 27 oktober 1628
Bruidegom: Jan Jacobs afkomstig van St. Jacobiparochie
Bruid: Dyver Ariensdr afkomstig van St. Jacobiparochie
Gestandaardiseerde namen:
Bruidegom: JAN JAKOBS
Bruid: DIEUWKE ARJENS
Bron:
Collectie Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmatenboeken(DTBL)
Trouwregister Gerecht Het Bildt 1607-1640
Inventarisnr.: DTB 116
Enfant(s):
Notitie 1 - MENNONIET / DOOPSGEZIND
Tijdens de Republiek
Tijdens de Republiek ontstonden vier hoofdrichtingen: Waterlanders, Friezen, Hoogduitsers en Vlamingen.[3] De dopers werden, net als bijvoorbeeld de Joden en de katholieken gedoogd. Ze waren er wel maar ze mochten hun geloof niet zichtbaar uitoefenen. De kerkgebouwen, vaak de vermaning genoemd, zijn daarom een eind van de rooilijn van een straat of weg af gebouwd. Soms zelfs zijn ze helemaal niet zichtbaar omdat ze achter de huizen middenin een bouwblok staan (bijvoorbeeld in Grouw, Haarlem, Deventer en Joure). Dat veel mennisten in deze tijd sterk gericht waren op een zuiver leven, blijkt uit de benaming die zij hun kerkgebouwen gaven, nl. Vermaning.
Zij werden door de overheden, misschien ook als reactie op de afwerende menniste opstelling, uitgesloten van veel overheidsfuncties. Ook mochten zij geen lid zijn van de gilden. Veel mennisten werkten daarom in de (geld)handel. In de gouden eeuw kwam waarschijnlijk daardoor een grote groep mennisten tot grote welvaart. De Vechtstreek boven Utrecht met zijn vele weelderige buitens werd ook wel de Mennistenhemel genoemd.
Vanaf de 18e eeuw schoven veel mennisten wat betreft de orthodoxie steeds meer op naar de vrijzinnige hoek. Misschien bracht de maatschappelijk positie die zij in de Republiek hadden met zich mee dat zij meer open stonden voor op verandering gerichte "verlichte" ideeën.
(van Wikipedia)
Notitie 2 - DORPSVOLMACHTEN
Onderstaande informatie is overgenomen uit Gulden vrijheid ? : politieke cultuur en staatsvorming in Friesland, 1600-1640 door Hotso Spanninga
Deze interessante publicatie is te vinden op internetL https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/19168/02.pdf?sequence=4
....op welke wijze de Landdag, zoals de vergadering van de Staten van Friesland werd genoemd, tot stand kwam en wie er in het Landschapshuis in Leeuwarden op het kussen konden komen. Globaal verliep de procedure bij de afvaardiging van volmachten naar deze volksvertegenwoordiging als volgt.
Gedeputeerde Staten stuurden elk jaar een beschrijvingsbrief aan de grietmannen van de dertig grietenijen en aan de magistraten van de elf steden. Deze lieten daarop in hun stad of grietenij verkiezingen plaatsvinden. In de steden kozen zowel de magistraat als de gezworen gemeente bij meerderheid van stemmen een volmacht ten Landdage.
In de grietenijen vonden in de dorpen verkiezingen plaats, waarna in een bijeenkomst van dorpsvolmachten de verkiezingsuitslag werd vastgesteld. De gekozen volmachten kregen in hun grietenij of stad een procuratie (geloofsbrief) uitgereikt, die in Leeuwarden werd gecontroleerd door Gedeputeerde Staten. Ten slotte moesten zij in de vergadering van het Mindergetal een eed afleggen, waarna zij zitting konden nemen in één van de vier Kamers van de Landdag....
....Sinds het begin van de Opstand moest de Landdag worden uitgeschreven door Gedeputeerde Staten. Deze lieten daartoe, op wisselende tijdstippen en met variabele frequentie, een beschrijvingsbrief uitgaan naar de dertig grietmannen en de magistraten van de elf steden. De Staten dienden bijeen te komen, zo werd steevast in de aanhef van deze circulaire vermeld, om op verzoek van de Staten-Generaal besluiten te nemen betreffende de consenten ter bekostiging van de oorlog voor het komende jaar. De grietmannen werden daarom gelast twee goede en bequame volmachten te laten kiezen, een uit de adel en een uit de eigenerfden van de grietenij. Dit moest plaatsvinden nae behoorlijcke ende wettelijcke convocatie, al werd niet nader bepaald wat dat precies inhield.
Tot de stemming door de dorpsvolmachten die op grietenijniveau als kiesmannen fungeerden mochten geen personen worden toegelaten die met de Opstand waren uitgeweken en nadien waren teruggekeerd, tenzij zij professie deden van de ware gereformeerde religie....
....De te kiezen volmachten (ook die uit de Steden) dienden goede patriotten te zijn, vijanden van de Spanjaarden en hun aenhangeren en moesten bereid zijn met een plechtige eed de koning van Spanje af te zweren. Zij moesten liefhebbers zijn van de ware gereformeerde religie,genegen tot eendracht, niet lasterlijck of ergerlijck maar eerlijck ende vroom van leven en dienden met de meeste stemmen van de ingezetenen gekozen te worden.
Grietmannen en secretarissen mochten geen procuraties (geloofsbrieven) opmaken voor personen die niet aan deze eisen voldeden, anders konden ze als goedtgunners ende toegedanen van de vijant strafrechtelijk vervolgd worden. De twee gekozen volmachten moesten de dag voor de opening van de Landdag in hun herberg in Leeuwarden aanwezig zijn en de dag daarop om negen uur s ochtends op het Landschapshuis verschijnen, alwaar hun de saecken deeser Landtschappe voorgedragen zouden worden. Zij dienden onverwijld te beraadslagen en te resolveren bij gemene ofte meeste stemmen, alles met volcoomen last, sonder enige ruggespraecke ofte restrictien. De stemmen van absente of niet voldoende gemachtigde volmachten zouden als bijvallend worden gerekend. Vertrekken mochten de volmachten pas nadat het punt van de consenten was afgehandeld
Jan Jacobs van Wassenaar Cuycken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1628 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dieuwer Arriens Symons |