getuige: Henricus Lambertus van Elven & Maria Gerritsen
ELVEN (Henri Louis Tétar van), geboren te Rotterdam den 11den Julij 1782, was de zoon van Martinus van Elven, en van Johanna Heukelman. Hij genoot het onderwijs te Weert in Noord-Brabant en later te Amsterdam. Met onderscheidene kundigheden toegerust, werd hij in verschillende administratieve betrekkingen bij het ministerie van Binnenlandsche zaken geplaatst, zooals bij de afdeeling wegen en vaarten, en, tijdens het bestaan van het Amortisatie syndicaat, door de permanente commissie in 1828 van Brussel naar Amsterdam ontboden, waar hij zich als een bekwaam ambtenaar deed kennen.
Geruimen tijd had van Elven zijne studie van de Stenographie gemaakt, en in die kunst zich, zonder eenig onderwijs, een eigen stelsel gevormd, door de beoefening der bestaande Duitsche, Fransche en Engelsche stelsels. Hij was in 1823 de eenige die deze kunst in Nederland beoefende, en het was in dat jaar dat hij van Brussel naar 's Hage gezonden werd, om eene proeve van zijn stelsel te geven. Destijds dacht men te 's Hage over het geven van publiciteit aan de redevoeringen, die in de beide Kamers der Staten-Generaal gehouden werden, geheel anders dan te Brussel, en het was niet aan van Elven of aan zijn stelsel te wijten, dat die proefneming mislukte. Desniettegenstaande ging van Elven voort zijn stelsel te vol-
[p. 119]
maken, en hij had later het genoegen aangesteld te worden tot commies bij het ministerie van Binnenlandsche zaken, gedetacheerd bij de Nederlandsche Staats-Courant en belast met de opleiding van Stenographen.
Zóó werd van Elven als het ware de vader der Stenographie in ons vaderland. Weldra had hij verscheidene leerlingen, maar de meesten waren ongeschikt voor dien arbeid. Het grootste gedeelte der Stenographen bij de wetgevende magt was evenwel door hem vroeger gevormd, en de eer van eene kunst hier te lande te hebben gevestigd, die, men zeggen mag, dat de hand vlugger deed zijn dan de lippen, komt aan hem onvoorwaardelijk toe.
Wij hebben gemeend die hulde alhier aan van Elven te moeten brengen. En zulks te meer, omdat 's mans verdiensten destijds niet naar waarde zijn beloond, en de tot heden gedrukte berigten over zijne kunst niet geheel naar waarheid zijn medegedeeld. Het berigt toch dat van Elven tot aan zijnen dood zijne betrekking bij de Nederlandsche Staats-Courant behouden heeft, is even onjuist, als dat, dat hij het eerste onderrigt in de Stenographie van eenen uitgewekenen Franschen Graaf Bougard zou hebben ontvangen. Onmiddellijk toch na de organisatie van het Stenographische Bureau, zamengesteld uit de bekwaamste leerlingen van van Elven, zond men dezen laatsten naar huis, en de eenige erkentenis van gouvernementswege was, dat men zijne bezoldiging als ambtenaar bij het Ministerie van Binnenlandsche zaken verwisselde, met het hem toekomende pensioen, hetwelk op zijne reclame terug is gebragt op wachtgeld, en dat hij tot aan zijn overlijden, voorgevallen te 's Gravenhage den 13den Mei 1855, genoten heeft.
Als niet onverdienstelijk dichter en letterkundige maakte van Elven zich mede bekend; behalve eenige verspreide gedichten zien van hem het licht:
De Godsdienst, in drie zangen, 's Hage, 1846, 8o.
Een blik in het leven van Koning Willem II. 's Hage, 1849, 8o.
De geleerde Vrouw, blijspel in drie bedrijven, verkort naar les femmes savantes, en cinq actes van Molière, Amst. 1850. 8o.
Zijne bezigheden lieten van Elven niet toe zich meer aan de beoefening der dichtkunst te wijden, en hij beoogde dan ook door de uitgave van zijne stukjes geen ander voordeel dan eenige erkentelijkheid zijner vrienden, en het welzijn der armen ten wier voordeele hij ze uitgaf. Hij was voorts een goed vader, een opregt vriend, en bezat de deugd om alles voor anderen veil te hebben, en zich zelven gedurende zijn geheele leven voor anderer geluk te kunnen opofferen. Tweemalen was hij gehuwd; in 1802 met Mejnfvrouw Anna Felicité Tétar, die hem drie kinderen schonk, waaronder Martinus Gerardus, thans Architect te Amsterdam en Directeur bij de Koninklijke Academie van Beeldende kunsten, en Johannes Baptist, Graveur en kunstschilder te Amsterdam. Van Elven huwde ten
[p. 120]
tweede male in October 1811 met Mejufvrouw Dorothea Carolina de Hosson, waarbij hij vier kinderen verwekte, de jongste daarvan, Paul genoemd, als kunstschilder bekend, is thans Leeraar aan de Koninklijke Academie van Ingenieurs te Delft, en vervaardigde de afbeelding van zijnen vader, die in prent is uitgegeven.
Uit medegedeelde familieberigten bijeengebragt. Zie ook Iz. J. Lion. Stenographie en Tachygraphie ('s Hage 1849 8o). bl. 6-13; Het boek der Uitvindingen, Ambacht. en Fabriek. (Leid. bij A.W. Sythoff, 1858), bl. 123-126, met het bovengemelde portret; Immerzeel, Lev. en werk. der kunstsch. D. III. bl. 135.
(1) Il est marié avec Anna Françoise Felicité Tétar.Source 1
Den 9 april 1802 Compareerden Hendricus Lambertus van Elven van Amsterdam Roomsch oud 21 jaren in de (onleesdbaar ...) over 't klooster no 142, geass, met zijn vader Martinus van Elven woont als boven &
Anne Francoise Felicitee Tetart van Amsterdam Roomsch 26 jaren op 't Rusland agter 't water geass. met haar vader jean Baptist Testart woont als boven.
L'avis de mariage a été publié le 9 avril 1802 à Amsterdam, Noord-Holland, Nederland.Source 1
Les témoins: Jean Baptiste Tétar, Martinus van ElvenIls se sont mariés Ils se sont mariés à l'église
Geloof: Rooms Katholiek
(2) Il est marié (burgerlijke stand) avec Dorothea Carolina de Hosson.Les sources 2, 5
Sophia Henriette Tetar van Elven
bron Alphen bevolkingsregister 1890-1900, deel 7 blz. 15
naam Sophia Henriette Tetar van Elven
geboren 06-05-1830 te Brussel (Belgie)
adres Alphen, wijk D nr. 310
kerk RK
ingekomen 13-05-1891 Voorschoten
vertrokken 13-04-1896 Rosmalen
plaatsnaam Alphen
instelling Streekarchief Rijnlands Midden
================
Louisa Gerarda Tetar van Elven
bron Alphen bevolkingsregister 1890-1900, deel 7 blz. 15
naam Louisa Gerarda Tetar van Elven
geboren 13-12-1833 te Amsterdam
adres Alphen, wijk D nr. 310
kerk RK
ingekomen 13-05-1891 Voorschoten
plaatsnaam Alphen
instelling Streekarchief Rijnlands Midden
Ils se sont mariés le 13 octobre 1811 à Groningen, Groningen, Nederland.Source 2
Datum: Huwelijk 13-10-1811 Groningen
Bruidegom Henricus Lambertus van Elven, laarsemaker
Vader Martinus van Elven, laarsemaker
Moeder Gerarda Henkelman
Bruid Dorothea Carolina de Hosson
Vader Franciscus Ignatius de Hosson, schilder
Moeder Joanna Catharina van Ackeren
Bron Huwelijksregister Groningen 1811
Aktenummer 32
Enfant(s):
Bron GAA Poorter boek 30 blz 72 dd 21-07-1799
==============
Dopeling Henricus Lambertus van Elven
Vader Martinus van Elven
Moeder Gerarda Henkelman
Getuige Henricus Lambertus van Elven & Maria Gerritsen
Plaats Rotterdam
Datum doop 11-07-1781
DTB Rotterdam inv. 36 Doop rooms-katholiek Steiger
Henricus Lambertus Tétar van Elven | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anna Françoise Felicité Tétar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1811 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dorothea Carolina de Hosson |
Bron Burgerlijke stand - Huwelijk
Archieflocatie Groninger Archieven
Algemeen Gemeente: Groningen
Soort akte: Huwelijksakte
Aktenummer: 32
Datum: 13-10-1811
Bruidegom Henricus Lambertus van Elven
Geboortedatum: 11-07-1781
Geboorteplaats: Rotterdam
Bruid Dorothea Carolina de Hosson
Geboortedatum: 29-10-1792
Geboorteplaats: Groningen
Vader bruidegom Martinus van Elven
Moeder bruidegom Gerarda Henkelman
Vader bruid Franciscus Ignatius de Hosson
Moeder bruid Joanna Catharina van Ackeren
Nadere informatie beroep bruidegom: laarsemaker; beroep vader bruidegom.: laarsemaker; beroep vader bruid: schilder; weduwnaar van Anne Françoise L.F. Tetar
Bron Burgerlijke stand - Overlijden
Archieflocatie Groninger Archieven
Algemeen Gemeente: Groningen
Soort akte: overlijden
Aktenummer: 747
Aangiftedatum: 19-10-1812
Overledene Johanna Catharina van Elven
Geslacht: V
Overlijdensdatum: 19-10-1812
Overlijdensplaats: Groningen
Vader Henri Louis Tetar van Elven
Moeder Dorothea Carolina de Hosson
Partner
Nadere informatie geboortepl: Groningen oud 9 dagen