Genealogy Richard Remmé, The Hague, Netherlands » Gijsbrecht IV van Amstel Heer van Amstel (± 1235-± 1303)

Données personnelles Gijsbrecht IV van Amstel Heer van Amstel 

Source 1

Famille de Gijsbrecht IV van Amstel Heer van Amstel

Il est marié avec Badeloch van Woerden.

Ils se sont mariés environ 1265.


Enfant(s):

  1. Jan I van Amstel  ± 1260-± 1345 
  2. Elisabeth van Amstel  ± 1271-1289


Notes par Gijsbrecht IV van Amstel Heer van Amstel

Amstel bezittingen:

huis het Reygersbosch (Reigershof) te Ouder-Amstel
Naardingerland
Gooiland
Muiden
Muiderpoort
Vindelsmerbroek
Moordrecht
Mijnden
IJsselstein
Nyerlede bij Rhenen(Jan 1)
Lopik
Schalkwijk
Texel
Diverse stadskastelen in de stad Utrecht. (Vriezenburg, Pruisenburg, ...)
Slot Adegeest onder Voorschoten
Wassenaarse hoflenen 112, 130-156
Weesp
'het goed ten Bosch' in Weesperkarspel (Uitermeer
het goed te Ankeveen

============================================

De verbeurd verklaarde (eigenlijk Utrechtse!) bezittingen van van Amstel en van Woerden, werden door Jan II van Avesnes,graaf van Holland, gegeven aan diens broer Guy van Avesnes (Gwijde, bisschop van Utrecht).
Een van diens (Gwijde's) buitenechtelijke dochters, Maria, trouwt later met Arendt van Amstel. Zoon van Gijsbrechts IV broer Arnold (Arend, Aernout) van Amstel en Bertha van Arkel Heukelom.

Wellicht om (een deel van) de voornoemde verloren gegane bezittingen weer terug in de familie te krijgen?

==============================================

Onder het strakke regime van Floris V kwamen in 1273 de Kennemer boeren in opstand tegen de Hollandse graaf. Zij vonden steun bij onder andere Gijsbrecht van Amstel, een ministeriaal, die namens de bisschop schout was in Amstelland en in die hoedanigheid eveneens de macht van de graaf wilde intomen. Het oproer liep uit de hand en eindigde met een belegering van de stad Utrecht, waar met de steun van de ambachtslieden het zittende bestuur werd afgezet. Uiteindelijk konden de patriciërs terugkeren dankzij interventie van Floris V, hetgeen tekend was voor de verslechterde machtspositie van de elect-bisschop* Jan van Nassau.

==============================================

Hij vluchtte naar 's-Hertogenbosch, waar hij bescherming vond bij zijn invloedrijke neef Jan I van Kuyc. Gijsbrechts zoon, Jan I, probeerde tevergeefs om de rechten op de geconfisqueerde leengoederen te herstellen. Hij vestigde zich ná 1304 in het hertogdom Brabant. Zijn nazaten konden op de duur niet meer aan de verplichtingen van hun stand voldoen en verloren langzamerhand hun maatschappelijke invloed.

=============================================================

In 1296 werd de Hollandse graaf Floris V vermoord. Bij de reactie daarop van Hollandse zijde werden onder meer de bezittingen van Gijsbrecht van Amstel door Holland geconfisqueerd. Eerder had Gijsbrecht bij Floris dertig borgen moeten stellen. Een van hen was Amelis I van Amstel van Mijnden, heer van Mijnden en de beide Loosdrechten. Diens bezittingen werden toen ook Hollands. In 1301 probeerde Willem Berthout van Mechelen, bisschop van Utrecht, de aan Holland verloren gegane Amstelse goederen terug te veroveren. Kasteel Nijenrode, dat met Holland meevocht, werd toen zwaar beschadigd. Vier jaar later, in 1305, drongen Vlamingen, door Zeeuwen gesteund, strijdend ver naar het noorden door. Ze namen ook kasteel Nijenrode in, dat nog niet afdoende was hersteld van de schade uit 1301.
[RHR]: hieraan nam de zoon van Gijsbrecht's IV, Jan I van Amstel, deel. Dat mondde uit in de verwoesting van Amsterdam, weergegeven in het beroemde toneelstuk 'Gijsbrecht van Amstel' van Joost vd Vondel.

==============================================================

In 1285 is Jan I van Kuyc borg voor de drie gebroeders van Amstel (Gijsbrecht IV, Willem en Arnold).

In 1274 kwamen ook de Kennemers in opstand, onder leiding van Gijsbrecht IV van Amstel.

One of the three kidnappers (Gerard van Velzen en Herman van Woerden) of count Floris V of Holland (in 1296). Floris was then murdered by Gerard van Velzen.

Gijsbrecht and Herman were exiled and lost all of their belongings, while Gerard was executed ============================================================ www.pzh.nl/onderwer/drgg/gouw/gouw3.html

In 1285 kwam aan Amstels glorie een einde. Gijsbrecht was verplicht zijn goederen van Floris V in leen te ontvangen en van zijn rechten in Gooiland afstand te doen. Na de moord op graaf Floris werd het bezit van de Van Amstels verbeurd verklaard. .

============================================================ www.pzh.nl/onderwer/drgg/gouw/gouw3.html

In de dertiende eeuw zijn de Amstels heren van Benschop, Noord-Polsbroek en IJsselstein. De bouw van het slot IJsselstein in het gerecht Eiteren is de oorsprong van de latere baronie. De hoge en lage heerlijkheid van Benschop en Noord-Polsbroek zijn als Amstelse lenen aan de graaf van Holland vervallen. De leenheerlijke rechten van Otto van Cuyck, o.a. het hooggerecht van Ijsselstein en het dagelijks gerecht in Eiteren, worden in 1327 door de graaf gekocht. Een jongere linie van Van Amstel wist zich hier als Hollands leenman te handhaven. Door huwelijk kwam dit complex aan de Egmonds. Anna van Egmond, gravin van Buren, bracht IJsselstein door haar huwelijk met Willem van Oranje in 1551 in het familiegoed van de Oranjes. Of het waar is, dat Philips II de baronie van IJsselstein in 1556 als een souvereine heerlijkheid erkende, moet bij gebreke van een oorkonde in het midden worden gelaten. Zeker is, dat de rechtsmacht van het Hof van Holland zich niet meer over dit gebied uitstrekte en men betaalde, ondanks de protesten der Staten, niet in de Hollandse belastingen.

REF / AFN / Custom: 4731 /  / , Heer van Amstel. Hij is de vermeende hoofdpersoon in Vondels dramaGijsbrecht van Amstel. In feite was dat echter zijn zoon Jan.
Name: Gijsbrecht van /Amstel/
Sex: Male
Modify Date: 7 Apr 2002
Father: Abt 1200, Gijsbrecht van /Amstel/ [4725], (b. Abt 1200, ), (d. Abt 1252, ), Heer van Amstel
Mother: Abt 1210, nn van /Cuijk/ [4730], (b. Abt 1210, ), (d. Abt 1250, )
Birth: Abt 1230
Marriage: Abt 1265, Badeloch van /Woerden/, m. Abt 1265
Son: Abt 1270, Jan van /Amstel/ [4733], (b. Abt 1270, ), (d. Abt 1335, ), Heer van Amstel. Hij is de eigenlijke hoofdpersoon in het toneeldramavan Joost van den Vondel, Gijsbrecht van Aemstel
Death: Abt 1299

±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±

http://www.kasteleninutrecht.nl/IJsselstein.htm

IJsselstein

Ligging Ligt aan de noordwestzijde van IJsselstein. De naam IJsselstein betekent kasteel (= steen/stein) aan de IJssel.
Ontstaan Het kasteel van IJsselstein is voor 1417 gebouwd en voor het laatst verbouwd vanaf 1470. Op een toren na is het kasteel in 1888 afgebroken.
Geschiedenis Ridder Arnoud van Amstel, broer van Gijsbrecht IV van Amstel, had in 1267 bezittingen in de Achtersloot bij Eiteren. Eiteren, waar een parochiekerk stond, lag op de oeverwallen van de IJssel ten noorden van het latere kasteel. Het behoorde in de 10e eeuw tot de bezittingen van de abdij van Werden. Arnoud -en wellicht al zijn ouders- bezat de hoge jurisdictie over het gehele gebied van de latere baronie van IJsselstein: IJsselstein, Benschop en Noord-Polsbroek; Benschop en Polsbroek als Amstelse lenen en de hoge jurisdictie over het gebied van het latere IJsselstein als leen van de heer van Kuik en achterleen van het Sticht. Zijn belangen in het gebied breidde hij in het derde kwart van de 13e eeuw flink uit door de aankoop van diverse rechten en goederen. In 1280 werd hij gevangen genomen door graaf Floris V, nadat hij het kasteel Vreeland , dat hij voor zijn broer verdedigde, had overgegeven. Zijn zoon Gijsbrecht trad al sinds 1279 op als heer van IJsselstein, de eerste maal dat deze naam wordt gebruikt. Ook het kasteel van IJsselstein wordt in deze oorkonde van 1279 voor het eerst genoemd. Mogelijk is Gijsbrecht van IJsselstein, die niet deelde in de malaise van de andere Van Amstels, door graaf Floris V met het slot beleend.  In 1285 werden Gijsbrecht IV van Amstel en zijn broer Arnoud door graaf Floris V vrijgelaten. In het verdrag, dat toen werd gesloten, werd onder meer bepaald dat zij al hun allodiale bezittingen voortaan in leen hielden van de graaf. Arnoud van Amstel wijzigde het wapen van Amstel met de vier balken en het St. Andrieskruis daarboven in één dwarsbalk met het St. Andrieskruis daar overheen. Dit zou voortaan het wapen van het geslacht Van IJsselstein zijn. Gijsbrecht van IJsselstein distantieerde zich in 1296 van zijn oom Gijsbrecht IV van Amstel, die had deelgenomen aan de samenzwering die leidde tot de dood van graaf Floris V. In ruil hiervoor kreeg Gijsbrecht van de graaf van Holland de verzekering dat hij in zijn goederen gehandhaafd zou worden. Toen Gijsbrecht in 1297 echter weigerde zijn kasteel ter beschikking van de graaf te stellen, werd hij gevangen genomen en werd kasteel IJsselstein belegerd. Zijn vrouw, Berta, wist met een kleine bezetting ongeveer een jaar stand te houden. Na de overgave van het kasteel werd de helft van de verdedigers om het leven gebracht, na daartoe door het lot te zijn aangewezen.  Vanaf 1309 werden Gijsbrecht en zijn zoon Arnoud weer met de IJsselsteinse bezittingen beleend. Zij verwierven vanaf 1320 een zeer sterke positie in het Sticht. Gijsbrecht bevorderde bovendien de ontwikkeling van de stedelijke kern IJsselstein. In 1321 kon IJsselstein dan ook terecht als stad worden aangemerkt. In 1343 stierf Gijsbrecht, ongeveer 65 jaar nadat hij voor het eerst als heer van IJsselstein was opgetreden. Arnoud verstevigde de functionele eenheid, die het land van IJsselstein toen al was, nog verder. Hij tooide zich met de titel baron. Het gebied zou dan ook voortaan de baronie van IJsselstein heten. Arnoud was aan Hollandse kant betrokken bij de oorlog tegen het Sticht. De bisschop en de stad Utrecht belegerden in 1349 IJsselstein gedurende vijf weken, en wel zo heftig, dat Arnoud zich gedwongen zag vrede te sluiten. Op een nacht in 1356 namen ca. 30 mannen uit Utrecht de voorburcht van kasteel IJsselstein in. Omdat zij die in brand staken, zagen de verdedigers van het kasteel dat er weinig aanvallers waren en konden de Utrechters worden verdreven.  Na Arnouds dood kwamen de IJsselsteinse goederen en rechten in 1364 aan zijn dochter Guyotte. Deze was getrouwd met Jan I, heer van Egmond, die op dat moment al geruime tijd tot de belangrijksten van de bestuursadel in Holland behoorde. Hij was één van de oprichters van de Kabeljauwse partij en kan in hoge mate verantwoordelijk worden gehouden voor het uitbreken van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Guyotte is als laatste telg uit het geslacht van de IJsselsteinse Van Amstels waarschijnlijk de opdrachtgeefster geweest van het praalgraf in de kerk van IJsselstein, waarop in steen haar ouders en grootouders zijn afgebeeld. Zijzelf stierf omstreeks 1374. Haar kleinzoon, Jan II, heer van Egmond en IJsselstein, droeg de bijnaam 'Jan met de bellen' vanwege de bellen aan zijn harnas. Hij liet het bestuur van IJsselstein meestal over aan zijn broer Willem. Jan II werd in 1416 door graaf Willem VI van een complot tegen hem verdacht en ter verantwoording geroepen. De graaf vorderde de burcht IJsselstein op en maakte zich op voor een belegering. Na bemiddeling kwam het tot een vergelijk. Jan II en zijn broer deden tegen betaling van een jaargeld afstand van het kasteel IJsselstein en alle rechten op het land van IJsselstein.  Van de dood van graaf Willem VI maakte Willem van Egmond gebruik om met behulp van ingezetenen in 1417 de stad IJsselstein, en later ook het kasteel, weer in te nemen. Bondgenoten van gravin Jacoba van Beieren trokken vervolgens op tegen IJsselstein. Willem van Egmond capituleerde en gaf het kasteel en de stad over in ruil voor een vrijgeleide. Vervolgens werden het kasteel en de stadsverdediging gesloopt. Ruim een jaar later, in december 1418, braken Utrechtse troepen op verzoek van gravin Jacoba nog eens alle huizen af. Alleen kerkelijke gebouwen bleven gespaard. De stad herstelde zich zeer langzaam van deze zware klap. De Van Egmonds verging het beter dankzij hun goede relaties met Jacoba's tegenstrever, Jan van Beieren. Deze beleende Jan II van Egmond in 1421 weer met de Egmondse en IJsselsteinse goederen. En ook kreeg deze het kasteleinschap van Leerdam in pand. Zijn oudste zoon, Arnoud, werd in 1423 erkend als hertog van Gelre, hijzelf trad als ruwaard op. Aan zijn broer Willem droeg hij de IJsselsteinse goederen over. Willem bekleedde voorts in Holland aanzienlijke ambten, zoals tresorier en lid van de grafelijke raad. De broers Jan II en Willem stierven beide in 1451.  Hertog Arnoud van Gelre had al in 1438 met zijn broer, eveneens Willem geheten, een akkoord gesloten over de verdeling van de bezittingen. Aan Willem, die al heer van Mechelen was, vielen onder meer Egmond, Leerdam en IJsselstein toe. Van Leerdam deed hij in 1460 afstand. Hij raakte betrokken in de strijd van zijn broer Arnoud tegen diens zoon Adolf, die zelf het hertogschap ambieerde. De laatste had hertog Arnoud in 1465 gevangen genomen, maar ook Willems zoon Frederik, bijgenaamd 'schele Gijs'. Reden genoeg voor Willem om zich in 1466 van Arnhem meester te maken. De burgers van IJsselstein, bevreesd dat vanuit Gelderland wraak zou worden genomen, begonnen provisorische verdedigingswerken aan te leggen. Onder druk van de stad Utrecht moesten ze weer afgebroken worden. Gelderse troepen vielen daarop de weerloze stad binnen en plunderden en verbrandden deze grondig. Ondanks Utrechtse dreigementen begon IJsselstein daarna de stad te versterken. In 1470 werd een verdrag gesloten dat een einde maakte aan de twist met de stad Utrecht hierover. Frederik van Egmond was al sinds 1464 heer van IJsselstein, dat zijn vader hem had geschonken ter gelegenheid van zijn huwelijk met Aleida van Culemborg. Zowel hij als zijn vader dankten aan hun bemoeienissen met de Gelderse opvolgingsstrijd belangrijke bezittingen en posities. Frederik verwierf Buren en Leerdam. In 1498 verhief rooms-koning Maximiliaan deze gebieden tot graafschappen. Evenals zijn vader was Frederik raad en kamerling van hertog Karel de Stoute. Zijn vader werd in 1473 door Karel de Stoute tot stadhouder van Gelre benoemd en later door deze als ridder opgenomen in de Orde van het Gulden Vlies. Er deden zich echter ook tegenslagen voor; in 1478 trachtten Frederik en zijn broer Willem de stad Nijmegen aan hun kant te krijgen. Ze werden daarbij gevangen genomen en pas na drie jaar weer vrijgelaten. Tijdens de oorlog van 1481 - 1484 tussen Holland en Utrecht werd IJsselstein in augustus 1482 belegerd door Kleefse, Montfoortse en Utrechtse troepen. Frederik van Egmond verdreef ze met zijn leger vanuit Schoonhoven.  Als legeraanvoerder voor Maximiliaan belegerde Frederik in 1483 de stad Utrecht, die in september 1483 een vredesdictaat moest aanvaarden. Op de tot vesting omgebouwde Catharijnepoort werd onder leiding van Frederik van Egmond een bezetting gelegerd. Leden van de Utrechtse gilden namen in 1489 de Catharijnepoort weet in en sloopten de vesting. Frederik van IJsselstein en zijn zoon Floris -bijgenaamd Fleurken dunbier- drongen op 2 april 1491 Utrecht binnen om de poort te heroveren, maar werden teruggedreven. Twee jaar later kwam het dankzij de legering van een IJsselsteinse troepenmacht voor Utrecht, tot een vergelijk, waarbij aan de grieven van Frederik werd tegemoet gekomen. Allerlei tegenstellingen tussen de stad Utrecht en de heren van IJsselstein bleven echter de verhouding vertroebelen. In 1510 deden Utrechtse troepen een vergeefse poging stad en kasteel van IJsselstein te veroveren. Na plunderingen van de omgeving van Utrecht door Floris van Egmond belegerde Utrecht vervolgens IJsselstein. Op 25 juli 1511 werd een vredesverdrag gesloten, Graaf Floris, die in 1506 tot ridder in de Orde van het Gulden Vlies was benoemd, zette zijn krijgsverrichtingen in dienst van de Habsburgs voort. Zijn voornaamste opponent daarbij was zijn neef Karel van Gelre. Floris was stadhouder van diverse gewesten en kapitein-generaal van het leger. Aan het eind van zijn leven gaf hij waarschijnlijk opdracht het praalgraf te maken voor zijn in 1471 overleden moeder, Aleida van Culemborg, dat nog altijd in de kerk van IJsselstein aanwezig is.  Zijn zoon Maximiliaan trad al voordat zijn vader in 1539 stierf in diens voetsporen als veldheer. Ook volgde hij zijn vader in aanzien -hij was ridder in de Orde van het Gulden Vlies- en ambten: stadhouder en kapitein-generaal van Groningen, Friesland en Overijssel. Zijn dochter Anna huwde in 1551 met Willem I van Oranje. Na haar dood in 1558 kwamen alle goederen en rechten van de IJsselsteinse Egmonds aan de Oranjes. In 1795 namen de Fransen krachtens oorlogsrecht de eigendommen van de Oranjes in bezit en werden er in het kasteel militairen gelegerd. Na de staatsomwenteling van 1798 werden de particuliere goederen van prins Willem V -en dus ook het kasteel IJsselstein- verbeurd en tot nationaal eigendom verklaard. Het kasteel stond daarna jaren leeg. In de periode 1803-1810 werd het verhuurd, waarna plannen tot afbraak werden gemaakt. In 1812 werd het kasteel echter door Domeinen verkocht aan jhr. mr. N. H. Strick van Linschoten, heer van Bunnik en Vechten. Na de dood van zijn dochter werd het kasteel voor sloop te koop aangeboden. Pogingen van onder andere burgemeester Des Tombe van IJsselstein om zowel het Rijk als de koninklijke familie voor het kasteel te interesseren, faalden, en het kasteel is op 12 november 1887 verkocht. Op de traptoren na is het kasteel alsnog gesloopt.  Het kasteel is vermoedelijk in het derde kwart van de 13e eeuw gebouwd, waarschijnlijk door Gijsbrecht uit het geslacht Van Amstel, die zich in 1279 als eerste 'Van IJsselstein' noemde en sprak over 'mijn slot', terwijl zijn vader nog in leven was. Over het uiterlijk van dit eerste kasteel is niets bekend. In ieder geval was het al in 1297 sterk genoeg om een belegering van een jaar te doorstaan. In 1349 vonden de verdedigers het echter raadzaam om al na vijf weken belegering vrede te sluiten. In 1356 blijkt het uit een hoofdburcht en een voorburcht te bestaan. Dit oudste kasteel werd in 1417 compleet verwoest. Ongeveer een halve eeuw lang was er vervolgens geen kasteel te IJsselstein. De heren van IJsselstein hadden andere bezittingen, waar zij konden wonen en zagen zich dus niet gedwongen tot onmiddellijke herbouw en voorts zag de stad Utrecht er scherp op toe dat er te IJsselstein geen verdedigingsobjecten werden opgebouwd. In 1442 vroeg Willem van IJsselstein aan hertog Filips van Bourgondië om zijn gevangenen elders te mogen opsluiten, omdat hij in zijn heerlijkheid geen versterkt kasteel had. Ook in 1464 was het kasteel nog niet herbouwd; Frederik van Egmond had ter gelegenheid van zijn huwelijk de heerlijkheid IJsselstein van zijn vader gekregen. Hij had er echter blijkbaar geen passende residentie, want zijn schoonvader gaf hem slot Ewijk te leen als woonplaats. Herbouw van het kasteel heeft pas na 1466-1470 kunnen plaatsvinden, nadat er een tijdelijk einde kwam aan de staat van oorlog tussen Utrecht en IJsselstein. Dit nieuwe kasteel is overigens nooit als permanente woonplaats gebruikt door de heren van IJsselstein. Slechts incidenteel hielden zij hier verblijf. Voor het overige werd het bewoond door hun vertegenwoordiger ter plaatse, de drost.  Dit tweede kasteel op deze plek is in meerdere fasen tot stand gekomen. Hierbij werd afgezien van een bebouwde voorburcht. Ergens tussen 1466/1470 en 1477 werd op de zuidoosthoek van het kasteelterrein een rechthoekige woontoren gebouwd van ca 9 x 7 m, bestaande uit een keldergewelf en drie woonlagen. In een volgende fase werd aan de westelijke zijde hiervan een poortgebouw met woonverblijven en valbrug aangebouwd, zodat een woonvleugel ontstond met een totale lengte van ca 42 m. In 1477 was men bezig met de afwerking hiervan: een raam aan de westzijde van de woontoren kwam te vervallen en werd uitgebroken, de zaal boven de poort werd gepleisterd, evenals de kamer daarboven, er werden tegels gelegd in de nieuwe zaal en in de keuken, de wenteltrap werd gepleisterd, enz. Het vloerniveau van deze aanbouw was lager dan dat van de woontoren, zodat er tussen de eerste verdieping van de woontoren en de nieuwe zaal een aantal traptreden moest worden aangelegd om het verschil te overbruggen. De wenteltrap bevond zich in een traptoren, die halverwege de geplande nieuwe vleugel aan de pleinzijde werd aangebouwd. Het meest westelijke deel van de nieuwe woonvleugel kwam overigens in een latere bouwfase tot stand. Een ongedateerde rekening, die waarschijnlijk uit 1477 of 1478 stamt, bevat een opsomming van de glas-in-lood ramen, die in de nieuwe vleugel werden geplaatst, waaronder vele met afbeeldingen van de wapens van de heer van IJselstein en zijn vrouw.  In dezelfde periode werd het kasteelterrein ommuurd, waarbij waarschijnlijk op oude funderingsresten werd gebouwd. De omloop over de muur kwam in 1477 gereed. De drie ronde torens aan de west- en noordzijde werden in 1479 voorzien van een kap, die gedekt werd met leien. De westelijke toren bevatte gezien de naam ('puttoorn') een waterput. Om voor de hand liggende redenen werd deze in later tijd 'het hoeregat' genoemd. De noordelijke toren deed dienst als gevangenis en werd daarom 'gevangen toorn' genoemd en in later tijd 'de stok'. Tussen deze twee torens bevond zich de 'cleynen toorn', de enige van de drie, die in 1888 nog intact was. Eveneens in 1479 werd aan het plein, tegen de noordelijke muur, ten oosten van de gevangentoren, een stal gebouwd met daarnaast een boerderij ('bouhuus'). Het dak daarvan werd met platte dakpannen ('tegelen') gedekt. In 1480 werd de laatste hand gelegd aan de westelijke uitbouw en de torens: alle deuren kregen sloten en op de torens kwamen windvaantjes. Tijdens de oorlog van 1482 was het kasteel dus in verdedigbare staat.  In 1511 werden twee torens van het kasteel kapotgeschoten. In de periode tussen 1527 en 1532 werd haaks op de woontoren, aan de noordoostelijke zijde van het kasteelterrein, een lange galerij met poortdoorgang gebouwd. Het geheel werd afgesloten met de nog bestaande traptoren. De galerij en de toren zijn waarschijnlijk ontworpen door de architect Rombout II Keldermans, die in december 1531 overleed. Hij werkte lange tijd ook aan andere kastelen van graaf Floris van Egmond. De traptoren is in opzet en detaillering vrijwel identiek met de grote trap van het Markiezenhof te Bergen op Zoom, dat in 1495 onder toezicht van Anthonis I Keldermans is gebouwd. De traptoren -Loyer toren genaamd- bevatte een grote wenteltrap en had alleen bovenin een bewoonbare ruimte, die in de 18e eeuw in gebruik was als gevangenis. In 1540/1541 werd tegen de nieuwe traptoren in noordoostelijke richting een paleisachtige uitbouw geplaatst. Marcelis Keldermans leverde hiervoor in 1540 twee hardstenen schouwen. Achttien glazen van 'fijn bergoens glas' werden in de twee vertrekken van deze uitbouw geplaatst door een zekere Willem Jorisz. De inspiratie voor deze opmerkelijke aanbouw is wellicht opgedaan in Brussel, waar de Van Egmonds een groot huis bezaten. Rond 1600 werd het tegen de oude woontoren gelegen deel van de galerij uitgebouwd tot woonvleugel. De ruimte tussen deze woonvleugel en de oude wenteltrap van de hoofdwoonvleugel werd daarna geleidelijk dichtgebouwd.  Na de 17e eeuw trad het verval van het kasteel in. Voor 1727 was van zowel de muurtoren aan de noordzijde ('de stok') als aan de westzijde ('het hoeregat') het dak verdwenen en een deel van de ommuring ingestort. Tussen 1727 en 1731 verdween een deel van de vleugel aan de zuidwestzijde en in dezelfde tijd stortte ook het dak in van de paleisachtige vleugel op de noordhoek. Afgaande op een tekening van Cornelis Pronk uit 1731, waaruit blijkt dat de muren nog overeind stonden, zou brand de oorzaak van het instorten van het dak kunnen zijn geweest. De vleugel is voor 1744 tot op de kelders afgebroken. Na 1744 stabiliseerde de situatie en in 1769 werd door Jan van Stolk een inspectierapport opgemaakt met aanwijzingen voor renovatie. Tevens werden op last van de bewoner, drost Joachim Ferdinand de Beaufort, enige kleine wijzigingen in het interieur aangebracht. Het kasteel bleef verder vrijwel ongewijzigd tot 1888, het jaar waarin het, op de traptoren na, werd gesloopt.  Hoe het kasteel er voor de sloop uitzag is te zien op opmetingen die Adolf Mulder in 1887 maakte. Voorts werd het kasteel van alle kanten gefotografeerd. Van het interieur van het kasteel is een 'haardje' met het jaartal 1687 bewaard gebleven en in het huis Weldam geplaatst. Het Centraal Museum te Utrecht beschikt over consoles uit het kasteel, die dateren uit de tweede helft van de 16e eeuw. De traptoren is na de Tweede Wereldoorlog gerestaureerd en ingericht tot oudheidkamer. Bij de restauratie werden onder meer de dakpannen vervangen door leien en werd op de bovenste verdieping het gemak aan de noordwestzijde gereconstrueerd. De restauratie kent echter ook enige onduidelijkheden; zo werden dakkapellen aangebracht op andere plaatsen dan op de meeste afbeeldingen is te zien, en werd in de zuidwestgevel een bouwspoor aangebracht als zou hier een groot gebouw met (zadel-)dak hebben gestaan. De sporen zijn op oude foto's niet evident aanwijsbaar en geen enkele afbeelding geeft hier een gebouw weer.
Bewoners 1267 Ridder Arnoud van Amstel 1279 - 1297, 1309 - 1343 Gijsbrecht van Amstel van IJsselstein 1343 - 1364 Arnoud van Amstel, baron van IJsselstein 1364 - 1374 Guyotte van Amstel, getrouwd met Jan I, heer van Egmond - 1417 Jan II, heer van Egmond en IJsselstein 1421 - 1451 Willem (I) van Egmond 1451 - 1464 Willem (II) van Egmond 1464 Frederik van Egmond ca 1510 - 1539 Floris van Egmond ca 1539 Maximiliaan van Egmond - 1558 Anna van Egmond, getrouwd met Willem I van Oranje 1558 Willem I van Oranje - 1795 de stadhouders van Oranje-Nassau 1812 jhr. mr. N. H. Strick van Linschoten drost Joachim Ferdinand de Beaufort
Huidige doeleinden De kasteeltoren is nu in gebruik als oudheidskamer. Van het eerste kasteel resteren alleen nog een restant van een gracht om de voorburcht. In de grond bevinden zich mogelijk nog funderingen.
Opengesteld De kasteeltoren is in de zomermaanden geopend voor bezichtiging. Zie voor de openingstijden de eigen site van de toren (te vinden onder links) of op deze site onder musea.
Foto's Foto 1 <                                   > Ansichtskaart van de toren Foto 2 <                ;           > Foto van de zijkant van de toren Foto 3 <                      ;     > Foto van de zijkant van de toren Foto 4 <                            > Foto van de graftombe in de N.H. Kerk Afb. 1 <                                   > Litho van het kasteel door J.F. Christ (19e eeuw) Afb. 2 <                           ;        > Tekening van onbekende tekenaar Afb. 3 <               ;                   ; > Tekening uit Merkwaardige Kastelen Afb. 4 <            ;                     > Tekening van Roelant Roghman vanuit het noordoosten (1646) Afb. 5 <                           ; > Oude afbeelding van het huis van voor de afbraak in 1910 Afb. 6 <                            ; > Oude afbeelding van het huis Afb. 7 <             ;                > Oude afbeelding van de voorzijde van het huis Afb. 8 <     ;                                      > Schilderij van Floris van IJsselstein (1469-1539)
Bronnen Tekst: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht Foto 1: uit eigen collectie Foto 2 en 3: Peter van der Wielen Foto 4: Geschiedenis van de Provincie Utrecht, deel 1 Afb. 1: Kastelengids van Nederland, 1979 (*) Afb. 2: boek: Provincie Utrecht, 1966 (*) Afb. 3: Merkwaardige kastelen in Nederland (*) Afb. 4 en 8: Geschiedenis van de Provincie Utrecht, deel 2 Afb. 5 - 7: Albert Speelman

http://www.kasteleninutrecht.nl/Kronenburg.htm

Kronenburg

Ligging Op de linker oever van de Vecht, net ten zuiden van Loenen aan de Vecht, ten oosten van de Rijksstraatweg en ten noorden van de Bloklaan.
Ontstaan Het kasteel werd in de 13e eeuw gesticht.
Andere benamingen Cronenburgh
Geschiedenis De eerste die Kronenburg met name noemt is Melis Stoke in zijn Rjjmkroniek, en wel in verband met de moord op Floris V in 1296. Enkele moordenaars, waaronder Gerard van Velsen en Arnold van Benschop, zochten hun toevlucht op Kronenburg. Arnold was een lid van de familie Van Amstel. Er zijn nog meer aanwijzingen die er op duiden dat Kronenburg -met de rechtsmacht over het Loenen-Kronenburgse gerecht met tijns en tiend en het collatierecht over de kerk van Loenen- in bezit is geweest van de roemruchte familie Van Amstel. Na de moord werd het Kronenburgse gerecht met de bijbehorende goederen door de grafelijkheid van Holland met nog enkele andere Amstelse goederen geconfiskeerd. Het kasteel werd belegerd, ingenomen en met de grond gelijk gemaakt. De meeste edellieden die zich op het kasteel hadden verschanst, werden onthoofd. Gerard Van Velsen werd gefolterd en op het rad gezet. Kronenburg met bijbehorende rechtsmacht en rechten was dus een Hollands leen dat als een soort enclave binnen een groot gebied lag waar de bisschop van Utrecht de scepter zwaaide. Gedurende enkele decennia bleven de schamele resten van het kasteel staan en werden zij door de Hollandse graaf met de landerijen verhuurd, zoals blijkt uit de inkomsten van Amstelland in 1308: Splinter van Loenersloot betaalde vier pond en vijf schelling voor tien morgen land 'te Cronenborch' en nog eens elf pond voor twintig morgen land 'bi Cronenborch'. In de grafelijke rekeningen van 1342-1343 wordt een bedrag genoemd voor de huur van 'den hoflande tot Croenenborch'. In 1345 beval de graaf om het puin van het kasteel uit de grachten te halen en de stenen af te bikken om te gebruiken ter versterking van kasteel Vreeland . Rond het midden van de 14e eeuw werd Kronenburg dan toch herbouwd en in 1354 beleende graaf Willem V van Holland zijn neef Dirk Claeszoon van den Gheyne met 373 morgen land, gelegen tussen kasteel Kronenburg en kasteel Vreeland, en stelde hij hem tevens als burgzaat (= kastelein) van het kasteel Kronenburg aan.  Dirk ging zich vanaf dat jaar Van Kronenburg noemen en werd de stamvader van de heren Van Kronenburg. De Utrechtse bisschop zal niet gelukkig zijn geweest met de herbouw van dit strategisch gelegen kasteel, vooral toen in 1356 Utrecht en het Sticht onder aanvallen van hertog Willem V te lijden hadden. In 1358 sloot de bisschop een overeenkomst met Albrecht van Beieren, de voogd van de krankzinnig geworden Willem, waarin werd bepaald dat de bisschop Kronenburg mocht afbreken op voorwaarde dat binnen een jaar onderzocht zou worden of de hertog het huis mocht herbouwen zonder de bisschop 'onrecht aen te doen'. In dat geval zou de bisschop voor de kosten van de (tweede) herbouw opdraaien. Het is niet bekend of Kronenburg daadwerkelijk is afgebroken en weer opgebouwd, maar in 1374 stond er in ieder geval een kasteel. Dirk van Kronenburg overleed kinderloos vóór 8 december 1362. Het kasteel vererfde op de jongere broer van Dirk, Willem, die in 1362 huwde met zijn tweede vrouw Lijsbeth van Heemskerk, die een huis te Castricum bezat. In 1374 veroverden 'die van Utrecht' het kasteel Kronenburg 'ende worpen het neder in de graft'. Hieraan was een bevel van bisschop Arend van Hoorn aan zijn maarschalk vooraf gegeaan om het huis af te breken, en een oproep aan de stad Utrecht om hierbij behulpzaam te zijn. Willem ontving in 1386 een vergoeding voor de schade die Kronenburg in de Utrechtse oorlog had opgelopen. Hij streed in 1396 met twee zoons tegen de Friezen en werd vlak voor de strijd tot ridder geslagen. Hij was lid van de grafelijke raad en getuige bij het opstellen van grafelijke oorkonden van 1389 tot 1396. Vermeldenswaard in verband met de rol van de familie Van Amstel in dit gebied is, dat de graaf van Holland in 1397 aan Jan, de zoon van Willem en Lijsbeth van Kronenburg, het huis in leen gaf met 60 morgen land in Ouderkerk aan de Amstel, waar de kern van het familiebezit van de Van Amstels had gelegen. Jan erfde zowel Kronenburg met hoge rechtspraak en de genoemde 60 morgen, als Castricum. Vanaf l404 was hij lid van de grafelijke raad en in 1411 werd hij tresorier.  Amelis van Mijnden kocht het kasteel in 1453 van zijn neef Hendrik van Kronenburg de jonge, vanwege een schuld van 8500 Rijnse guldens. Zijn kleinzoon, ook Amelis genaamd, werd in 1494 na de dood van zijn vader met Kronenburg beleend en bovendien in 1516 met . Hij was daarnaast nog heer van , Loosdrecht, Oucoop, ter Aa en Loenen. Na zijn dood erfde zijn zoon Amelis Loenersloot en zijn zoon Anthonis Kronenburg met de gerechten Loenen en Loosdrecht. Kronenburg ging gedurende bijna anderhalve eeuw over van vader op zoon binnen de familie Van Amstel van Mijnden. In 1540 deed Karel V tijdens een bezoek aan het Nedersticht, op weg naar Utrecht Kronenburg aan. Via het huwelijk van Clementia van Amstel van Mijnden met Frans van Lynden, heer van Hemmen in de Betuwe, kwam het kasteel in 1578 in het geslacht van Van Lynden. De heren van Kronenburg bleven in de 17e eeuw rooms-katholiek, terwijl de kerk van Loenen, waar zij volgens oude rechten de pastoor mochten benoemen, in 1578 voor de hervormden was opengesteld. Het ligt voor de hand dat dit tot strubbelingen tussen de hervormde gelovigen en de heren van Kronenburg leidde, zoals wij hierna zullen zien. In 1672 werd Kronenburg in opdracht van Prins Johan Maurits door werklieden uit Loenen versterkt en vervolgens door 200 Amsterdamse soldaten bezet. Door de grote overmacht en gebrek aan munitie moesten zij zich aan het Franse leger van 1500 man onder aanvoering van de hertog van Luxemburg overgeven. Hierna bezetten de Fransen het kasteel gedurende twee maanden en toen zij het verlieten werd het deels ontmanteld. Dat enige terughoudendheid werd betracht, had ongetwijfeld te maken met de godsdienstige gezindheid van de eigenaar. Anthonis van Lynden verkocht de ruïne in 1710 aan de Leidse patriciër Adriaen Wittert van der Aa, die het kasteel een jaar later liet verbouwen tot een fraai buitenhuis en het terrein om het huis liet veranderen in een groot park. Zijn weduwe Anna Maria Moens hertrouwde met Dominicus Franciscus van Cammingha, afstammeling van de heren van Ameland. In 1725 blijkt er onenigheid tussen de bewoners van de ambachtsheerlijkheid Loenen en (de rooms-katholieke) heer Dominicus te zijn. De laatste had bekend gemaakt dat er een gevangenis gebouwd zou worden in de toren van de hervormde kerk in Loenen, dat er iemand aangesteld zou worden om dieven en vagebonden op te pakken en dat er lantaarns in Loenen geplaatst zouden worden ter voorkoming van misdaad. Dit leidde tot een verontwaardigd schrijven van de burgers van Loenen aan de Staten van Holland in twaalf punten. De belangrijkste grieven waren gericht tegen het feit dat de gevangenen de kerkdienst met rumoer zouden kunnen verstoren. Tevens was men niet van plan voor de overbodige rechtsdienaar en de lantaarns op te draaien, en de heer was niet bevoegd deze maatregelen te nemen, aangezien de ambachtsheerlijkheid los stond van de heerlijkheid Kronenburg met zijn hoge rechtspraak. Afgezien van het verweer van Dominicus en de daadwerkelijke bouw van de gevangenis is er geen uitspraak in dit conflict uit de bronnen bekend. In 1729 verzochten de predikant en enkele leden van de kerkeraad aan de vrouwe van Kronenburg om de gevangenis in de kerktoren af te breken. Aldus geschiedde.  Kronenburg bleef in bezit van de familie Moens, die het huis in 1754 voor 160.000 gulden verkocht aan de Amsterdamse bankier IJsbrand Balde, tevens eigenaar van de buitenhuizen , Wallestein en Westerklip. De protestantse IJsbrand stamde uit een zeer vermogend geslacht en voegde de naam van zijn moeder bij de zijne en noemde zich Kieft Balde. In 1754 verenigde hij het Hollandse en Stichtse gerecht in Loenen in één hand. IJsbrand en zijn vrouw hebben nooit op Kronenburg gewoond, omdat zij Wallestein als buitenverblijf hadden. IJsbrand overleed in 1770 en zijn vrouw Nicola Geertruy Smissaert in 1795. In 1786 had zij een gift aan de kerk van Loenen gedaan om een nieuwe preekstoel, een orgel en een doophek te bekostigen. Een reeks rouwborden in deze kerk memoreert de bezitters van Kronenburg in de periode 1648-1753. De oudste dochter Sophia Johanna van de Poll-Balde erfde Kronenburg en verkocht het aan mr. Jacobus Henricus van Reenen. Deze overleed in 1793 en zijn erfgenamen verkochten het huis in 1803 aan mr. Gerard van den Burgh voor 110.000 gulden en de bijbehorende landerijen voor 57.000 gulden. Na hem was de buitenplaats nog eigendom van W.H. Gompertze en in 1824 werd de heer Dubois de laatste eigenaar. Dubois had één grote wens en dat was burgemeester worden van Loenen. De inwoners van Loenen waren daar echter tegen en de benoeming ging niet door, ondanks alle moeite die Dubois ervoor deed. Dubois was hierover naar verluidt zo woedend, dat hij verhuisde en in 1837 Kronenburg liet slopen.  De huidige eigenaar van het land heeft verteld dat bij het kort maaien in de droge zomertijd een grascirkel zichtbaar wordt die eerder verdord dan ander gras. Dit zou kunnen betekenen dat de fundamenten van de donjon, de ronde toren, daar vrij hoog in het land liggen. De fundamenten van het kasteel zijn nog nooit in hun geheel blootgelegd. Dit komt doordat De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek nog nooit onderzoek op dit terrein heeft gedaan. Het is hun beleid dat monumentale fundamenten uitsluitend worden opgegraven als de betreffende lokatie door nieuwbouw wordt bedreigd. Op 10 september 1994 was er op Open Monumentendag in het gemeentehuis een kleine tentoonstelling ingericht betreffende het kasteel. Er was o.a. een maquette te zien, reconstructietekeningen en informatie over de historie van het kasteel. In het weiland waar vroeger het kasteel gestaan heeft werden borden over het kasteel geplaatst en op de plek van de donjon wapperde een vlag.  Op basis van onder andere een kaart van even voor 1672 met daarop een schetsmatige plattegrond en afbeeldingen uit de 17e eeuw kan een beeld worden verkregen van het kasteel in de 17e eeuw, kort voor de verwoesting door de Fransen in 1672. Het kasteel was opgetrokken op een vierkante plattegrond en bestond uit een door grachten omringd binnenplein, aan drie zijden afgesloten door muren met kantelen en aan de vierde zijde, de westzijde, door een woonvleugel. Met uitzondering van de westmuur konden de muren worden beheerst vanuit een grote vierkante toren op de zuidoosthoek en een grote ronde toren op de noordoosthoek. Tussen de beide torens bevond zich een naar voren springende poorttoren, die qua vorm en situering gelijkenis met de poorttoren van het Muiderslot vertoonde. De op de zuid-oosthoek gelegen vierkante hoektoren met uitkragende weergang en arkeltorentjes op de hoeken vertoont 14e-eeuwse kenmerken. De ronde hoektoren, voorzien van een overkragende weergang was veel hoger opgetrokken en bepaalde evenals de grote ronde toren van in belangrijke mate het beeld.  Schilderij en voorstudie van Adam Willaerts uit 1639 geven een goed beeld van de westzijde waarlangs zich de woonbebouwing uitstrekte. Op de noordwesthoek bevond zich een naar voren springend dubbel tweebeukig woongebouw onder evenwijdige zadeldaken tussen bakstenen trapgevels en een weergang met kantelen langs de druipzijde. Aan de zuidzijde sloot hier een langgerekte éénbeukige woonvleugel op aan, die in tegenstelling tot het hiervoor beschreven deel niet in de muur was opgenomen, maar er tegenaan geplaatst. Aan de zuidzijde eindigde het zadeldak tegen een tuitgevel met nokschoorsteen. Op de zuid-westhoek bevond zich een hoektoren met vierkant grondplan dat ter hoogte van de bel-etage overging in een ronde vorm. De toren werd plat afgedekt en voorzien van een borstwering met kantelen. Grondplan, torens, schildmuur en zaalbouw zouden terug kunnen gaan tot in de 14e eeuw, waarbij het niet is uit te sluiten dat we nog te maken hebben met herbouw uit de jaren vijftig van de 14e eeuw. De toepassing van een vierkant grondplan met een grote ronde toren is in die tijd niet ongebruikelijk (zie kasteel Moyland bij Kleef; 1347). Wanneer we deze situatie vergelijken met huis Doorn en het Muiderslot is de mogelijkheid dat het een 'herbouw op oudere fundamenten betreft niet uit te sluiten. In tegenstelling tot andere kastelen in de Vechtstreek is Kronenburg in 1672 slechts ten dele verwoest. Zoals reeds werd meegedeeld werd op verzoek van Johan Maurits van Nassau het kasteel versterkt door werklieden uit Loenen en bezet door troepen van de stad Amsterdam. Wat deze versterking inhield is niet duidelijk. Na een belegering van enkele uren werd het op 2 augustus 1672 door de Fransen, met de nodige verliezen ingenomen. Later zou het kasteel deels zijn opgeblazen omdat de Amsterdamse onderbevelhebber van de bezetting de capitulatie niet naleefde.  Het kasteel werd waarschijnlijk niet geheel verwoest, want de tekeningen uit het eind van de 17e eeuw laten zien dat een groot deel behouden bleef. De woonbebouwing, bestaande uit het tweebeukige huis en de aansluitende vleugel, blijkt op de latere tekeningen nog voor te komen. Dit wordt nog bevestigd door de koopakte van 1710 waarin het kasteel werd omschreven als: 'hebbende het Huys seer schoone en groote vertrekken en uytstekende groote kelders, die alle overwuift en overkluyst sijn, leggende in groote, weyde, diepe grachten, soo dat men seer commodieuselijk met groote geladene schepen uyt de rivier de Vecht van en aen het voorschreve slot kan komen'. In genoemd jaar is het woongebouw, in opdracht van de nieuwe eigenaar Wittert van der Aa gemoderniseerd en verbouwd tot een riant buitenhuis, waarbij het noordelijke tweebeukige woongebouw de oude hoofdvorm en zelfs de kantelen en oude vensterindeling behield. De zuidelijke vleugel werd ingrijpend verbouwd, waarbij wel de oude hoofdstructuur behouden bleef: boven de hoge kelderverdieping, die ogenschijnlijk gehandhaafd bleef, werd een hoge bel-etage gecreëerd, die de ingang in het midden kreeg met een monumentale tweevleugelige gebogen buitentrap. Boven de ingang, die naar de Vecht gericht was, werd een uurwerk geplaatst. Aan de achterzijde werd een nieuwe buitenmuur opgetrokken die door pilasters werd geleed. Het huis kreeg schuifvensters. De kantelen werden behouden omdat het paste in de mode van die tijd om bewust de 'oude oorsprong' te accentueren. In het interieur is onder meer de grote zaal verfraaid met stucwerk, vervaardigd door Italiaanse stucwerkers. Een aquarel uit 1808 laat zien dat het huis ingrijpend werd veranderd doordat de ingang in het onderhuis werd gelegd en de trap verdween. Dit beeld wijkt niet af van de situatie zoals Lutgers die in 1837, het jaar van de afbraak, weergaf. De kaart die even voor de Franse inval in 1672 van Loenen werd gemaakt, geeft een goed beeld van de aanleg van de voorburcht. Voor de ingang van het kasteel lag een langgerekte voorburcht of buitenhof, die getuige de tekening in het Ridderhofstedenboek uit ca 1665 bestond uit een langgerekt driebeukig bijgebouw met zadeldak eindigend tegen de schoudergevels. Deze gevels wijzen op een datering omstreeks 1600. Aan de noordwesthoek bevond zich een relatief hoog vrijstaand poortgebouw, dat een eeuw ouder kan zijn. Het poortgebouw was zodanig gesitueerd dat men vanuit het kasteel deze poort kon beheersen. In 1672 werd blijkbaar ook de voorburchtbebouwing verwoest. Wittert van der Aa zal de resten van de voorburcht hebben opgeruimd en ter plaatse een voorplein, geflankeerd door twee symmetrische dienstgebouwen hebben aangelegd. De genoemde kaart uit 1672 laat zien dat hoofd- en voorburcht waren omgeven door een singel en een buitengracht, terwijl aan de Vechtzijde ook een tweede singel aanwezig was. Het complex was toegankelijk via een toegangslaan die in de noordelijke richting naar het dorp voerde. Ten noorden van de voorburcht, tussen deze laan en de Vecht lagen de omgrachte tuinen, die een eenvoudige perkverdeling kenden. Aan de overzijde van de laan en ten noorden van het kasteel streksten zich de boomgaarden uit. Bij de veranderingen die Wittert van der Aa heeft laten uitvoeren bleef de gracht behouden, maar de tuinen niet. De gravures van Stoopendaal uit 1719 en de Nieuwe Kaart van Loenen uit 1726 geven hiervan een goed beeld. De boomgaard ten noorden van het huis werd veranderd in een formele tuin met zichtlaan over een ovale vijver. Aan de zijde van de huidige Rijksstraatweg werd een heg geplaatst, die op drie plaatsen een 'bastionvormige' uitstulping kreeg. Voor 1808 zijn de tuinen in de omgeving van het huis in landschapsstijl veranderd, waarbij de grachten werden vergraven. Huis en tuinen schijnen goed te zijn onderhouden tot de sloop in 1837.
Bewoners ca 1296 ws Arnold van Benschop, lid van de familie Van Amstel 1308 Splinter van Loenersloot 1354 - ca 1362 Dirk Claeszoon van den Gheyne (Dirk van Kronenburg) 1362 - 1396 Willem van Kronenburg 1397 - na 1411 Jan van Kronenburg - 1453 Hendrik van Kronenburg 1453 Amelis van Amstel van Mijnden 1494 - na 1516 kleinzoon Amelis van Amstel van Mijnden na 1516 Anthonis van Amstel van Mijnden - ca 1600 familie Van Amstel van Mijnden 1578 Clementia van Amstel van Mijnden, gehuwd met Frans van Lynden ca 1672 - 1710 Anthonis van Lynden 1710 Adriaen Wittert van der Aa weduwe Anna Maria Moens hertrouwde met Dominicus Franciscus van Cammingha - 1754 familie Moens 1754 - 1770 IJsbrand Kieft Balde 1770 Sophia Johanna van de Poll-Balde ca 1770 - 1793 mr. Jacobus Henricus van Reenen 1803 mr. Gerard van den Burgh W.H. Gompertze 1824 - 1837 de heer Dubois
Huidige doeleinden Het kasteelterrein is nu weiland.
Opengesteld Langs de Cronenburgherlaan staat nog een bijgebouw, dat nu verbouwd is tot enkele woningen. Tevens herinnert een landhuis dat 'Klein Cronenburg' heet aan de naam van het kasteel.
Foto's Foto 1 <                                  > Foto van het (verm.) oorspronkelijke bijgebouw op 29 november 2003 Afb. 1 <                                 > Afbeelding van Jacob Schijnvoet uit het begin van de 18e eeuw
Bronnen Tekst: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht Kranteartikel in de VAR van 8-9-1994: Leo en Rutger Vuyk maakten marquette van voormalig kasteel Cronenburgh Foto 1: Albert Speelman Afb. 1: Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht

±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±

http://members.ams.chello.nl/~a.benschop/engelse_versie.htm

The assassination of Count Floris V
The name of Benschop is also connected to the assassination of Count Floris V (1296). The historybooks of today do not mention it, but the "Biografisch woordenboek der Nederlanden" van A.J. van der Aa uit 1852, containing "life-descriptions of that persons who somehow made themselfs famous in our country", says:
"Benschop (Arent van) was één der Edelen, die tegen Graaf Floris V zamenspanden, en, bij het gevangen nemen van dien vorst, nadat Herman van Woerden 's Graven paard bij den toom gevat had, hem de sperwer uit de hand rukte. Na de moord bevond zich Benschop, benevens Kostijn van Boternisse, Alewijn en Willem van Teylingen, Willem van Saanden en anderen, op het slot Kronenburg, toen het door Wijt van Henegouwen bemagtigd werd; deze gaf Gerard van Velzen, van Saanden en nog eenige anderen aan het volk, tot stilling van zijne woede, over, doch deed Benschop, Teylingen en nog twee anderen, naar het slot Kervenheim in Kleefsland voeren.
Wanneer Benschop uit zijn gevangenschap ontslagen zij, vindt men niet geboekt, maar in 1304 bevond hij zich onder den aanhang van Jan van Renesse. Met deze en anderen nam hij, na de nederlaag der Vlamingers voor Zierikzee, de vlugt uit Utrecht, en begaf zich naar de Lek, tegenover Beuzichem, voornemens met een schouw den stroom over te varen.
Al vechtende werden ze de schouw ingejaagd; daar zij zich in grooten getale in dat vaartuig begaven, kantelde het om en Arent van Benschop vond, met Jan van Renesse en eenige andere Edelen, zijnen dood in den golven, den 16e Augustus 1304."
Over de juiste toedracht van de moord op Floris V en de politieke verwikkelingen in die tijd is een studie gemaakt door de Vlaming Henri Obreen, van de Universiteit van Gent. Zijn uit 1907 daterend boek "Floris V" is o.a. gebaseerd op de beschrijving van een tijdgenoot van Floris: Melis Stoke.
De moord was voorbereid door een complot, dat zich gesteund wist door de Engelse koning Edward I, die Floris wilde straffen, omdat deze vriendschappelijke banden had aangeknoopt met Frankrijk.
Nadat Floris, op uitnodiging van de Edelen was uitgereden voor de valkenjacht, werd hij opgewacht door een kleine stoet van samenzweerders:
"..Aemstel, Woerden, Velsen, waarbij zich Arent van Benschop, een zoon van Aemstels broeder Arnoud, Gerard van Crayenhorst, willem van Teylingen, Willem van Zaenden en enkele anderen hadden aangesloten, reden de vorst tegemoet; het beslissend ogenblik was gekomen. Woerden, die voorop reed, vatte Floris' paard bij den teugel, zeggend:
"Uwe hoghe spronghe zijn ghedaen:
Ghi ne sult niet meerder voeren driven,
...heer meester, Ghi moet bliven
onse ghevanhen, wien lief of leet..."
Toen men Floris vanuit zijn gevangenschap op het Muiderslot wilde overbrengen naar een andere plaats, stuitte men op een groep boeren, die hem wilde bevrijden, waarna Floris door van Velsen met een vijftal zwaardsteken werd gedood.

Naast de slechte verstandhouding die Floris met zijn Edelen had opgebouwd, was er voor hen echter nog een ander motief voor de moord.
Prof.dr.F.W.N. Hugenholz haalt daarover in zijn boek "Floris V" een andere strofe aan van Melis Stoke:
"Al dede Gherijt van Velsen quaet,
dat quam alleen bi sulker daet
dat sijn wijf was jammerlike vercraft
Daertoe dede de Grave sijn macht
ende onsuverde sijn goede wijf."
Zonder de daad van de Edelen te billijken, is er enige rechtvaardiging te vinden in het feit dat Floris zich had vergrepen aan de vrouw van één van hen (Machteld van Woerden, vrouw van Gerard van Velsen).
Met uitzondering van Gerard van Velsen zijn allen ontkomen. Zoals vermeld is Arent van Benschop in 1304 verdronken. Hij had een dochter Elisabeth, die in 1310 samen met haar man, Steven van Almelo, afstand deed van haar vaderlijk erfdeel in Benschop en Polsbroek.
Gijsbrecht had een zoon, Arnoud, die in 1363 overleed. Hij had alleen twee dochters, zodat ook dit geslacht van Heren van Benschop uitstierf.
De kans op blauw bloed is dus uitgesloten. Eén ding is echter zeker: daarmee hoeven wij, als huidige Benschoppen, ook geen wroeging te hebben over de moord op Floris V.


Eerste bedrijf. Gijsbrecht bevindt zich, vergezeld van soldaten en burgers, buiten de Haarlemmerpoort, om er zich van te overtuigen dat het vijandelijke leger van Kennemers en Waterlanders werkelijk is afgetrokken, nadat het Amsterdam een jaar lang belegerd heeft. In een lange monoloog richt hij zich tot het publiek om het in te lichten over de situatie.
Hij heeft onschuldig moeten lijden voor de daden van anderen. Wel is ook hij betrokken geweest bij de samenzwering tegen graaf Floris V, maar hij is de enige onder de samenzweerders geweest, die de graaf had willen laten veroordelen door een wettige rechtbank. En juist hem treft de wraak van Floris' aanhangers; vooral het op Amsterdam afgunstige Haarlem probeert er voordeel uit te trekken, terwijl de graaf zelf de schuldige van alles is. Het is ermee begonnen, toen Floris zich bij afwezigheid van haar man, vergreep aan Machteld van Velzen, nicht van Gijsbrecht; daarna trad hij tiranniek tegen de adel op. - Maar daar komt de abt van het Karthuizerklooster aan, die kan het best vertellen, waarom de vijanden plotseling vertrokken zijn.
Het klooster, even buiten de stadspoort gelegen, heeft tot hoofdkwartier van de vijand gediend. Abt Willebord weet te vertellen, dat er tussen de beide aanvoerders Willem van Egmond en Diederiek van Haarlem hooglopende ruzie was ontstaan. De abt is er niet weinig trots op, dat hij het is geweest, die hen ervan heeft kunnen overtuigen, dat het 't beste zou zijn, het beleg van Amsterdam op te breken, vooral ook omdat er geruchten liepen dat de belegerden een uitval zouden doen.
Daar komt weer iemand op. Het is Arent, Gijsbrechts broer. Hij heeft met zijn krijgsvolk de vluchtende vijand nagejaagd. Wat Arent vertelt, stemt overeen met het verhaal van de abt. Arent heeft een gevangene meegebracht. Het is Vosmeer. Tegenover Gijsbrecht komt deze er eerlijk voor uit, dat hij ,,van 's vijands volck is, en waerdigh om te sterven."
Hij beklaagt zich er bitter over, dat men niet naar hem heeft willen luisteren. Hij had een mooi plan en als men dat had uitgevoerd, zouden Haarlemmers en Kennemers in één uur meer hebben bereikt dan nu in een heel jaar het geval is geweest. Hij verklaart zijn plan. In de kerstnacht had men de gracht op een ondiepe plaats moeten dempen met rijshout; daarna moest een bres in de muur geslagen worden om het een kleine groep dapperen mogelijk te maken de stad in te sluipen. Het bewijs? Daar ligt ,,het Zeepaerd", het met rijshout geladen schip. Op zijn aftocht heeft men het schip niet kunnen meenemen. Er was ruzie onder de aanvoerders ontstaan, juist over Vosmeers plan en het had niet veel gescheeld of deze was het slachtoffer van de twist geworden. Hij was al geboeid om ter dood gebracht te worden. Gelukkig maakte een vriend zijn touwen los. Hij was toen gevlucht en had zich in het riet verborgen. Daar was hij door Arents troepen ontdekt en gevangen genomen.

Dit relaas sluit zo goed aan bij het verhaal van Willebord, dat Gijsbrecht het zonder meer gelooft; bovendien is het zo vlak voor Kerstmis geen tijd om te straffen, hij schenkt Vosmeer de vrijheid. Gijsbrecht geeft Vosmeer de opdracht ,,het Zeepaerd" binnen de stad te brengen. ,,Zoo kunnen zij hier meê de vesten niet verrasschen."
De Rey van Amsterdamsche Maegden bezingt nu de overwinning van de burgerij en van Gijsbrecht, die, ,,zonder slagh" de zege heeft kunnen behalen. Nu kan ,,Gods geboortefeest" gevierd worden!
Tweede bedrijf. Het is avond. In de buurt van het Karthuizerklooster lichten Egrnond en Diederick hun hoplieden in over ,,Vosmeers beleit." Als de brand in de stad zal zijn uitgebroken, kan de grote aanval beginnen. Tot zo lang zullen zij onderdak in het klooster zoeken.
Willebord wil hen na hun aankloppen niet toelaten, maar als Diederick dreigt het klooster in brand te steken, zwicht de abt.
Egmond heeft zich intussen naar de gracht begeven, waar hij een ontmoeting heeft met Vosmeer, die naar de buitenkant is gezwommen en die hem vertelt, dat het schip (dat vol met soldaten zit) de stad is binnengehaald, zonder dat de Amsterdammers argwaan hebben gekregen.
De burgers zijn nu ter kerke gegaan en hij, Vosmeer, zal de gracht weer over zwemmen om brand in het schip te stichten. De soldaten zullen dan de Haarlemmerpoort overmeesteren. Beide mannen scheiden en Egmont zegt: ,,God geef, dat u en my dees aanslagh wel geluck."
De Rey van Edelingen zingt de kerstzang ter ere van ,,den eerst geboren heiland" en stelt de schamelheid van het Kind in de kribbe tegenover de rijkdom en grootheid van de aardse machten, maar
Al wie door ootmoed word herboren,
Die is van 't hemelsehe geslacht.
De laatste strofe is een gebed:
Laet den tyran zijn' aenslagh missen,
Die den onnooslen laegen leit.
Derde bedrijf. Dit verplaatst ons naar Gijsbrechts kasteel. Zijn vrouw Badeloch ontwaakt uit een angstige droom. In die droom verscheen haar overleden nicht Machteld van Velzen, indertijd onteerd door graaf Floris. Zij bezwoer Badeloch en allen die haar lief waren, de stad te verlaten, want
,,de vyand heeft de vesten
De stad die staet in brand,
het is met haer gedaen."
Gijsbrecht, aan wie zij de droom vertelt, beschouwt het als ,,louter ydelheid." Nauwelijks heeft hij dat gezegd, of de huisgeestelijke, Broer Peter, stormt binnen om te melden, dat Vosmeer de stad in handen van de vijanden gespeeld heeft, ,,de Kersnacht heeft gediend tot dit verraeders werck." Gijsbrecht gaat onmiddellijk naar de Schreierstoren om de toestand te overzien. Als hij terugkomt, staan Arent en de bondgenoten gereed om hem te volgen in de strijd.
De Rey van Klnerissen heft de klaagzang aan over de kindermoord te Bethlehem. Zonder dat Vondel ook maar enige verwijzing naar Amsterdam geeft, beseffen de toehoorders, welke symboliek er achter deze zang schuil gaat.
Vierde bedrijf. Het eerste gedeelte ervan speelt in het Klaerissenklooster. De moeder-overste is Klaeris van Velzen, de dochter van nicht Machteld. ln dit klooster heeft een oom van Gijsbrecht, Gozewijn, die bisschop van Utrecht geweest is, een toevlucht gevonden. Hij raadt Machteld en de nonnen dringend aan te vluchten. Hem past het niet te vluchten: hij hoopt dat God hem spoedig ,,in zijn' troon en angenaeme rust" zal opnemen. Hij zal, gekleed in zijn bisschoppelijk gewaad, de vijand afwachten. K'aeris denkt niet aan vluchten. Samen met de nonnen zingt Gozewijn de lofzang van de oude Simeon. Op dat ogenblik treedt Gijsbrecht binnen. Hij is gekomen om de nonnen en oom Gozewijn in veiligheid te brengen, maar zij zijn allen bereid te sterven. Het is ook al te laat: de vijand staat voor de poort en Gijsbrecht haast zich om weg te komen en de vijand opnieuw te gaan bestrijden.
Het tweede gedeelte van dit bedrijf speelt in de burcht, waar Badeloch in grote angst verkeert over het lot van haar man. Arent van Aemstel is door zijn broer gestuurd om de bewoners van het kasteel te beschermen. Hij geeft een uitvoerig verslag van de plundering van de Nieuwe Kerk, waarbij vele mensen die daar waren binnengevlucht, zijn omgekomen. Ook een zuster, Kristijn van Aemstel, behoort tot de slachtoffers. Gijsbrecht heeft nog getracht de Dam te behouden, maar hij werd gedwongen terug te trekken. Badeloch geeft de hoop haar man terug te zien, op:
,,Och Gysbrecht, lieve heer,
Ick reken hem al dood,
en zie hem nimmer weer."
De Rey van Burghzaten verheerlijkt de huwelijkstrouw. Plotseling klinkt gerucht: daar verschijnt Gijsbrecht
Vijfde bedrijf. Hij vertelt dat hij van de Dam naar het Raadhuis gevlucht is, maar toen ook dit door de vijand overweldigd was, moest hij weer zien weg te komen. Als door een wonder heeft hij het gebouw langs een geheime gang kunnen verlaten. Hij heeft onderweg gezien, hoe het klooster in brand gestoken was en is met een ,,sleep van menschen arm en rijck" naar het kasteel gevlucht, de enige plek die nog niet in handen van de vijand is.
Van wat er zich in het klooster heeft afgespeeld, komt de Bode vertellen. Hij kon er getuige van zijn, omdat hij zich in de wapenrusting van een der gesneuvelde vijanden gestoken had. Vooral Witte van Haemsteê heeft zich schandelijk gedragen: hij heeft bisschop Gozewijn doorstoken en Klaerisse verkracht, voordat hij haar op gruwelijke wijze vermoord heeft. De burcht is nu in groot gevaar; Arent zal met zijn mannen een uitval doen. De overmacht is te groot. Arent wordt dodelijk gewond binnengedragen: ,,hij sterft met vollen roem in 't harrenas."
Dan komt de Heer van Vooren de overgave eisen, maar Gijsbrecht wil er niet van weten: hij zal het kasteel tot zijn dood verdedigen. Daarvoor is het nodig, dat Badeloch met haar beide kinderen in veiligheid gebracht wordt. Aan de IJkant kunnen ze het kasteel nog verlaten. Badeloch verzet zich heftig tegen dit plan, hoewel zij weet wat haar dochter en zoontje bij blijven te wachten staat. Zij houdt heel veel van haar kinderen, maar ,,zou om eenen man wel bey (haar) kinders geven."
Haar verzet maakt Gijsbrecht radeloos. Hij wil een wanhopige uitval doen. Dan geeft Badeloch toe. Broer Peter zal nu het afscheidsgebed uitspreken. Terwijl hij bidt, verschijnt de aartsengel Rafaël om Gijsbrecht Gods plan mede te delen. Als God het anders gewild had, was het met de stad nooit zo ver gekomen. Maar eens zal de stad met groter glans uit haar as herrijzen! Gijsbrecht moet dit aanvaarden, zonder het te begrijpen, ,,want d'opperste beleit zijn zaecken wonderbaer." Als na drie eeuwen de schouwburg geopend zal worden, zuHen Gijsbrechts daden ten tonele gebracht worden, voorspelt de engel nog. Gijsbrecht moet met zijn gezin uitwijken ,,na 'et vette land van Pruissen", waar hij een stad, Nieuw-Holland, zal stichten. De aartsengel zelf zal hun aftocht dekken.
Dan buigt Gijsbrecht voor Gods wil, ,,hier baet geen tegenweer."
De kleine stoet vluchtelingen, waaronder Gijsbrecht met vrouw en kinderen, verlaat nu de burcht, al valt Gijsbrecht het afscheid heel zwaar:
,,Vaer wel, myn Aemsterland: verwacht een' andren heer."

±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±

Dit is een versie van <http://www.dbnl.org/tekst/wint009amst01/wint009amst01_0018.htm> zoals opgeslagen in het cachegeheugen <http://www.google.com/intl/nl/help/features.html> van G o o g l e op 10 nov 2004 01:36:34 GMT. G o o g l e's cache is de momentopname die we van deze pagina hebben gemaakt toen we het web doorzochten. De pagina kan ondertussen gewijzigd zijn. Klik hier voor de huidige pagina <http://www.dbnl.org/tekst/wint009amst01/wint009amst01_0018.htm> zonder selectie Deze in cache opgeslagen pagina bevat mogelijk koppelingen naar afbeeldingen die niet meer beschikbaar zijn. Klik hier voor de in cache opgeslagen tekst <http://www.google.nl/search?q=cache:ETfSLGVo4zcJ:www.dbnl.org/tekst/wint009amst01/wint009amst01_0018.htm+%2B%22van+amstel%22+%2Balbrecht+%2Botto&hl=nl&lr=&strip=1>. Gebruik de volgende URL om deze pagina aan je Favorieten toe te voegen of ernaar te linken: http://www.google.com/search?q=cache:ETfSLGVo4zcJ:www.dbnl.org/tekst/wint009amst01/wint009amst01_0018.htm+%2B%22van+amstel%22+%2Balbrecht+%2Botto&hl=nl  Google heeft geen banden met de auteurs van deze pagina en is niet verantwoordelijk voor de inhoud ervan
Deze zoektermen werden geselecteerd: van amstel albrecht otto

     ;
  [p. 173] Aanteekeningen over den vierden zang. Bladz. 83. Vs. 19. Kom, volg Gysbrecht. -  Gysbrecht van Amstel, de laatste van dien naam, word hier ingevoerd als gereed zynde te vluchten, na den moord, gepleegd aan Grave Floris den Vden in 1296, aan welken hy deel had. Bladz. 84. Vs. 3. 4. Gy, trouwhartige onderzaten  Van myn' adelyken stam!  In een' brief van Burchardus, bisschop van Utrecht, van den jare 1105, word gemeld van eenen Wolfgerus, Schout van Amestelle. Bladz. 84. Vs. 5. Zult ten roof van Holland strekken.  Volgens inhoud van het verdrag, gemaakt tusschen Gysbrecht, Grave Floris, en den Bisschop, in 1285, Zie onze aanteekening over Bladz. 87. Vs. 6. Bladz. 84 Vs. 6. Kon ik u der dwingelandy',  Utrechts wrok en magt onttrekken!  De Bisschoppen van Utrecht hebben altoos zeer beducht geweest wegens de magt en het vermogen van den huize van Amstel; schoon zy, in geschillen en oorlogen, van hetzelve, als onderhoorig aan het Sticht, groote diensten genoten. De Amstels hebben echter, waarschynlyk door die diensten en het opschieten van geld, van tyd tot tyd meer voorrechten op Amstelland gekregen, en meer voordelen uit hetzelve getrokken, dan uit het eerst gegeven Schout- of   [p. 174]  Leenmanschap voortvloeide. De Bisschoppen hebben somtyds ook geen zwarigheid gemaakt, in nood zynde, eenige goederen te verpanden, en dus het vermogen van die Heeren te vergrooten; te meer, omdat de Bisschoplyke waardigheid niet erflyk zynde, zy slechts, geduurende hun leven, zo veele voordeelen trokken van de geestelyke goederen als zy immer konden. Wegens de Heerlykheid van Amstelland waren de Heeren jaarlyks gewoon den Bisschop zekere somme gelds op te brengen die in oude brieven pacht genaamd word. Zie onze aanteekening op Bladz. 86. Vs. 14.  Bladz. 84. Vs. 13. 'k Zie u thans in my herleven,  Egbert! -  Egebertus van Amestelle, Vader van den eersten Gysbrecht, in twist geraakt met Bisschop Godefried van Rheenen, wierd door den zelven gebannen, en moest, op Keizerlyk bevel, zich verzoenen, in een brief van 1156, op beding dat hy, van het leenrecht afstaande, als Baljuw Amstelland zou bestieren. Bladz. 84. Vs. 16. 17. Gysbrecht! Staatzucht deed u beven,  Toen gy Ada by moest staan.  Gysbrecht, de eerste van dien naam, wierd, als Leenman van Utrecht, gewikkeld in den twist tusschen Lodewyk, Grave van Loon, (die Ada, Dochter van Diederik den VIIden, Grave van Holland, had getrouwd,) en Willem, Diedriks Broeder. Dewyl de Bisschop de zyde des eersten hield, moest Gysbrecht de vlucht van Adelheide, Grave Diedriks Weduw, (door wier staatzuchtig oogmerk het huwlyk van den grave van Loon te ontyde was volvoerd,) en de vlucht van Lodewyk en Ada helpen bevorderen. Hierop vielen de Kennemers in Amstelland, staken den dyk door, en brandden alles plat, in 1204, schoon zy naderhand, by verdrag, iet van de geleden schade moesten boeten.   [p. 175] Bladz. 85. Vs. 1. 2. Styft gy Ottoos staatsbelangen  Tegen Koeverde in den stryd;  In een' stryd tusschen Bisschop Otto van der Lip, en Rudolf, Kastelein van Koeverden, in 1226, wierd de Bisschop, naby de gemelde Stad, in een moeras gelokt en gedood, en Gysbrecht gewond en gevangen. Bladz. 85. Vs. 9. 't Moge u Weesp en Muiden schenken;  Deze gift, in den jare 1225, is waarschynlyk geschied voor eenige gedane diensten; Gysbrecht zou aan den Bisschop jaarlyks daar voor betalen dertig ponden. Bladz. 85. Vs. 10. 't Schenke u recht op Amstelland,  Zie onze voorgaande aanteekening over Bladz. 84. Vs. 6. en de volgende aanteekening over Bladz. 86. Vs. 19. Bladz. 85. Vs. 13. 14. 15. Ja, met onverdraagbren hoon  Durft het uw geslacht ontëeren,  Stout van zynen zetel weren.  Gozewyn van Amstel, neef van Gysbrecht, wierd, als onbekwaam om de Bisschoplyke waardigheid te handhaven, uit den zetel gestoten, en Hendrik van Vianden in zyne plaats gekozen. Dit verbitterde den huize van Amstel, in 1252. In een' bestemden stryd ingewikkeld, en overwonnen, wierd Gysbrecht, nevens Herman van Woerden, gevangen genomen; en beiden, gaande ter zyde het paard van den Bisschop, ter stad ingevoerd.   [p. 176] Bladz. 86. Vs. 3. Ons een slaafsche boete vergen,  In het verdrag van verzoening bedong de Bisschop, dat Gysbrecht en zyne vrienden, welker getal wel vyfhonderd beliep, in eene geringe kleedinge, blootshoofds en blootsvoets, opentlyk in den domkerk, al knielende, den Bisschop om vergiffenis zouden verzoeken, en hem op nieuw als Leenheer trouwe zweren. Bladz. 86. Vs. 5. Maar ik heb myn leed gewroken,  De Kenmerlanders, in 1268, geduurende de minderjarigheid van Grave Floris den Vden, tegen de Edelen opgestaan zynde, voegde Gysbrecht zich aan hun hoofd; het zy om hunne woede, die op Amstelland ligt kost nederkomen, af te wenden, of liever om zich op het Sticht te wreken: hy behaalde daar veele voordeelen, en verwoestte verscheide sloten. Bladz. 86. Vs. 9. Vreeland, my ten trots gesticht,  De Bisschop had te Vreeland, aan de Vecht, een sterk slot gebouwd, om, aan die zyde, de magt van Gysbrecht te beteugelen. Bladz. 86. Vs. 11. Sints myn haters 't my verpandden,  Kort na den jare 1270 verpandde Bisschop Jan van Nassau, die verscheide Stichtsche goederen bezwaarde, het Slotte Vreeland aan Gysbrecht. De vrees tegen de vermeerdering van Amstels magt, en de begeerte om de hand te hebben in de zaken van het Sticht, die op dien tyd niet zeer geregeld bestierd wierden, wekten Graaf Floris op om den Bisschop hulp te bieden.   [p. 177] Bladz. 86. Vs. 14. Hebt gy 't woedend my ontrukt?  Gysbrecht lei te Vreeland een' tol op de Vecht. Men bood, om zich daarvan te ontslaan, Gysbrecht de pandpenningen tot lossinge weder aan; welke waarschynlyk door den Graaf opgeschoten zouden zyn geworden, om het Slot in zyne magt te krygen. Gysbrecht weigerde die, onder verscheide voorwendsels. Men kwam tot geweld, zekerlyk door raad van graaf Floris. De Bisschop schoot te kort, doch wierd daarop door den Graaf geholpen, die Amstel en Woerden overwon, en den eerstgenoemden naar Zeeland ter gevankenis voerde. Deze omstandigheid van tyd wierd door den Graaf waargenomen, om Amstel te vernederen zo veel hy immer kon. Bladz. 86. Vs. 15. Doet gy 't Sticht, voor u gebukt,  In 1274 wierd de Graaf tot Schutsheer van het Sticht verkoren, om dat Jan van Nassau de Bisschoplyke goederen te veel bezwaarde, en die verpandde. Bladz. 86. Vs. 17. 18. Durft de lafste Mytervoogd  't Recht, om uwe roofzucht, krenken?  Muiden, Weesp en Diemen, waren door den Bisschop, met tollen, visscheryen en al het gene daar meer toe behoorde, voor altoos hem gegeven; doch wierden hem nu ontnomen, en den Grave toegelegd, mits die met vierduizend ponden te mogen lossen. Noch gaf de Bisschop aan den Grave vierduizend ponden, die hy jaarlyks trekken zou uit de inkomsten van Amstelland, dat Gysbrechts leengoed was. Bladz. 86. Vs. 19. 20. Durft hy u myn goedren schenken,  Daar gy-zelf hem in bedroogt?  De Bisschop gaf Amsteldam, en mogelyk Amstelland, bezwaard   [p. 178]  met de gemelde jaarlyksche uitkeering, aan Jan van Persyn, heer van Waterland; die een jaar daar na, in 1282, hetzelve overgaf aan graaf Floris. De Graaf den aanwas van Amsteldam ziende, en de goede gelegenheid van de plaats kennende, heeft, waarschynlyk op eene listige wyze, Jan van Persyn gebruikt om deze gift van den Bisschop te verzoeken; die hem, zo hyzelf daarom verzogt had, mogelyk geweigerd zou geworden zyn; dewyl de Graaf, meester wordende van de monden der beide rivieren, de Vecht en den Amstel, den Bisschop te magtig zou kunnen geschenen hebben.  Bladz. 87. Vs. 1. 2. Dwing, Tyran! om my te slaken,  Dwing my 't al u af te staan;  Zyne eigene goederen, in Holland gelegen; by voorbeeld Kroonenburg, aan de Vecht by Loenen, dat Gysbrecht bezat. Hy belooft noch in een' brief van later tyd, van 1291, de huizen te Loenen gebouwd of noch te bouwen, van den Graaf ter leen te zullen houden. Bladz. 87. Vs. 3. Bie my iet ter leen weêr aan;  Zyn eigen goed, den Grave opgedragen, ontfing hy van hem ten rechten leen behalven Amsteldam; waarvan hy de gifte aan Jan van Persyn, en zyne overgifte aan den Grave, moest goedkeuren; en behalven het Bendelmeirebroek en 't Reigersbosch, en Muiden en Muiderpoort, en zyn recht op Naardingerland; dat alles in handen van den Graaf bleef; die hem echter het bestier over Amstelland gaf, en hem tweeduizend ponden van de vierduizend ponden jaarlyks inkomen uit Amstelland kwytschold. Bladz. 87. Vs. 4. Waant ge u dus een' vriend te maken?  Dit hard verdrag wierd niet alleen met eeden bevestigd; maar   [p. 179]  ook dat Gysbrecht, noch zyn geslacht, noch nakomelingen, tegen den Graaf noch zyne nakomelingen zich ooit zouden mogen verzetten, of het gemaakt verdrag breken, op verbeurte van alle hunne goederen aan den Graaf. De Stichtsche Leengoederen zou de Graaf, in dat geval, van het Sticht ter leen houden; en de eigen goederen in vollen eigendom: dit wierd met borgen bekrachtigd, die het gestanddoen met eeden beloofden; en in geval van schending, dat zy den Graaf tegen Amstel met een zeker getal manschap, op hun eigen kosten, te paard of te scheep zouden dienen. Deze zoenbrief is van den 2den van Wynmaand 1285. Dus vernederd en uiterlyk met den Graaf verzoend, is het geen wonder dat Amstel een doodelyken haat tegen hem behield.  Bladz. 87. Vs. 9. 'k Heb nooit gunst u afgebedeld,  Gysbrecht, in zyne goederen, volgens inhoud van den zoenbrief hersteld zynde, wierd tot geheimen raad van den Graaf aangesteld. Bladz. 87. Vs. 11. 12. Gunst, die, d' adeldom ten smaad,  Boeren om hunn' schat verëdeld.  Dit meent men is eene van de redenen geweest waarom de Edelen, die in de samenzwering tegen den Graaf deel gehad hebben, tegen denzelven verbitterd zyn geworden. Bladz. 87. Vs. 13. 14. Wrokkend England! Eduard!  Kuik! hebt ge ons in woede ontstoken;  Verscheide staatkundige inzichten liepen te samen, en maakten eene verwydering tusschen Eduard, Koning van Engeland, en Graaf Floris. Daar was reeds een huwlyk gesloten tusschen Jan, 's Graven Zoon, en Elizabeth, 's Konings Dochter. Doch Graaf Floris   [p. 180]  ongenoegen opgevat hebbende tegen den Koning van Engeland, maakte verbintenis met den Koning van Vrankryk, tegen de Vlamingen en de Engelschen. Deze verbintenis verbitterde Eduard, die den Graaf dreigde, zynen zoon, die sedert lang in Engeland geweest was, gevangen te houden. Eduard bedagt op wraak, bewerkte door Jan, heer van Kuik, eene verbintenis tusschen eenige misnoegde Edelen, onder welken Velzen, Amstel en Woerden de voornaamsten waren, om Graaf Floris op te ligten, en naar Engeland te voeren; daar men hem gevangen zou houden, en zynen zoon Jan het bewint opdragen. Hierop troonden de Edelen, onder eenig voorwendsel, den Graaf naar Utrecht, daar zy met hem het middagmaal hielden, hem tot eene vogeljagt nodigden, gevangen namen, en naar het slot te Muiden voerden; dat wel ras door de Hollanders en Westfriezen omringd wierd. Men achtte zich daar, na een verblyf van vier dagen, niet langer veilig, voerde den Graaf met zich; doch, by Muiderberg, door die van Naarden overvallen, en geene uitkomst ziende, doodde men hem met verscheide wonden. Velzen vluchtte naar het slot Kronenburg, daar hy na eene belegering gevangen wierd, en vervolgens, waarschynlyk te Dordrecht, geradbraakt. Woerden verliet terstond het land. Amstel vluchtte; doch men meent dat hy zich drie jaren daarna in zyne bezitting, of in zyn slot poogde te herstellen, waaruit hy, weder verdreven, naar Pruissen week. Sommige meenen dat Amstel en Woerden zich noch eenigen tyd in het leger van Guy, Graaf van Vlaanderen hebben opgehouden; en daar zelve verschenen zyn in tegenwoordigheid van Graaf Jan, die, tot aanvaarding der regeering, uit Engeland overkwam.  Bladz. 87. Vs. 16. Velzen trof den Graaf in 't hart.  Graaf Floris is omgebragt op woensdag den 28. van Wiedemaand 1296.   [p. 181] Bladz. 95. Vs. 13. 14. Toen 't verlaten Amstelland  Moest voor Hollands Graven bukken?  De Voogden over den onmondigen Zoon van den Graaf sloegen de goederen van Amstel, en die der andere Edelen aan als verbeurd, volgens inhoud van den zoenbrief, van 1285. Bladz. 95. Vs. 15. 16. Utrecht liet zich 't node ontrukken,  Bood gestadig wederstand.  Bisschop Willem van Mechelen gaf een sententie van interdict en suspensie uit tegen den jongen Graaf en zyne aanhangers, wegens het in bezit nemen van Amstelland. Den 4 van Hooimaand, 1297, trof men een verdrag, waarby Graaf Jan, zoon van Graaf Floris, bezitter bleef van alle de goederen volgens de voorwaarden en het recht van verbeurdverklaring, in den zoenbrief gemeld. De Bisschop trok de afgegeven sententie weder in. Jan de Iste storf in 1299. waardoor het Graafschap aan het Huis van Henegouwen kwam, en Jan de IIde wierd gehuldigd in Wintermaand deszelven jaars. Maar het schynt dat de Bisschoppen in het vervolg niet gereed geweest zyn aan de Graven die goederen te beleenen; want uit vredeverbonden van 1351, en 1356 blykt dat het noch niet was geschied. Dit, door de hoofdigheid der Bisschoppen ook in het vervolg niet geschiedende, hebben de Graven zich de Oppermagt aangematigd, en naar alle waarschynlykheid ook geen pacht betaald. Bladz. 96. Vs. 17. 18. Bisschop Willem, die, verdreven, ; Om den achtbren zetel streed,  De Bisschop in twist geraakt zynde met den burgermeester Jan van Ligtenberg, wierd door denzelven gevangen gezet; maar, ontslagen zynde, wierd hy door den Bisschop van Munster, op Pauslyk   [p. 182]  bevel, geholpen om zich in den zetel te herstellen. Doch voor de poorten van Utrecht afgewezen, viel hy met zyn leger in Amstelland en Woerden. De Hollanders vervolgden hem. De Bisschop verloor in een bloedig gevecht, op Hogerwoerd by Utrecht, het leven, den 4 van Hooimaand 1301.  Bladz. 96. Vs. 1. 's Graven Broeder won den stoel;  Jan de II.de had het jaar te voren aan zynen Broeder Guy, ter leen gegeven al de goederen der genen die deel aan den moord van Graaf Floris gehad hadden. Na de nederlaag en de dood des Bisschops, maakte Graaf Jan dat zyn broeder tot bisschop wierd verkoren. Dus bezat hy de gemelde heerlykheden tot zynen dood toe, welke voorviel in 1317. Bladz. 96. Vs. 5. 6. 7. Derde Willem heeft deze oorden, ; Naar het erfrecht, door zyn magt,  Weêr in zyn bewind gebragt.  Willem de IIIde, zoon van Graaf Jan den IIden, benaderde, na de dood van Guy, zyns vaders broeder, de goederen die zyn vader aan zyn' oom voor zyn leven gegeven had; en volgens den meergemelden zoenbrief. In 1346 heeft Keizerin Margareet, gravin van Holland, en gemalin van Keizer Lodewyk van Beyeren, plegtig beloofd de stad Amsteldam, waaronder waarschynlyk Amstelland begrepen is, nooit van het graafschap van Holland te zullen afscheiden of vervreemden; het welk door Willem den Vden in 1355 is bevestigd. Bladz. 96. Vs. 8. 9. Toen verscheen aan Amstels boorden  Zeevaardy, -  Men meent dat uit een' brief van den Aartsbisschop van Riga   [p. 183]  blykt, dat in 1277 de inwoonders van Amstelredamme, 't welk toen een dorp was, reeds koophandel dreven op Lyfland.  Bladz. 96. Vs. 12. Zond ze alom haar kielen uit.  Omtrent den jare 1340 voeren de Amsteldammers sterk op de Oostzee; en men vind blyken dat toen de Hollanders, Zeelanders en Friezen, by de Venetianen al bekend waren. In 1368 gaf Albrecht, koning van Zweden, den Amsteldammeren een stuk lands op het eiland Schoonen; daar zich eenigen van hen nederzetten. Bladz. 96. Vs. 13. In 't Hanzeeverbond getreden, ; In 1370 hielden eenige steden van de thansvereenigde Provinciën reeds eenige byeenkomsten tot voortzettingen van den Koophandel. Deze steden, onder welken Amsteldam was, traden in 1418 met eenige Holsteinsche en Pomersche zeesteden in een verbond van Koophandel, het Hanzeeverbond genoemd. Wel zesenveertig Steden waren in hetzelve begrepen; doch de Pomersche Steden met Denemarken in oorlog geraakt zynde, wierd hun handel gestremd; en die der Hollandsche Steden daar door bevoordeeld. Lubek, Hamburg, en Bremen voeren tegenwoordig alleen dien naam. Bladz. 96. Vs. 19. 20. Hoe stond ieder opgetogen  By heur haringvisschery!  In 1416 wierd te Hoorn het eerste groote haringnet gebreid; nadat eenige jaren te voren Willem Beukelszoon, te Biervliet in Vlaanderen, het zouten en kaken van den haring had uitgevonden. Deze visschery wierd in korten tyd zo aanzienlyk, dat zy den naam van groote visschery verkreeg.   [p. 184] Bladz. 97. Vs. 4. Joeg haar' vyand van haar stranden.  Al in 1408 rustte Amsteldam en Kampen twee schepen uit om hunne koopvaarders te beveiligen. Zie de volgende aanteekening op reg. 17 van deze Bladz. Bladz. 97. Vs. 7. Hoekschen, Kabeljaauwschen woeden,  Margareet, gemalinne van Keizer Lodewyk, en oudste zuster van Graaf Willem den IVden, in 1346 de landen haars broeders bekomen hebbende, droeg, na de dood van haar Gemaal, Holland, Zeeland, en Friesland op aan haren Zoon Willem. Doch eenig verschil met hem gekregen hebbende, benaderde zy weder dezelve, en Willem deed afstand; maar hy ras berouw hebbende, poogde zich door geweld daarvan weder meester te maken. Deze oneenigheden, met den bynaam van Hoeksche en Kabeljaauwsche bekend, sleepte veel onheils naar zich. Tusschen Moeder en Zoon wierden verwoestingen te lande, en gevechten te water aangericht. In 1354 eindigde deze tweedragt wel met een bestand, doch de partyschap tusschen de onderzaten duurde vol bitterheid en haat meer dan honderd en vyftig jaren. Amsteldam hield de Kabeljaauwsche, of Willems zyde. Zie onze voorige aanteekening over Bladz. 96. Vs. 5. Bladz. 97. Vs. 9. 10. 11. Ja, met wrokkende Oosterlingen,  Schenders van het koopverbond,  Streed ze op zee, in Belt en Zond,  In den oorlog tegen de Oosterlingen, in 1438, wierden omtrent 8o schepen in zee gebragt. Amsteldam leverde daartoe slechts vier. Doch de Amsteldammers, niet min dan de Zeeuwen begeerig naar   [p. 185]  buit, rustten alleen noch wel 20 schepen ter kaap toe. Men voerde stout een' bezem in de mars, ten teeken dat men de zee van vrybuiters gezuiverd had. Deze oorlog eindigde in 1441 door een bestand.  Bladz. 97. Vs. 13. 14. 15. Met haar ryke rechtehand  Dorst zy schat by schat besteden,  Op der Graven wenk en beden,  Naar mate dat Holland, inzonderheid Amsteldam, door den koophandel ryker en magtiger wierd, vorderden de Graven grooter onderstandgelden, toen beden genoemd. Door de geduurige oorlogen bleef het nooit by de gewone beden, maar de landen moesten gestadig buitengewone lasten opbrengen. Bladz. 97. Vs. 17. 18. Gelder poog' zich fel te wreken  Over tweeden Karels haat, ; In 1508 bemagtigden de Gelderschen Weesp en Muiden, en vielen op Amsteldam aan; doch wierden dapper afgewezen. Een' tweeden toeleg weder mislukt zynde, trokken zy af. In den winter van 1512, deeden zy een' stouten togt; staken de voorstad buiten de Anthoniespoort, en wel 20 schepen, die in de Waal lagen, in brand. De Heer van Wassenaar trok hen na, viel hen by Utrecht aan, doch wierd geslagen, gevangen, en in een yzeren kooi gesloten. De Amsteldammers deeden op de zuiderzee den Gelderschen alle mogelyke schade, en gaven hunne ingezetenen vryheid op hen te mogen roven. In het volgende jaar wierd een bestand getroffen; na het eindigen van hetzelve roofden de Geldersche Friesen onder een' kaper, groote Pier genoemd, op de zuiderzee; doch de Hollandsche admiraal bemagtigde veelen zyner schepen, en doemde de gevangenen, als zeerovers, ter galge, omdat door grooten Pier alle de Hollandsche gevangenen in zee verdronken wierden.   [p. 186] Bladz. 98. Vs. 6. 7. 8. Zy, -  Vloog, met onverschrokken moed,  De aardkloot om, op vlugge vlerken.  De ontdekkingen in Amerika, en de uitbreiding van den handel der Spanjaarden, onder Karel den Vden, gaven ook hier gelegenheid tot vergrooting des koophandels. In 1528 kwam in Zeeland het eerste schip van een' togt naar de Cabo Verdsche Eilanden. De oprechting van de Oostindische, en vervolgens van de Westindische maatschappy, de Groenlandsche visschery, alles gaf in later tyd zulk een magt en aanzien aan den Nederlandschen en Amsteldamschen handel, dat het Gemenebest den eernaam verkreeg van Zeemogendheid. Bladz. 104. Vs. 1. 2. Bygeloof moet' nooit bestaan, ; Als welëer, uw rust te stooren!  In 1534, maar byzonder in 1535, hadden de oproerige wederdopers een' gevaarlyken aanslag gesmeed op Amsteldam. De burgery moest door geweld het oproer beteugelen, en de voornaamste hoofden der dwepende muitelingen wierden met de dood gestraft. Bladz. 104. Vs. 5. Zie geen' bloedraad hier gespannen!  Het woeden tegen de Onroomschen door de Inquisitie, en het ter dood brengen van duizende menschen, op de moorddadigste wyze, om de belydenis van den Hervormden Godsdienst, is te bekend om hier uit de historiën op te halen. Men dorst niet onderstaan in of omtrent Amsteldam te prediken, voor in 1566. en na de komst van den Hertog van Alva was, byzonder in Amsteldam, de vervolging strenger dan ooit te voren.   [p. 187] Bladz. 104. Vs. 15. Beelden stormen van 't altaar,  Het breken der beelden en kerksieraden door een deel gemeen oproerig volk, dat het gantsche land als een vuur doorliep, viel te Amsteldam voor den 23 van Oogstmaand, 1566. men begon in de oude kerk. Hier op stond men het prediken buiten de stad toe. Kort hier na den 26 van Herfstmaand, wierden weder twee kloosters geplonderd. Doch de onrust wierd door tusschenkomst van den Prins van Oranje gestild, in den aanvang van 1567. Vervolgens hield de stad de Roomsche en Spaansche zyde tot in 1577. Bladz. 104. Vs. 17. 18. Zo schenk' de ouderlooze jeugd,  Door de razerny bezeten,  In het midden dier beroeringen, beeldenstormingen, vervolgingen, en martelingen, trof eene soort van bezetenheid een deel der kinderen van het stads Burgerweeshuis. Deze kwaal had vreemde en ontzettelyke uitwerkselen. Mooglyk heeft het gezicht en gehoor van zoo veele ysselykheden, ontroeringen en schrikken, deze zinneloosheid veroorzaakt. Bladz. 105. Vs. 1. 2. 't Heir onnutte kloosterlingen,  't Geen ge uit uwe perken stiet,  Al in 1496 was de stad zo bezwaard met geestelyken en geestelyke gebouwen, dat men besloot niet toetelaten dat voortaan nieuwe kloosters gesticht wierden. Nadat de stad, in 1577, aan de Staatsche zyde overging, ontstond, in 1578, tusschen Roomschen en Onroomschen zulk eene verwydering, dat de Onroomschen de Wethouders afzetten, met de geestelyken inscheepten, en ter stad uitzonden.   [p. 188] Bladz. 105. Vs. 5. 6. 7. Nooit moete onverzoenbre haat  Jesus liefdekerk verdeelen  Door spitsvondige krakeelen,  Hoe groot de onlusten tusschen de Remonstranten en Contraremonstranten, die in den jaare 1609 begonnen uit te barsten, geweest zyn, van welke bitterheden die waren vergezeld, en welke droevige gevolgen zy gehad hebben, is te wel bekend om hier opgehaald te worden. Bladz. 105. Vs. 15. 16. Vluchtende geloofsgenooten  Tot een burgt en toeverlaat. ; In 1681 wierden de Fransche vluchtelingen hier met open armen ontfangen, en met het Burgerrecht, en verscheide voordeelen beschonken.
     ;

±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±

http://www.bertkolkman.nl/dehaen/schatkamer.htm

Abraham de Haen
Inhoudsopgave Abraham de Haen Schatkamer Der Nederlandsse Oudheden De Schatkamer der Nederlandsche Oudheden is in 1711 uitgegeven in Amsterdam, Bij Pieter de Coup, Boekverkoper in de Kalverstraat, in Cicero.

Het titelblad vermeld:  Lud. Smids, M.D.  Schatkamer Der Nederlandsse Oudheden of Woordenboek Behelsende Nederlands  Steden en Dorpen, Kasteelen, Sloten en Heeren Huysen, Oude Volkeren, Rivieren, Vermaarde Luyden in Staat van Oorlogh, Oudheden, gewoontens en Lands wysen. Versierd met LX Verbeeldingen, van soo gehele als vervallene Heeren Huysen, Sloten en Kasteelen, meerendeels geteekend door Roeland Rochman. Neevens een Blaswyser, in de gedaante van een Land-Chroyk.

±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±

Amstel, Th.A.A.M. van
De Heren van Amstel 1105-1378.
Hun opkomst in het Nedersticht van Utrecht in de twaalfde en dertiende
eeuw en hun vestiging in het hertogdom Brabant na 1296
Middeleeuwse Studies en Bronnen 61

Prijs Euro 26.00
In 1126 werd het toponiem Amestelle verbonden aan de doopnaam van de dienstman van de bisschop van Utrecht die het schoutambt in het gelijknamige rechtsgebied uitoefende: Wolfger de Amestelle. Zo ontstond de geslachtsnaam van het bekende middeleeuwse geslacht Van Amstel. De auteur beschrijft de opkomst van dit Stichtse ministerialengeslacht en zijn vestiging in het hertogdom Brabant na de staatsgreep tegen Floris V in 1296.
Volgens Van Amstel waren de 'proto-Amstels' afkomstig uit de Vechtstreek. In Werinon, de oudste parochie van de noordelijke Vechtstreek, bezaten zij vermoedelijk dienstgoederen als vergoeding voor het beheer van de bezittingen van de abdij van Werden. Toen de abdij haar goederen tussen 1050 en 1080 overdroeg aan de kerk van Sint Martinus, kwamen ook de onvrije dienstmannen van Werinon onder gezag van de Utrechtse bisschop.
Bij de instelling van het kerkelijk rechtsgebied van Amestelle circa 1085 zond deze een van zijn dienstmannen om er in zijn naam de rechtsmacht uit te oefenen en de verplichte heffingen te innen. Wolfger is de eerste ambtenaar in Amestelle die we bij naam kennen. Nadat de leden van het geslacht Van Amstel, door toedoen van Egbert en zijn zoon Gijsbrecht I, tot erfelijke rentmeesters/dienstmannen van Utrecht waren opgeklommen, maakten zij carrière in de bisschoppelijke militia.
Hoezeer zij in macht en aanzien stegen, blijkt wel uit de inlijving van Gijsbrecht II in de ridderschap en het huwelijk van Gijsbrecht III met een dochter uit het geslacht Van Kuyc. Gijsbrecht IV slaagde er met hulp van Floris V in zich los te maken van de Utrechtse bisschop, maar werd op zijn beurt door Floris uitgeschakeld. Als gevolg van zijn deelname aan de staatsgreep tegen Floris V werd Gijsbrecht verbannen en werden zijn goederen verbeurd verklaard.
Hij vluchtte naar 's-Hertogenbosch, waar hij bescherming vond bij zijn invloedrijke neef Jan I van Kuyc. Gijsbrechts zoon, Jan I, probeerde tevergeefs om de rechten op de geconfisqueerde leengoederen te herstellen. Hij vestigde zich ná 1304 in het hertogdom Brabant. Zijn nazaten konden op de duur niet meer aan de verplichtingen van hun stand voldoen en verloren langzamerhand hun maatschappelijke invloed.
De pers:
'Nazaat Theo van Amstel beschrijft in De heren van Amstel de opkomst en de ondergang van zijn geslacht. De familie heeft in hem een kundig biograaf gekregen. Van Amstel schrijft helder en heeft geen last van sentimenten die de onderzoeker met familiebanden kunnen plagen.'
- Nederlands Dagblad, 21-5 1999
'In conclusie is De heren van Amstel 1105-1378 ondanks ernstige tekortkomingen betreffende doordachte vraagsttelling, uitgewerkte methode en waardevolle bijdrage aan de geschiedschrijving over de familie Van Amstel, met regelmatig ook interessante standputen over de geschiedenis van het graafschap Holland en het bisdom Utrecht. Bovenal biedt deze studie de kans om de wisselende lotgevallen van een middeleeuwse familie uit de hogere stand te volgen, en om de talrijke factoren die in hun op- en neergang een rol speelden van nabij te observeren: van onopgemerkte nisterialen van de Utrechtse bisschop in de Vechtstreek, via quasi adellijke ridders met landsheerlijke ambities in het Nedersticht, tot bescheiden heren in het hertogdom Brabant.'
- Filip Van Tricht in: Tijdschrift voor Geschiedenis, jrg. 114/1, 2000
'Deze gedetailleerde genealogische en politieke reconstructie is voer voor fijnproevers, maar ik weet dat er daarvan velen zijn onder de genealogen in Noord-Brabant. Het boek van Theo van Amstel is door zijn vakkundige inhoudelijke en uiterlijke verzorging een knap stukje werk: het laat zien waartoe de ijver en het doorzettingsvermogen van een echte liefhebber kunnen leiden. Hopelijk zal de auteur ook nog eens zijn vondsten inzake de reconstructie van ee Maaslandse bezittingen van de Van Amstel in de veetiende eeuw publiceren.'
- Arnoud-Jan Bijsterveld in: Brabants Heem, jrg. 52/3, 2000
Extra informatie:
Ingenaaid, 264 pagina's
Met illustraties
Verschenen: mei 1999
Gewicht: 483 gram
Formaat: 241 x 161 x 18 mm
uitg. Verloren b.v.

Prijs Euro 26.00

±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±±

:www.conserve.nl/histdetec.htm

De laatste dagen van Floris V
Renée Vink

ISBN
90 5429 058 7
Prijs
Euro 15,86
 
Als graaf Floris V van Holland een pact met de Franse koning sluit, zet dat bij sommigen kwaad bloed. Floris' vroegere bondgenoot Edward van Engeland zint op maatregelen en de machtige vazal Jan van Kuyk zegt zijn leenband met Holland op. Dan stort de kapelaan die Kuyks brief heeft afgeleverd tijdens een hoogmis in Dordrecht vergiftigd ter aarde. Speelman en klerk Folkert Crepel krijgt opdracht de dader te vinden. Maar als de dochter van Gerard van Velzen aan hetzelfde gif overlijdt loopt het spoor al vrij snel dood. Intussen probeert de afgezant van de graaf, Arnoud van Ranst, tevergeefs Jan van Kuyk te achterhalen - al schijnt Kuyks neef Gijsbrecht van Amstel meer te weten van diens handel en wandel. Helaas voor Floris laat Gijsbrecht het achterste van zijn tong niet zien...
Renée Vink (1954) is Scandinaviste en vertaalster en koestert daarnaast een grote belangstelling voor met name middeleeuwse geschiedenis. Behalve theologie en fantasy vertaalde ze werk van Kierkegaard, Selma Lagerlöf en Jan Guillou. In 1990 publiceerde ze onder het pseudoniem R. Ditmar 'De runen van de dwergenkoning', een verzameling fantastische verhalen uit de Scandinavische middeleeuwen. In 1995 verscheen van haar bij uitgeverij Conserve de voorganger van dit boek: 'Floris V en de schotse troon'.

===============================================================

brief view of the history of The Order of (St. James) St. Jacob of Holland.
The history of the Order starts in the year 1279. Floris V was born in July 1254 as the son of King Willem II of Germany also Count of Holland, and Elizabeth van Brunswijk Lüneburg.
In the year 1277 he is knighted by Duke Jan van Brabant. At this time Duke Jan van Brabant together with the Duke of Gelre and the Count of Holland were the important rulers of the Low Countries.
Floris V becomes a knight after a tournament at 's Hertogenbosch.
On July 25th in the year 1279 the Order of St. Jacob of Holland is installed on the day of St. James the Mayor and is blessed by Bishop elect Jan van Nassau.
The first 12 Knights to be installed were:

Diederik, Count of Cleve
Lancelot, Lord of Hamilton, the Ambassador of Scotland
Godevaert, Lord of Bochholt, the Ambassador of Westphalen
Hendrik, Lord of Hennenberg, the Ambassador of Keulen
Dirck, Lord of Brederode
Jan, Lord Heusden
Jan, Lord of Arkel
Dierck, Lord of Lynden
Otto, lord of Asperen
Jaques, Lord of Wassenaer
Gijsbrecht Lord of Amstel
Hugo, Lord of Vianen
In history the year of the installation of the Order of St. Jacob of Holland became a matter of discussion. Some presumed the installation took place in the year 1279. Others stated the year 1290. Considering the political situation of those days the year 1279 historically seemed more acceptable. It could be a miswriting of MCCLXXIX, MCCLXXXX.
Becoming a member of an Order under the Crown of Holland was considered a very great honour. For it meant: 'becoming a friend and brother for life.' Once the Installation of the Order was a fact more Knights made their entrance.
On Christmas day Floris V Granted 40 members of his household knighthood under whom Lord Anssum van Weer, from Vuurcapelle. Through documentation some historical books were discovered being able to tell us the story of knighthood of Floris V. Starting with the first book, this book is called: 'De Cronyk van Holland' written in 1316 by: De Clerc van de Lage Landen by der Zee, a clergyman who wrote under a pseudonym. The book was first printed in 1740. With Beka (The Cronycks of Joannes van der Beke) and Melis Stoke they are the three important witnesses of history at that time. Melis Stoke did not write about the Order but this could be a political deciscion that after the death of Floris no writings could come from his hand.
In spite of his power and his loyal Knights Floris V is surrounded with jealousy which makes him a vulnerable man. Although he was considered a brave diplomatic he could be very tempered as well. His ongoing dispute with Lord Gijsbrecht van Amstel comes to an end when Count Floris V is kidnapped and murdered by Lord van Amstel and his companions: Herman van Woerden, Gerard van Velzen and Jan van Cuyk close to Muiderberg on june 27 th 1296. The first Grand Master is dead but the Order continues.
Closing this first episode we now return to the year 1304.
In the 14th century the province Zeeland, the islands and Zierikzee formed a disputed point of the Count of Holland and the Count of Flandres.
Historically, the year 1304 is regarded as an important year because of the siege round Zierikzee ( in the province of Zeeland), where the Count of Holland engaged in battle against Flandres. Due to support of the French fleet count Willem of Holland finally wins the war. Rewarding his effort in the siege, in his function of aide-the-camp Witte van Haemstede, (basterd son of the late Floris V) is knighted. Together with him 48 companions receive the 'Order of the Count' also called 'the Order of the Shell'. In an important historical book called the: 'Reygersberg Croniek' (or Divisie Croniek) published in 1551 and written by Jan Jansz. Reygersberg van Cortgene the story is fully written in chapter 31.
It tells us that Gerard van Voorne, squire of Floris V becomes viscount of Zeeland.
The Reygersberg Croniek from Zeeland has been twice issued in 1551 and in 1634 (see booklist) Jan Reygersberg. The first and second issue write about Jan van Renesse, Dadaijn van Cruningen and Wolfert II van Borselen, as the most important Lords, who carried the chain of the Order with the shells The second issue is corrected by Boxhorn who adds several items and corrections to the version.

===========================================================

Aemstel, Velzen, Benskoop, Kraaijenhorst, Zaenden en Teylingen,

Floris werd door zijn ontvoerders eerst naar slot Kronenburg gebracht. Daarna op slot Muiden gevangen gehouden.
'denzelfden avond, nadat zij een paar uren te Kroonenburg vertoefd hadden, bragten de edelen den gevangen graaf naar het slot te Muiden, omdat van daar de gelegenheid beter was, hem te scheep naar Engeland te voeren'
Na zij dood gingen de moordenaars (behalve Amstel en Woerden) naar slot Kronenburg.

'Niet lang waren de zaamgezworenen op 't slot te Kroonenburg, of de Westfriezen, Kennemers, Waterlanders, Noord-en Zuid-Hollanders beide, alles liep van 't platte land zamen en met hen vele stedelingen, omringden 't kasteel en verlangden wraak te nemen op de moordenaars van hunnen weldoener. De heer van Zuilen
(1) Hier onder is 't ingewand van grave Floris van Holland, verslagen geworden van heer Gerrit van Velzen.

[p. 128]

en Gijsbrecht van IJsselstein voegden zich bij hen en weldra kwam heer Loef van Kleef, de broeder van den regerenden graaf van dat landschap, aan wien 't bevel der belegering werd opgedragen. 's Graven neef Jan van Avesnes, graaf van Henegouwen, dien men verdacht houdt van den aanslag te hebben geweten, zond zijnen broeder den kannunnik Guy naar Holland. Deze kwam te Dordrecht en begaf zich van daar naar de belegeraars van Kroonenberg. Ook Jan van Kuyk, die het grootste deel in de zamenzwering had gehad, maar zich buiten den aanslag had weten te houden, kwam met zes honderd man van den graaf van Kleef derwaarts, zoo als de historieschrijvers meenen, met het doel, om de moordenaars van den graaf te redden.'

Op kasteel Kronenburg:

'Gerard van Velzen, wien 't slot toebehoorde; dan Arent van Benskoop, Kostijn van Boternisse en zijn broeder Alewijn, Willem van Zaanden, Willem van Teijlingen en nog eenige andere edelen, wier namen mij niet bekend zijn'

Om dan aan hunne wraakzucht genoegen te geven, lieten zij vier der zaamgezworenen aan de volkswoede over.'
'En wie zijn dat geweest?' vraagde Jacob van Maerlandt.
'Vooreerst de eigentlijke moordenaar van den graaf, de snoode Gerard van Velzen, dan Willem van Zaanden en eindelijk twee, wier namen mij niet zijn genoemd

En zijn die andere medepligtigen er zoo heelshuids afgekomen?' vraagde Martha.
'In 't geheel niet,' gaf Koenraad ten antwoord. 'De meesten hebben hunne straf ontvangen. Gerard van Voorne heeft Hugo van Baerlandt en vier anderen laten radbraken. Ook Gerard van Kraaijenhorst, die aan de Vaart gevangen was genomen, deed hij hetzelfde lot ondergaan. In Dordrecht hebben eenigen van hen de doodstraf geleden.'

[p. 155]
'Dat hadden zij ruim verdiend,' zeide Martha. 'En wat hebben zij met het slot Kroonenburg gedaan?'
'Dat hebben zij tot den grond geslecht.'

'En 't slot te Muiden?' vraagde Jacob van Maerlandt.
'Dat is aan Diederick van Haarlem in bewaring gegeven,' hernam Koenraad.
'En hoe is 't met de goederen der zaamgezworenen gegaan?' hervatte Jacob.
'Zij zijn verbeurd verklaard, niet alleen van degenen die ter dood zijn gebragt, maar ook van die welke zich door de vlugt hebben gered.

1297:
Bisschop Willem van Mechelen was in Holland gevallen en had zich meester gemaakt van het kasteel te Muiden, dat, zoo als gij weet, door Diederick van Haarlem werd bewaard. Van hier was hij naar Friesland getrokken, had het volk tegen Holland opgezet, een' kruistogt tegen de Hollanders gepredikt, drie (1) van de vier door Floris gestichte kasteelen verwoest en lag nu voor het slot van Medemblik, dat hij voornemens was, uit te hongeren.

================================================================

Onder hen was de Heer van Amstel. Floris had hem een paar jaar eerder gevangengenomen, een financieel uitgekleed, en hem in feite politiek monddood gemaakt. Hij was weliswaar leenman in zijn gebieden gebleven, maar hij mocht geen kastelen meer bouwen, hij moest een onwaarschijnlijk hoge boete van tweeduizend pond betalen, Nardinkland, Muiden, Muiderpoort en Weesp werden hem afgenomen, enzovoort.

Gijsbrecht kon in Gelre terecht. Vijanden van Holland waren tenslotte per definitie vrienden van Gelre. Maar van het imago schurk is hij nooit meer afgekomen en de familie, in het nieuwe onderkomen in Oss, verarmde langzaam maar zeker. Gijsbrechts zoon Jan van Amstel was nog wel rijk en ridder, maar hij had niet meer de rijkdom en de invloed van zijn vader, en bovendien had de ridderschap sowieso het tij tegen. De steden waren in opkomst en al snel zou het feodale systeem met zijn talloze familietwisten en geldverslindende oorlogjes zichzelf overleefd hebben.

===========================================

E: millennium van de familie Van Amstel.htm

Gijsbrecht IV (1230(?)-1303)
Gijsbrecht IV was de machtigste telg uit het geslacht tot dan toe. Hij keerde zich net als zijn vader tegen de Utrechtse bisschop, en daar had hij ook wat bij te winnen. Nog maar een klein beetje bezit erbij en hij zou heersen over een zelfstandige heerlijkheid. Macht was een familiebedrijf in die dagen, met vele obscure bv'tjes.Macht was onbetrouwbaar ook. Wie denkt dat de woorden beginselloosheid en opportunisme zijn uitgevonden door moderne politici, moet zich eens in de geschiedenis van Gijsbrecht IV verdiepen. Floris V, Graaf van Holland, sluit een verbond met de Engelse koning tegen de Vlaamse adel, die op de hand van de Franse koning is. De Vlaamse adel sluit kort daarna echter een verbond met de Engelse koning, waarop Floris V zonder omhaal overloopt naar de Franse koning. Zo ging dat.
Die laatste stap kostte Floris wel het leven. De Graaf werd niet het slachtoffer van een paar opstandige edelen, maar van een internationaal complot. Koning Edward van Engeland stak erachter. Edward was niet van plan Floris te vermoorden. Het doel kon immers ook zonder bloedvergieten bereikt worden? Iemand gevangennemen en hem een poot uitdraaien was niet ongebruikelijk in die dagen.De Engelse koning kon het vuile werk laten opknappen door een aantal hoge edelen, die stuk voor stuk nog een appeltje met Floris te schillen hadden. Onder hen was de Heer van Amstel. Floris had hem een paar jaar eerder gevangengenomen, een financieel uitgekleed, en hem in feite politiek monddood gemaakt. Hij was weliswaar leenman in zijn gebieden gebleven, maar hij mocht geen kastelen meer bouwen, hij moest een onwaarschijnlijk hoge boete van tweeduizend pond betalen, Nardinkland, Muiden, Muiderpoort en Weesp werden hem afgenomen, enzovoort. Voor Gijsbrecht was er bepaald winst te halen.
Na een etentje in Utrecht toog het gezelschap naar de stadsweide (eigendom van Gijsbrecht, die het terrein dus op zijn duimpje kende) waar de Graaf tijdens de valkenjacht werd gegijzeld. Gijsbrecht keerde naar de stad terug, en Herman van Woerden en Gerard van Velzen brachten de Graaf naar het Muiderslot, waar ze scheep zouden gaan naar Engeland. Was de boot kapot of was er windstilte? In elk geval werd het vertrek uitgesteld. Floris bleef gevangen - weer een bewijs dat moord niet de opzet was.Toen gebeurde er iets dat niemand had kunnen voorzien. Boeren wilden de Graaf bevrijden en de edelen raakten in paniek. Naar verluidt was het Gerard van Velzen die de Graaf doodstak. En Gijsbrecht, arme Gijsbrecht, had althans met de moord niets van doen, maar bleek toch uiteindelijk de grote verliezer. De nieuwe bisschop van Utrecht zag zijn kans schoon en pikte de oude bezittingen, die hij ooit in leen had afgestaan aan de Van Amstels, weer terug.
Gijsbrecht kon in Gelre terecht. Vijanden van Holland waren tenslotte per definitie vrienden van Gelre. Maar van het imago schurk is hij nooit meer afgekomen en de familie, in het nieuwe onderkomen in Oss, verarmde langzaam maar zeker. Gijsbrechts zoon Jan van Amstel was nog wel rijk en ridder, maar hij had niet meer de rijkdom en de invloed van zijn vader, en bovendien had de ridderschap sowieso het tij tegen. De steden waren in opkomst en al snel zou het feodale systeem met zijn talloze familietwisten en geldverslindende oorlogjes zichzelf overleefd hebben.

===================

Betrokken bij moord op Floris V:  Jacob van de Woude

===================

Kennemers:
1258 : de graaf van Holland verongelukt tijdens een toernooi.
Aleida van Holland (1230-1284. dr van graaf Floris IV en Mathilde Mechtilde, prinses van Brabant. Gehuwd met Jan I van Avesnes (1218-57) ) werd toen voogdes over de minderjarige Floris V. De Zeeuwen erkenden haar, doch Holland, dat geene vrouwelijke heerschappij erkende, niet. De Hollanders gaven dit bewind aan graaf Otto van Gelder (Nassau).
Eea was aanleiding tot felle twisten, en bracht de Kennemers tot het "uitroeien van alle edelen".
Met name in Zuid-Beveland kwam het tot een bloedige strijd.
(zie Biographisch_woordenboek_der_Nederlanden.pdf)

1268: opstand der Kennemers en Waterlanders tegen hun heren. De oorzaak hiervan is niet bekend. Wel bekend is echter dat er door de graaf van Holland, Floris de Vijfde, op geen enkele wijze is ingegrepen, berecht, vergoed of wat dan ook. De landheren hebben zelf de orde moeten herstellen. Hiermee verzaakte hij dus de eerste plicht van een vorst: handhaving van recht en veiligheid.
Tijdens zijn regering heeft Floris meermalen zijn edelen bedrogen,  afgeperst, en hen hun bezittingen afgenomen. Dit voornamelijk uit eigenbelang: ter vergroting van zijn macht en invloed.

Jan van Persijn: heer van Waterland.

Samenspanners tegen Floris V:  Geerit van Velzen, Herman van Woerden, Gijsbrecht van Amstel, Jan van Heusden, Arent van Benschop, Gerard van Krajenberg (Crajenborst?), Willem van Teijlingen, Willem van Zanen (=Zaanden), Herman van Kuik

=========================
http://www.dbnl.org/tekst/craa001wand07_01/craa001wand07_01_0002.htm

[slot Rijsenburg]
...
Het voormalige voorplein, waartoe het poortje toegang geeft, heeft geen enkel overblijfsel van vroegeren luister bewaard, evenmin als het met een begroeide gracht omringde terrein aan de regterzijde, waar eens het slot heeft gestaan, dat in 1276 door Gijsbrecht van
[p. 68]

Aemstel met zijn Kennemers in de asch werd gelegd, toen het Willem van Rijsenburg behoorde, en dat later als een der schoonste ridderhofsteden van het Sticht werd genoemd. In het laatst der vorige eeuw werd het tot den grond toe afgebroken.
...

==============================
http://www2.zuid-holland.nl/onderwer/drgg/gouw/gouw2.html

Floris V slaat zijn slag

Florïs V begon zijn openbaar leven in 1272 met de in zijn geslacht traditionele veldtocht tegen de Westfriezen. De zoals gebruikelijk slechte afloop, gaf de Kennemers de kans een opstand te beginnen, waarbij de Waterlanders zich aansloten (1274). De opstandelingen trokken Utrecht binnen; Gijsbrecht van Amstel werd hun aanvoerder. Zweder van Abcoude en Herman van Woerden sloten zich aan. In de stad Utrecht kwam een omwenteling tot stand, die de gilden aan het bewind bracht.

Jan van Nassau week uit naar Deventer, maar Floris sloeg zijn slag: hij sloot een neutraliteitsverdrag met de boeren uit de Vechtstreek en met het nieuwbakken stadsbestuur. De pacificatie van de Kennemers kwam tot stand door hun het beroemde landrecht te schenken. De steun van Otto van Gelre kon Jan van Nassau niet baten. De heren van Amstel en Woerden c.s. wisten bijna het gehele Nedersticht in hun macht te krijgen. In 1278 moest Nicolaas van Cats van Gouda uit het democratisch regiem in de stad Utrecht opruimen. Gijsbrecht begon toen Utrecht te hinderen door belemmering van de scheepvaart. De elect moest nu kiezen tussen Gijsbrecht en de stad (i.c. de graaf van Holland). Floris gaf Amstel en Woerden de kans om de elect, voor zover nog nodig, financieel te ruïneren en afdoende te verslaan. Toen deze daardoor geheel en al aan hem was overgeleverd, brak hij het verzet van diens tegenstanders: de daarvoor ondernomen belegeringen van sloten vergrootten de schuld van de elect aan Floris, die zich, rijkelijk niet panden veilig stelde. Hij maakte van Amstels nederlaag gebruik om het Gooiland van de Abdis van Elten te verwerven en kocht Waterland van Jan van Persijn. De uiteindelijke onderwerping van de Westfriezen was toen nog een kwestie van tijd. Amstel en Woerden ontvingen enige jaren later, toen zij zich onderworpen hadden, een deel van hun goederen in leen terug: ook hun Utrechtse lenen werden een onderpand voor een trouwbreuk, die zij inderdaad in 1296 door de moord op Floris V begingen. Met één slag vielen alle machtsposities, die Amstel en Woerden zich tussen het IJ en de Lek hadden opgebouwd, in handen van de grafelijkheid van Holland. Het grootste deel strekte nog tot 1317 wegens een schenking door graaf Jan II, tot voordeel van zijn broer Guy van Henegouwen, elect van Utrecht, maar verviel toen definitief aan de graaf van Holland. Slechts een enkel lid van de heersende geslachten kon zich door de politiek juiste koers te kiezen redden. Een Van Woerden behield de minuscule heerlijkheid Vliet, een Van Amstel IJsselstein, maar vanzelfsprekend als lenen van Holland.

=============================

http://home.wanadoo.nl/bakkenist/geneaweb/t_1162_1492.html

27-10-1285    Algemeen Rijks Archief Den Haag Oorkondeboek II no 571

In het jaar 1285 schijnt Jan Persijn met Amsterdam begiftigd te zijn, omdat de drie gebroeders van Amstel, Willem, proost van St. Jan te Utrecht, Gijsbert, heer van Amstel, en Arnoud van Amstel op 27 okt 1285 de afgeperste verklaring aflegden dat zij genoegen zouden nemen en vrede hebben met de gift van Amsterdam aan heer Jan Persijn.

===============================

De Vreelandse oorlog, 1279.
Slag bij Zoesterenge, gewonnen door Gijsbrecht.

===========

Niederländer im Ostseeraum und der Deutsche Orden - oops

https://www.yumpu.com/nl/document/view/3820962/niederlander-im-ostseeraum-und-der-deutsche-orden-oops

===========

Avez-vous des renseignements supplémentaires, des corrections ou des questions concernant Gijsbrecht IV van Amstel Heer van Amstel?
L'auteur de cette publication aimerait avoir de vos nouvelles!


Barre chronologique Gijsbrecht IV van Amstel Heer van Amstel

  Cette fonctionnalité n'est disponible que pour les navigateurs qui supportent Javascript.
Cliquez sur le nom pour plus d'information. Symboles utilisés: grootouders grand-parents   ouders parents   broers-zussen frères/soeurs   kinderen enfants

Ancêtres (et descendants) de Gijsbrecht IV van Amstel

Aleidis van Cuijk
± 1210-± 1250

Gijsbrecht IV van Amstel
± 1235-± 1303

± 1265

Badeloch van Woerden
± 1230-± 1290

Jan I van Amstel
± 1260-± 1345

Avec la recherche rapide, vous pouvez effectuer une recherche par nom, prénom suivi d'un nom de famille. Vous tapez quelques lettres (au moins 3) et une liste de noms personnels dans cette publication apparaîtra immédiatement. Plus de caractères saisis, plus précis seront les résultats. Cliquez sur le nom d'une personne pour accéder à la page de cette personne.

  • On ne fait pas de différence entre majuscules et minuscules.
  • Si vous n'êtes pas sûr du prénom ou de l'orthographe exacte, vous pouvez utiliser un astérisque (*). Exemple : "*ornelis de b*r" trouve à la fois "cornelis de boer" et "kornelis de buur".
  • Il est impossible d'introduire des caractères autres que ceux de l'alphabet (ni signes diacritiques tels que ö ou é).

Parenté Gijsbrecht IV van Amstel Heer van Amstel

Les sources

  1. http://vandermerwede.net/
    http://vandermerwede.net/
    / n/a

Sur le nom de famille Amstel

  • Afficher les informations que Genealogie Online a concernant le patronyme Amstel.
  • Afficher des informations sur Amstel sur le site Archives Ouvertes.
  • Trouvez dans le registre Wie (onder)zoekt wie? qui recherche le nom de famille Amstel.

Lors de la copie des données de cet arbre généalogique, veuillez inclure une référence à l'origine:
Richard Remmé, "Genealogy Richard Remmé, The Hague, Netherlands", base de données, Généalogie Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogie-richard-remme/I29433.php : consultée 26 avril 2024), "Gijsbrecht IV van Amstel Heer van Amstel (± 1235-± 1303)".