Il est marié avec Baertgen Jacobsdr.
Ils se sont mariés environ 1469 à Naaldwijk, Zuid-Holland, Nederland.
Enfant(s):
Op 15 juni 1494 huurt Mees Heijnricxz 14 morgen land in de Poeldijck te Monster van de commandeur van Sint Jansklooster te Haerlem voor 10 jaar met ingang van 1 januari 1494 tegen 13 zakken tarwe en 1 hoet gerst. Op 25 maart 1500 oorkonden de schepenen in Monster dat Cornelijs Adriaensz een rente verkoopt aan Bartelmees Heijnricxz van 2 rijnsgulden van 40 groot, verzekerd op Colijns woning te Monster, namelijk 4 morgen land van de Memorij in den Hage. Op 31 maart 1501 verkoopt Bertolmees Henricksz te Naeldwijck deze rente weer aan de heer Sijmon van Zaenen.
Op 1 maart 1501 verkopen Meester Claes Jacobsz en Barbara Jacobsdochter met hun voogden Dirck Jansz, Mees Henricksz en Willem Dircksz aan Bertolmees Henrijcksz te Naeldwijck een jaarrente van 4 pond hollands, verzekerd op 2 morgen land in het Honterlant, verpacht aan Gerijt Vriesensz. Op 7 mei 1501 verkopen dezelfden aan Bartolmees Henricsz te Naeldwijc 3 morgen land in Honterlant, gelegen tussen de Maesdijck en de Oudendijck. De twee zuidelijkste morgen zijn belast met een jaarrente van 4 pond hollands ten behoeve van de koper en de noordelijkste morgen met een jaarrente van 3 pond hollands, die door Tijeman Willemsz is vermaakt aan de heilige geest van 's Gravenzande. Dit land hebben zij geërfd van hun ouders Jacob Tijemansz en Marijgen en van hun stiefvader Cornelis Buijs. Bezegeld door meester Jacob Hoeck, doctor in de godgeleerdheid en deken van Naeldwijck, en Jan die Burchgraeff Jansz.
In het testament van Bertelmees Henricsz en Baertgen vermaakt Bertelmees aan het Kapittel te Naaldwijk ten behoeve van het Onze Lieve Vrouwenlof in de parochiekerk van Naaldwijk 53 schellingen Hollands per jaar, waarvan 8 schellingen op een huis en erf gelegen in Naaldwijk, toebehorende aan Jacob Aerntsz en 45 schellingen op twee huizen, erven en geboomten toebehorende aan Gerijt Michiels Snijder en Geertruijt Cronqerts, ook gelegen Naaldwijk. Bij het overlijden van Baertgen, op 13 maart 1508, vermaakt Mees Henricxz voor hen beiden aan het Kapittel een halve morgen, gemeent met Gerijt Claesz' weduwe op Hontsholtredijc, aan de Heilige Geest de helft van de Hogewerff op de geest, groot 14 hond met dezelfde Heilige Geest, bruiker Gerijt Adriaensz, aan het Godshuis 10 schellingen per jaar op een huis en erf van Joost Willemsz aan de rooster van het kerkhog. Voor de eeuwige memorie te houden in de Sint Jacobskerk te 's Gravenhage op Sint Gregoriusdag 1509 ten behoeve van Baerte Mees Heijnricksz wijff bewijst Mees Heijnricksz twee pond Hollands met een schepenbrief op het huis van Claes Klinkaert op de Voldersgracht. Mees vermaakt nog twee pond anno 1520.
Bartholomeus zegelt met drie afgerukte leeuwekoppen. Zij wonen tot circa 1509 te Naaldwijk, nadien in 's Gravenhage. Er zijn aanwijzingen dat Baertgen behoort tot de tak van de familie Egmond. Op de eerste plaats is haar man en later ook haar zoon rentmeester van de abdij van Egmond. Daarnaast blijkt Jacob Willemsz van Dorp, een van hun kleinkinderen, als schepen en burgmeester van 's Gravenhage het Van Egmondwapen te voeren. Hij zegelt met een gevierendeeld wapen, waarvan het eerste en het vierde kwartier het familiewapen weergeven, namelijk in zwart de roodgetonde zilveren leeuwekoppen. Het derde kwartier komt wisselednd voor, te weten doorsneden van goud en zwart en een in twee rijen van rood en zilver geschaakt Sint Andrieskruis daaroverheen (Van der Dussen) of in goud een zwarte dwarsbalk en een in twee rijen van rood en zilver geschaakt Sint Andrieskruis over allen heen (Van IJsselsteijn). Het tweede kwartier geeft het Van Egmondwapen weer, gekeperd van goud en rood van twaalf stukken.
Bartholomeus Hendricksz van Dorp | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
± 1469 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Baertgen Jacobsdr |
Ons Voorgeslacht jul/aug 2016 689 blz 324.
Maandblad van de Hollandse Vereniging voor Genealogie