Spellingvariant: Frerik Freriks van der Boogh.
Frerik Freriks van der Boogh (1685-1746) trouwt in 1712 Geertruid Jans van Delden (1686-1740). Kinderen: 1) Frerik (1722-1801) en 2) Jan (1724-1782).
Tussen de Stoeldraaierstraat en de Guldenstraat bevonden zich aan de Vismarkt Noordzijde binnen een afstand van een paar honderd meter de lakenwinkels van Jan Luirts Doornbusch (1688-na 1745), Frerik Freriks van der Boogh (1685-1746), Wolter Greving (ca. 1680 ?-1737) en Jacob Teunis ten Cate (ca. 1677/8-1769).
Frerik Freriks was diaken.
Frerik Freriks van der Boogh (1685-1746).
Frerik Freriks was koopman van beroep en woonde aan de Cremer Rijp. Op 18 november 1712 werd Frerick "in de 3 webben ant Vismarkt" genoteerd als lid van het koopliedengilde. In 1730 was Albert Pieters Swart zijn "leerknegt". Op 17 februari 1737 werd hij tot diaken gekozen en hij bleef dat ambt uitoefenen tot aan zijn overlijden.
Il est marié avec Geertruijd Jans van Delden.
L'autorisation pour le mariage a été obtenu le 19 mars 1712 à Deventer.Source 4
Ils se sont mariés à l'église le 8 avril 1712 à Deventer (attestatie), il avait 27 ans.Source 419-3-1712 Frerik Freriksz. Z.v. Frerik Freriksz. Op de Hoffstraat ende Geertruijd van Delden jd naegelaeten van wijlen Jan Beerents van Delden op de Poot. Att.geg. om op ’t stadhuis te trouwen 8 april 1712.
Enfant(s):
Frerik Freriksz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1712 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geertruijd Jans van Delden |
"Huwelijk en vermogen: Een (rechts) historische case study naar de verzorging van de langstlevende echtgenoot in de stad Groningen onder doopsgezinden (1699-1809)" van M.R. Kremer
"Huwelijk en vermogen: Een (rechts) historische case study naar de verzorging van de langstlevende echtgenoot in de stad Groningen onder doopsgezinden (1699-1809)" van M.R. Kremer; ‘Dienaren van de doopsgezinde gemeenten in de stad Groningen (16e-19e eeuw)’, deel 2, Willem Stuve
‘Dienaren van de doopsgezinde gemeenten in de stad Groningen (16e-19e eeuw)’, deel 2, Willem Stuve
DTB Deventer; Menno Bennema Geerlings