RK
Geloof: RK
aan verval van krachten
(pagina 90 (suppl. nr. 2-2))
bij de grote kerk
Naamsaanneming in 1811 te Bolsward voor hemzelf en zijn dochter Eke.
De bakkerij was voor Otto aanvankelijk de belangrijkste bron van inkomsten. Tot 1775 werkte hij samen met zijn broer Klaas. In 1783 was Otto eigenaar van een huis (met daarin een bakkerij) met 15 pondemaat los land (stem 105) en 4 1/2 pondemaat van stem 47. Hij bezat 5 koeien en een paard. In de gevel van het pand (in 1971 afgebroken) bevond zich een steen met daarin het jaartal 1771, zijn initialen O.Y. en een bakkersoune (bakkersoven). De boerderij werd allengs belangrijker. In 1793 had hij al 12 koeien. In 1818 een eigen sate met meer dan 100 pondemaat land, in kleine stukjes bij elkaar gekocht. Toen was Otto geen bakker meer.
De door hem nagelaten vastigheden bestaan onder andere uit: de helft van een sate en landen met huis en schuur, watermolen en aandeel in de zogenaamde zwaarte molen en verdere annexen, staande en gelegen te Nijland, groot 45 bunder, 31 roede, 71 el en 18 palm, bewoond door zijn kleindochter Trijntje en haar man Tjebbe Klazes Hettinga (nummers 17 en 16); zeven en vier twintigste deel in een sate en landen, huis, schuur, hof en watermolen, genaamd 'Welgelegen', staande en gelegen te Workum/Heidenschap, naast 'Welgelegen', groot 45 bunder, 56 roede en 6 palm, bewoond door Johannes Ysbrands Brandsma; zeven en vier twintigste deel van een huis te Workum aan de zuidkant van de Wymerts. De nalatenschap van Otto werd verkregen door zijn dochter Eke voor de helft. De andere helft erfden zijn genoemde kleindochter Trijntje (nummer 17) en Aagje Postma, de dochter van Otto's dochter Fokje met Johannes Postma.
Les données affichées n'ont aucune source.