Elle est mariée avec Marten Ludersen.
L'autorisation pour le mariage a été obtenu le 13 avril 1610 à Kampen.
Enfant(s):
Ook Cunnechien Martens genoemd.
Zij ontvangt vanaf Pasen 1626 tot en met Michael 1639 een pensioen van de magistraat van Kampen.
In de Apostillen 1624-1632 was vooreerst d.d. 27 maart 1627 te lezen: Hebben Schepen ende Raedt de iaerlixe alimentatie van zall Marten Metzelers weduwe, so haer tot de summe van vijftien goltgulden ten respecte haers zoons onderholts toegelecht is, geaugmenteert ende vermeerdert op vijf ende twintich goltgulden, also sij denselven haren zone desen vergangen winter mede verpleget heeft. Ende sullen dezelven vorn. 25 goltgulden uit het overschot van de Caemer van de E. Br. Jan Lousen betaelt worden.
In 1639 is op een rekening van de Geestelijke Goederen te lezen: Aen Marten van Lunenburchs wed op Paesschen en Johannis, Michaelis...31.10.0. Voor Kerstmis van genoemd jaar is dus het pensioen van Martinius moeder opgehouden; zij vertoefde in dien tijd herhaaldelijk bij haar zoon, die in 1638 predikant te Epe was geworden en kwam in den loop van 1642 bij hem inwonen. Naar de reden waarom zij een pensioen genoot van de Kamper magistraat, kunnen wij slechts gissen. Waarschijnlijk werd het gezin van Marten de Metselaar van magistraatswege gesteund, omdat hij in en door den dienst ongeschikt tot werken was geworden.
Moeders gezondheid liet veel te wenschen over. Bij herhaling vinden we in Martinius brieven van meer of minder ernstige ongesteldheden gewag gemaakt. Maar sinds het najaar van 1644 werd haar toestand bedenkelijk. In het begin van November verliet zij het bed nagenoeg niet meer. De maag kon geen voedsel verdragen en ook de medicijnen kon zij niet inhouden. Een pleister, die uit Amsterdam ontboden werd, om als uitwendig middel aangewend te worden, baatte al even weinig. Met den dag slonken haar krachten weg; en allicht zou haar lijden nog langer hebben geduurd, indien een bijkomstige omstandigheid haren door niet verhaast had. Een veertien dagen later, in t laatst van November, raakten haar bed en dekens in brand door een spaander, die de hond van den vuurhaard had gekrabbeld en waardoor het afhangende dek vuur vatte. Met moeite werd de oude vrouw nog ongedeerd uit de tot stikkens toe met rook gevulde kamer gered en het vuur gebluscht. Maar de daardoor veroorzaakte schrik bracht haar den genadeslag toe. Na nog enkele dagen door een onleschbaren dorst en groote benauwdheden gefolterd te sijn, stierf zij in den avond van den 29sten November kalm en met Christelijk vertrouwen.
Kunne Coerts | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marten Ludersen |
Les données affichées n'ont aucune source.