Ancêtres Koudijs-Monne » Bitter II van der Marssche (1526-????)

Données personnelles Bitter II van der Marssche 

  • Il est né en l'an 1526.
  • Titre: Jonker
  • Profession: de 1555 à 1587 Burgemeester van Zwolle.
  • Fonction: Scheidman.
    = bemiddelaar, arbiter
  • Fonction: Schepen van Zwolle.
  • Fonction de 1571 à 1587: Cameraar te Zwolle.
    = een schepen die was aangewezen voor het financieel beheer van de stad
  • Un enfant de Johan I van der Marssche et Aleijd van Schroeijensteijn
  • Cette information a été mise à jour pour la dernière fois le 24 août 2011.

Famille de Bitter II van der Marssche

Il est marié avec Josina Soudenbalch.

Ils se sont mariés.

voor 1579 in Zwolle met Bitter getrouwd

In 1589 opnieuw getrouwd met Johan Kockman, burgemeester van Zwolle, drost van Leerdam

Enfant(s):

  1. Evert van der Marssche  ????-1642 


Notes par Bitter II van der Marssche

In 1542 is Bitter van der Marssche beleend met enig land bij de Hasselterdijk in Mastenbroek, leenroerig van Fije van Wullen, weduwe van Seino Mulert. In 1553 is een akte van cessie opgesteld door Johanna van den Bossche, weduwe van Johan Bitter, aan Bitter van der Marssche van de Slokenberger tienden te Herxen. In 1555 is een akte van verpachting opgesteld door de provisoren van het Heilige Geestgasthuis te Zwolle aan Bitter van der Marssche van een hof te Blalo, buiten de Voorsterpoort. De verpachting wordt verlengd in 1571 en voorzien van een bijlage in 1580.

In 1556 procedeert Bitter van der Marssche te Zwolle tegen Rijckman Wolfssen over het terugbrengen in de oude staat van een stuk aangegraven land op Steenwijkerwold. In 1558 wordt de akte van huwelijkse voorwaarden opgesteld tussen Bitter van der Marssche en Judith van Ensse. In 1558 is tevens een akte opgesteld, waarbij de officiaal van de proost en aartsdiaken van Sint Lebuinus te Deventer aan de prastoor en priesters te Zwolle verklaart, dat hij aan Bitter van der Marssche en Judith van Ensse absolutie heeft verleend vanwege hun geheim huwelijk. In 1560 verkoopt Thomas Knoppert een maat te Blalo aan Bitter van der Marssche. In 1561 procederen de provisoren van het Heilige Geestgasthuis te Zwolle tegen Bitter van der Marssche over de eigendom van een stuk land te Herfte. In 1567 vindt het transport plaats door mr Johan Leiendekker en zijn vrouw Trude aan Bitter van der Marssche en zijn vrouw Jutte van Ensse van een huis en were in de Roggenstraat.

In 1573 vestigt de stad Zwolle een jaarlijkse rente ten behoeve van Bitter van der Marssche, gaande uit de stadsgoederen, om er de soldaten onder Gillis van Barlaymont, vrijheer tot Hierges, mee te betalen. In 1576 vindt het transport plaats door Jacoba van Hackfort, weduwe van Gosen van Raesfelt, en Bitter van der Marssche aan de erfgenamen van de marke Herxen van hun beider gedeelte van de Toege, gelegen op de Herxerwaard. In 1578 transporteren de provisoren van het Heilige Geestgatshuis te Zwolle een hof te Blalo, buiten de Voorsterpoort, aan Bitter van der Marssche. In 1586 vindt het transport plaats door Wijcker Hendriks Smit en zijn vrouw Fennigje Philips aan Bitter van der Marssche en zijn vrouw Josina van Soudenbalch van een halve morgen land bij 'die Bijle' in de buurschap Wijhe. Tussen 1600 en 1603 procederen de erfgenamen van Bitter van der Marssche tegen Gerrit ter Helle wegens een vordering in geld.

In 1604 vindt de scheiding en deling van de nalatenschappen van Bitter van der Marssche en zijn broer Jacob plaats tussen Bitter's kinderen Johan, Evert, Johanna vrouw van Hendrik van Suchtelen, Elisabeth en Judith:

1. Aan Johan vanden Marssche is ten deel gevallen: "het huijs staende in de Nijestraete tusschen den Droste van Zallandt ter eenre en den golden Aeckerbloem ten andere sijede, item eenen Hoff gelegen achter het voirschreven huijs streckende voer vanden straeten tot achter aan die Aa, item noch een huijs staende tegen het voirschreven huijs over daer Baete Jacobs tegenwoerdich in te woenende, welcke twee voirschreven huijsen beswaert sijn met seven golden gulden jaerlickx en seven stuivers, ende noch een en twintichste halve golden gulden jaerlicx". Daarnaast zal Johan "aen sijn suster Judith vanden Marssche allen jaeren op Pauli conversionis uut die voirschreven behuijsingen betaelen". "Item een erve en goet geheten Wengervelde, tegenwordich bij Jan Gerrijts als Meijer gebruijckt wort met allen sijnen olden en nijen toebehoren, beswaert met drije goltgulden en seventijende halve stuiver haere rente met noch een affgegraeven stucke lants genaempt den Oldenhouw beplantet met Eijckeholt streckende achter aen Wengervelde beswaert met twintich roeden dijcks. Item een erve en goet geheten Hermelinck en Boemhuijs gelegen inde kerspel van Heemse en Buirscap Diffele. Item noch acht morgen lants gelegen in Mastebroeck in Jutgens Rijet wesende leengoet, item die gerechte helfte van een erve geheten Reijner Claessgoet soe dat men sijnen olden en nijen toebehoir inden kerspel van Olst en Wijhe gelegen is met negen roeden dijcks op Scherpenzeel, die welcke die gebroeders en susters voirschreven inden sie waebaer mochten worden die anderen sullen helpen opmaecken en ijder voer sijn vijfte perte. Item twee morgen lants gelegen in Blaelock twelcke tegenwoerdich bij Pieter opten Noerberch gebruijckt wort. Item noch een hoff mede in Blaelock gelegen dwelcke oick tegenwoerdich bijde voirschreven Pieter gebruijckt wort, ende noch de helft van eenen hoff mede in Blaerlock gelegen die oick bij Pieter voirschreven gebruijckt wort",

2. "Ten tweeden is Everhardt vanden Marssche toegescheijden een erve en goet geheten die Haer met sijnen olden en nijen toebehoir soe dat gelegen is inden kerspel van Wijhe ende buirschap Hengefeldt. Item een halff morgen lants geheten Kapenkamp. Noch een halff morgen lants gelegen voer den Noertberch soe Hendrick opten Noertberch gebruijckt. Item noch twee akkers lants gelegen achter die Haer",

3. "Ten derde is Hendrick van Suchtelen" ... (gedeelte is verdwenen),

4. "Ten vierde is Joffrou Elisabeth vander Marsche toegescheijden eene erve en goederen teene geheten Mulerts goet soo dat mitstijt bij Johan Hermsen gebruijckt wort en tander Alphert Dircksens goet genoempt soo nu tertijts bij Gart Berentsen gebruickt wort beijde inder buirschap Hessum int kerspel van Dalffsun gelegen. Item noch een kotterstede inde voirschreven buirtschap soo Roeloff Henricksen int gebruick heeft. Item een halff erve en goet geheten Voscamp gelegen int kerspel van Wijhe en buirschap Wengelo met dertig roeden en twee voeten dijcks beswaert met drije goldguldens ses stuivers hare rente. Item twee mergen landes gelegen in Blaelock beswaert met elff golden gulden jaerlicx. Item noch een mergen lants in Blaelock geheten t'Kasteels camphen wesende beswaert tot erffpacht mit twee golden gulden jaerlicx. Item noch die gerechte helfte vant huijs waer sije tegenwoirdich in woenende is streckende aen de behuijsinge van den voirschreven Johan vanden Marsshce en achter opte Bitterstraete uutgaende. Noch die helft vant huijs inde Roggestraete uutgaende",

5. "Ten vijften ende laetsten is Joffrou Judith vander Marssche in erffscheijdinge tot haeren deele gevallen eene erve en goet geheten Witte Lubberts goet gelegen inden kerspel van Wijhe ende buirschap Harcksen met drije kottersteden gelegen in die voirschreven buirschap. Item een erve en goet geheten Herbertinck gelegen in die buirschap Wijtman inde kerspel Zwolle. Item een tende toe Harxen geheten de Slottenberger Tenden. Item die helfte vant huijs daer zij tegenwoirdich woenende in is. Daervan die andere helfte oire voirschreven suster Elijsabeth toegescheijden is, te manieren en limiten als boeven verhaelet welcke behuijsinge bij versterft van Jufferen Elijsabete en Judith vanden Marssche de wetlicke erffgenaeme Johan vander Marssche offe sijnen erffgenaemen mit die somme van vierhondert golden gulden aende voirschreven huijsinge nemen sall moegen. Item die helfte vant huijs inde Roggenstraete uutgaende daer Pieter Schultinck Liechtiaet tegenwoerdich in is woenende".

In een latere akte uit 1604 vindt de scheiding en deling plaats van enige onverdeeld gebleven goederen. In 1623 vindt de scheiding en deling plaats van de nalatenschap van Josina van Soudenbalch, weduwe van Bitter van der Marssche, tussen haar kinderen en kleinkinderen.

----------

De broers Bitter van der Marsche en Jacob van de Marssche (geb.1529) waren de kinderen van Johan van der Marssche (gestorven voor 1542), schepen van Zwolle van 1524 tot 1540, en Aleid van Schroyesteyn, die uit Utrecht kwam en in 1564 nog leefde. Voor zo ver we weten waren dit de enige overlevende kinderen van dit echtpaar en is Jacob nooit getrouwd geweest en had hij geen kinderen. De grootouders van vader’s kant van Bitter en Jacob waren Bitter ten Mersche (gestorven voor 1532) en zijn vrouw Lyse. Wij willen nu proberen na te gaan wanneer de goederen, die in de maaggescheid worden genoemd, in het bezit van deze familie van der Marssche gekomen zijn, en zoals we zullen zien, zal dit dan ook het bewijs geven dat de opeenvolging van de generaties inderdaad is zoals hier geschetst.

Huizen in Zwolle; twee aan de noordkant van de Nieuwstraat, een met een erf tot aan de Waterstraat, het andere doorgaand naar de Bitterstraat, dan nog een huis aan de overkant van de Nieuwstraat en een vierde huis in de Roggestraat:

a. Het Huys staende inde Nijestraete tusschen den Droste van Zallandt ter eenre en den golden Aeckerboem ter andere syede Item eenen Hoff gelegen achter het voirschreven huys streckende voer vanden straeten tot achter aan die Aa

1493 Clawes Tyasen transporteerd aan Bitter ten Mersche en zijn vrouw Lyse een doorgaand were in de Waterstrate, tussen die van Evert Vriese, Clawes voornoemd, de erfgenamen van Alijt Daegens en de erfgenamen van Herman van Bolten, strekkende van de Nijestraten tot aan de straat erachter[2].

1504 Bitter ten Mersche en zijn vrouw Lyse vestigen een jaarrente van 10 goudgulden ten behoeve van Herman Johanssoen, gaande uit hun were in de Nyestrate, belend door Evert Vriesen en Claes Tyasoen, strekkende van de straat to aan de straat er achter[3]. In dorso: deze rente is bij mijn moeder gelosset anno 62 Petri et Pauli

1530 Grietie, weduwe van Jacob Johanzen heeft aan Henrick van Cleve haar huis verkocht, waar ze nu in woont, gelegen tussen het huys van meyster Johan Duesterbeeck en het huis van Johann ter Marssche in de Waterstraat gelegen en dat zich uitstrekt voor van de straat tot achter aan de Aa[4].

b. Die gerechte Helfte vant huys waer sye (Elisabet) tegenwoirdich in woenende is streckende aen de behuysinge van den voirschreven Johan vanden Marssche en achter opte Bitterstraete Uutgaende en die Helfte vant huys daer zy (Judith) Tegenwoirdich woenende In is Daervan die andere Helfte oire voirschreven Suster Elysabeth toegescheyden is:

1535 Johan van Steenwick, door de stad Swolle aangesteld alsmomber over de kinderen van wijlen Jacob Tyasen, oorkondt, dat wijlen Jacob aan Johan van den Marssche en zijn vrouw Alijdt verkocht had een huis en hof, achter die van Johan, aan de Ae, welk huis echter bezwaard is met een jaarlijkse rente, waarvoor hij belooft Johan schadeloos te houden[5]

c. Noch een Huys staende tegen het voirschreven Huys over Daer Baete Jacobs Tegenwoerdich In Te woenende:

1547 Evert Vriese en Bartolt Steynmetzeler, als mombers van de nagelaten kinderen van wijlen Peter van Eens, transporteren aan Alijdt, weduwe van Johan van den Merssche, een huis en were in de Nijestraite, belend door die van de weduwe van Peter van Eens en Coert Becker, strekkende van de straat tot aan de were van Jacob van Tweenhuesen[6].

1564 Alidt, weduwe van Johan van den Marsch, lost een rente van 3 goudguldens af, die de broederschap van Sanct Michielsk had uit haar huis en were in de Nijstraete. belend door Lambert van Twenhuisen en de weduwe van Coert Becker, strekkende van de straat totaan de straat er achter[7].

d. Het huys Inde Roggenstraete Uutgaende daer Pieter Schultinck Liechtiaet Tegenwoerdich In is woenende:

1567 Mr. Johan Leiendekker en zijn vrouw Trude transporteren aan Bitter van de Marssche en zijn vrouw Jutte een huis en were in de Roggestraite belend door mr. Johan zelf en Gerrit Swarte van de straat tot aan de were van Bitter van der Marssche[8].

Goederen in de buurschappen Wengele/Hengevelde/Tongeren/Scherpensele allen liggende ten zuiden en zuid-oosten van Wije voornamelijk in het kerspel en gerecht Wijhe maar gedeeltelijk in het kerspel Olst, want dit gebied ligt net op de grens tussen Olst en Wije:

e. Een erve geheten Reyner Claessgoet soe dat met synen Olden en Nijen toebehoir Inden kerspel van Olst en Wyhe gelegen is met negen Roeden Dycks op Scherpenzeel:

1488 Steventje van Wengel, dochter van Reynner van Wengel, met haar broer Steven van Wengel als haar momber, transporteert aan Bitter van der Marssche en zijn vrouw Lyse het erve en goed genaamd Reynner Claessoensgoet, gelegen op de Landtwere in het kerspel Wije, in de buurschap Wengele[9].

1495 Bytter ten Mersche en zijn vrouw Lyse vestigen ten behoeve van Johan Faenken een rente van 12 goudgulden, gaande uit hun erve en goed Dye Lantweer, gelegen in het kerspel Olst, in de buurschap Scherpenseel[10]

f. Een erve en goet geheten die Haer met syn Olden en Nijen toebehoir soe dat gelegen is Inden kerspel van Wyhe ende Buirschap Hengefeldt Item een Halff morgen lants geheten Kapenkamp Noch een Halff morgen lants gelegen voer den Noertberch soe Hendrick opten Noertberch gebruyckt Item noch twee Akkers Lants gelegen achter die Haer:

1494 Bitter van der Mersch en zijn vrouw Lyze vestigen ten behoeve van Johan Cromer en zijn vrouw Katheryne een rente van 13 goudgulden, gaande uit hun erve en goed Die Haer in het kerspel en de buurschap Wije, gelegen aan de Weteringe en belend door Andrys Bonnynge, Arent van Bevervoirde en Bertelt ter Beke[11]

1499 Bitter ten Mersche en Lyse, zijn vrouw, verkopen aan het Regulierenklooster te Diepenveen bij Deventer een jaarrente van 10 Rijnse goudgulden, gaande uit het vrije en eigen erve en goed, die Haer genaamd, dat reeds bezwaard is met een jaarrente van 13 gouden Rijnsche gulden en dat inde buurschap van Tongeren in het kerspel van Wije gelegen is[12].

1502 Bitter ten Marsche en zijn vrouw Lyze vestigen ten behoeve van Willem Zwarten, burger te Deventer, een rente van 20 goudgulden, gaande uit hun erve en goed Die Haer en uit 10 morgen land bij het genoemde erve gelegen, alles in het kerspel Wijhe gelegen[13]. In dorso: Op den 24 aprilis hebbe ick J. van der Marssche diesen brieff offgelost mit vijff hondert goltgulden, sodat sie mij nu toecompt.

1503 Priores en gemene convent des regularissen cloester ten Dyepeveen oorkonden dat zij Bitter ten Marsche en zijn vrouw Lyse vergunnen een jaarlijkse rente van 10 goudguldens, gaande uit het erve en goed Die Hayr in de buurtschap Tongeren, af te lossen met 130 goudgulden[14].

g. Een erve en goet geheten Wengervelde Tegenwoerdich by Jan Gerryts als Meyer gebruyckt wort met allen synen Olden en Nijen toebehoren beswaert met drye goltgulden en seventyende halve stuiver haere Rente met noch een affgegraeven stucke lants genaempt den Oldenhouw beplantet met Eyckeholt streckende achter aen Wengervelde beswaert met twintich Roeden Dycks:

1498 Bitter ten Marsche vestigt een rente van 15 goudgulden ten behoeve van Henric Voirne, gaande uit een rente die hij heeft van 46 mud rogge uit het erve en goed Wengevelde, gelegen in het kerspel in de buurtschap Wengele[15].

h. Een halff erve en goet geheten Voscamp gelegen Inden Kerspel van Wyhe en Buirschap Wengelo met dertig Roeden en twee voeten Dycks beswaert met drye goldguldens ses stuivers hare Rente en een stucke Lants gelegen toe Wyhe geheten Vosseveldt plantet met Eyckeholt :

Hier horen we niets van voor 1604, maar misschien maakte het vroeger deel uit van een van de goederen boven genoemd.

Goederen in de buurschap Herxen ook in het kerspel Wijhe, maar tussen Wijhe en Windesheim gelegen, ten noorden van Wijhe dus:

i. Eene erve en goet geheten Witte Lubberts goet gelegen Inden kerspel van Wyhe ende Buirschap Harcksen met drye kottersteden gelegen in die voirschreven Buirschap:

Dit goed behoorde in de 15e eeuw aan de familie Kute, maar in 1490 verkopen zij het aan Johan van Blacke en zijn vrouw Foyse[16]. Hoe het daarna in de familie van der Marssche terecht gekomen is, is niet bekend.

j. Een Tende toe Harxen geheten de Slottenberger Tenden :

1553 Johanna van Bussche, weduwe van Johan Bitter, met Hilbrandt ter Kuylen als haar momber, cedeert aan Bitter van der Marssche de Slockenberger tienden in de buurtschap Harckssen, in het kerspel en het gericht Wije[17].

Leengoed in Mastenbroek:

k. Acht morgen lants gelegen In Mastebroeck In Jutgens Ryet Wesende Leengoet:

1542 Fye van Wollen, weduwe van Seyno Mulardt, leenvrouwe, met haar zoon Egbert Mulardt als momber, beleent Bytter van der Marssche, oudste zoon van wijlen Jan ther Marsche, na zijns vaders dood met acht morgen land in Mastenbroek, gelegen naast het land van Borchert van Westerholte, strekkende van de Hasselsedijck to an het land van Seyno Mulardt, welke acht morgen zij, leenvrouwe, in leen heeft van de proost van Sinte Lebuinuskercke te Deventer[18].

Goederen in Blalo, bij Zwolle, alles bij elkaar 5 morgen land en 1½ hoven:

l. Twee morgen lants gelegen in Blaelock twelcke Tegenwoerdich bij Pieter opten Noerberch gebruyckt wort, noch een Hoff mede in Blaelock gelegen Dwelcke oick Tegenwoerdich byde voirschreven Pieter gebruyckt wort Ende noch de Helfte van eenen Hoff mede In Blaelock gelegen die oick by Pieter voirschreven gebruyckt wort

Twee mergen Landes gelegen In Blaelock beswaert met elff golden gulden Jaerlicx, noch een mergen Lants In Blaelock geheten t’Kasteels camphen wesende beswaert tot erffpacht mit twee golden gulden Jaerlicx:

1554 Jacob Tjairssen, zijn vrouw Lutgert en hun zuster Hadewych van Vilsteren, met Albert van de Vilsteren, schout te Wije als haar momber, transporteren aan Alidt, weduwe van Johan van der Merssche, een maat in Bladeloch (Blalo), bij de Voersterpoerte, strekkende van de straat tot aan het land van heer Johan Kockman[19].

1555 De kerkmeesters van het Hilligen Giestesgasthuys te Zwolle verpachten aan Bitter van der Marssche een hof buiten de Voersterpoerte in Bladeloch (Blalo)[20].

1578 Provisoren van het H.Geestgasthuis te Zwolle tranporteren aan Bitter van de Marssche een hof te Blalo, buiten de Voorsterpoort[21].

Avez-vous des renseignements supplémentaires, des corrections ou des questions concernant Bitter II van der Marssche?
L'auteur de cette publication aimerait avoir de vos nouvelles!


Barre chronologique Bitter II van der Marssche

  Cette fonctionnalité n'est disponible que pour les navigateurs qui supportent Javascript.
Cliquez sur le nom pour plus d'information. Symboles utilisés: grootouders grand-parents   ouders parents   broers-zussen frères/soeurs   kinderen enfants

Avec la recherche rapide, vous pouvez effectuer une recherche par nom, prénom suivi d'un nom de famille. Vous tapez quelques lettres (au moins 3) et une liste de noms personnels dans cette publication apparaîtra immédiatement. Plus de caractères saisis, plus précis seront les résultats. Cliquez sur le nom d'une personne pour accéder à la page de cette personne.

  • On ne fait pas de différence entre majuscules et minuscules.
  • Si vous n'êtes pas sûr du prénom ou de l'orthographe exacte, vous pouvez utiliser un astérisque (*). Exemple : "*ornelis de b*r" trouve à la fois "cornelis de boer" et "kornelis de buur".
  • Il est impossible d'introduire des caractères autres que ceux de l'alphabet (ni signes diacritiques tels que ö ou é).



Visualiser une autre relation

Les données affichées n'ont aucune source.

Sur le nom de famille Van der Marssche


La publication Ancêtres Koudijs-Monne a été préparée par .contacter l'auteur
Lors de la copie des données de cet arbre généalogique, veuillez inclure une référence à l'origine:
Hans Koudijs, "Ancêtres Koudijs-Monne", base de données, Généalogie Online (https://www.genealogieonline.nl/kwartierstaat-koudijs-monne/I1146.php : consultée 25 septembre 2024), "Bitter II van der Marssche (1526-????)".