Zijn eerste vermelding stamt uit 1672, waar hij als minderjarige voorkomt met zijn grootouders, ouders en broer.
Van 1681 tot 1693 was hij ontvanger van Oldeouwer.
Bij het overlijden van zijn broer Rommert werd hij als volle oom aangesteld als curator over de nagelaten weeskinderen.
Volgens de stemcohieren van 1698 was hij samen met zijn broer Rommert en met Tarquinius Schouwen en Sjouckje Schouwen voor de helft eigenaar van Broek stem nr. 5. Tevens was hij eigenaar van stem 1 en voor de helft van stem 29 van Ouwsterhaule.
In 1700 (Floreencohieren Weststellingwerf) was hij voor de helft eigenaar van een deel van Oldetrijne stem 30/31, groot zijnde 2.29.00 ha en betiteld als 'Maremade so hooy als weylandt'.
In Nijelamer was hij met de broer en zuster van zijn eerste vrouw Auckjen Coops elk voor 1/3 deel eigenaar van stem 28, 'een sate landts van de Schene tot de Cuinder', groot 10.27.00 ha en vam Nijelamer stem 29, groot 3.91.00 ha, betiteld als 'een sate landts van de Schene tot de Uiterdijken'.
In 1708 waren de kinderen eigenaar van Ouwsterhaule stem 1, namelijk 4/6 deel de kinderen wijlen Johannes en Hencke Walles, voor 1/6 deel Imcke Jans en voor 1/6 deel Roelofje Assema.
Les données affichées n'ont aucune source.