Eppo Bauconis wordt op 24 april 1560 als student te Leuven ingeschreven. Lang echter heeft de studie niet geduurd, want eind 1562 is hij weer in Groningen en reeds gehuwd. Op 20 december 1562 verkopen hij en zijn vrouw Hïlle een rente uit land te Heveskes aan de voorstanders over de kinderen van Jochum Sickens en Ennecke; in 1603 wordt de rente — uit de opbrengst van het executoriaal verkochte land — afgelost aan Hayo Jochums. Op 10 augustus 1564 verkopen zij — dan wonende te Heveskes —een rente uit land aldaar aan de voorstanders over de kinderen van wijlen Thomas Athens. Dat hij in 1566 gehuwd zou zijn met Hille, die volgens dezelfde bron een Entens van Mentheda zou zijn geweest, is dus onjuist. Volgens een aantekening in één van de vele overzichten in een bundel stukken in het Familiearchief Gockinga was Hille een Edsema (verwant? dan aan een Ayolt Edsema te Appingedam, die 25 juni 1566 als compromisman in een waterschapskwestie voorkomt). Over Hille's herkomst is uit stukken niets gebleken. Namens Clara van Ewsum, vrouwe van Hinte, zweert Eppo Bauckens op15 januari 1576 aan als redger van Appingedam. Als zodanig zweert hij opnieuw aan op 22 april 1578 en 12 mei 1579. Hij was echter redger in meer rechtstoelen: op11december 1576 komt hij voor als redger van Appingedam en Farmsum. In 1600 verklaart hij redger over dertig „karspelen" te zijn geweest. Met zijn broer Hilbrant tekent hij in 1581 de verklaring tot handhaving van de Gereformeerde godsdienst en de afzwering van Philips II. Volgens de kroniekschrijver Johan Rengers van ten Post was hij met (zijn broer) Eysso sinds 18 juni 1580 balling in Oost-Friesland. In 1583 proviandeert hij op eigen kosten de — in Staatse handen zijnde — schans te Oterdum. In september 1583 is hij te Emden, terwijl hij op 9 november1583 zonder enige nadere aanduiding redger van Appingedam genoemd wordt.
Daarop trekt hij blijkbaar naar Friesland, waar hij advocaat wordt. Zijn belangstelling richt zich echter — naar het zich laat aanzien — op een geheel ander terrein: in 1588 wordt hij benoemd tot rector van de Latijnse school te Harlingen op een tractement van 400 Car. gl. per jaar. Lang echter heeft hij dit rectoraat niet bekleed, want reeds enige jaren later is hij als „opseender" en „director" één van de drie leden van de in 1592 door de Stadhouder ingestelde „Commissie tot dat Oosterse Dijckwerck" (waarmee de Eems- en Dollarddijken zijn bedoeld). Op 10 april 1595 wordt hij als wonende te Farmsum vermeld, terwijl hij op 8 oktober 1596 zonder succes procedeert over het redgerrecht van de Vierburen (Spijk, Godlinze, Bierum en Losdorp). In de tussentijd (1595/6) is hij dan nog rentmeester van de provincie Stad en Lande geweest, terwijl hij op 18 december 1596 voorkomt als rentmeester van het voormalige klooster Essen bij Haren (Gr.), waar hij dan blijkbaar ook woont. Op 29 februari1600 verzoekt Eppo Bauckens, gewezen redger over dertig karspelen en gewezen rentmeester, kwijtschelding van een schuld van 2400 dlr., vertonende zijn commissie (waartoe, is niet aangegeven) van de Prins van Oranje dd. Dillenburg 26 augustus 1570 enverschillende resoluties van de Staten-Generaal (waarvan de strekking evenmin is aangegeven); de Landdag wordt gelast hierover rapport uit te brengen. Als redger wordt hij op 21 januari 1602 weer vermeld, terwijl hij op 12 november 1605 te Stedum blijkt te wonen. Als redger komt hij nog voor op 30 juli 1608. Nadien vonden wij hem niet meer vermeld.
Over zijn vrouw Hïlle is in het voorgaande reeds gesproken. Wellicht is hij daarna gehuwd geweest met een Ewkema uit Uithuizen. Voor een nauwe relatie met Ewkema pleit een aantal vermeldingen: op 13 februari 1577 wordt ter instantie van Eppo Bauckens, redger te Appingedam, voor zichzelf en Focke Ompteda met Derck Syerts en voorts Bonno Luppens en Hoycke Peters, voorstanders over wijlen Jurjen Eukema's „tweèrlei" (doorgehaald: „jungeste") kinderen met de voorstanders over de „oldeste" (aldus detekst) kinderen Ewkemaheerd te Uithuizen opgemeten. De heerd wordt bevonden 94 3/4 gras groot te zijn, waarbij wordt aangetekend dat 1/10 part 9 3/8 gras bedraagt. Op 19 januari 1575 zeggen Baltzar Ewkema en Eppo Bauckens gezamenlijk land te Uithuizen op. Eppo's zoon Fredericus Gockinga noemt zich later neef van wijlen Johan Ewkema, zoon van voornoemde Balthasar (zie hierna), die eigenaar geweest is van Eissingeheem te Holwierde. Eppo heeft tenminste vier kinderen gehad, waarvan — indien hij inderdaad tweemaal gehuwd is geweest — de eerste twee of drie uit het eerste huwelijk moeten zijn geboren en de jongste zoon uit het tweede (deze is in 1598 blijkbaar nog minderjarig). Voor een tweede huwelijk — met een Ewkema — pleit dat de jongstezoon (Fredericus) rechten laat gelden op goederen uit deze familie, hoewel hij de jongste was.
(1) Il est marié avec N. N. Eukema.
Ils se sont mariés
Enfant(s):
(2) Il est marié avec Hille Edsema.
Ils se sont mariés à l'église avant le 20 décembre 1562.Source 3
Enfant(s):
Eppo Bauckens | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) < 1562 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn aanstelling als student te Leuven minus 20 jaar
"De Nederlandsche leeuw", Volume 102;Volumes 104-106; www.werelate.org; DVD van De Nederlandsche Leeuw (1883 - 2008); "Oldambster geslachten (VII), door drs. O. D. J. Roemeling, (Vervolg van 1984, kol. 133—152), § X. Bauckens - Gockinga I I .
"De Nederlandsche leeuw, Volume 102;Volumes 104-106"; http://www.genealogy.com/users/w/o/l/Hindrik-Wolda/GENE7-0288.html