http://www.inghist.nl/retroboeken/nnbw/#source=6&page=293&size=2&accessor=accessor_index
GENDT (Willem Joseph, baron van) (2), geb. in 1671, overl. te Arnhem 17 Dec. 1732, zoon van Willem Joseph (1) hiervóór, en van S.P. van Essen. Hij trad in zeedienst en voerde alreeds in 1696 het bevel over de 'Prins Friso', een schip met 64 stukken, in het eskader van den vice-admiraal Geleyn Evertsen naar Portugal en Cadix bestemd. In 1704, in den zeeslag bij Malaga, was hij bevelhebber op de 'Banier' met 64 stukken, met welk schip hij zulk een aandeel in den slag nam, dat het nà het admiraalschip de meeste dooden telde. In 1705 voerde hij het commando over een eskader naar de Noordzee, ter bescherming der koopvaardijvloot en stond in 1706 aan het hoofd der afd. hollandsche matrozen, uit de vloot gelicht en tot landingsdivisie vervormd om de stad Alicante voor koning Karel III te helpen veroveren. In het volgend jaar nam hij deel aan den aanslag op Toulon, die mislukte. Van Gendt bleef met zijn schip, de 'Provincie Utrecht', in de Middell. zee. De vice-admiraal van Wassenaer, wegens misverstand met de engelschen, afstand van het opperbevel over zijn eskader gedaan hebhende, gaf het bevel
aan van Gendt over, die nog, eenigen tijd in de Midd. zee bleef kruisen en zich daarna met zijn schepen naar Lissabon begaf. In 1710 komt hij voor in het smaldeel onder den vice-admiraal A. Pieterson, naar Spanje bestemd. Een hevige storm teisterde echter de hollandsche schepen en van Gendt kwam met drie mastlooze schepen te Lissabon aan. In dat jaar, 1710, stond hij op de voordracht voor schout-bij-nacht, maar het blijkt niet dat hij ooit tot dien rang is verheven. Bij het verval der nederlandsche scheepsmacht was het voor van Gendt een welkome uitnoodiging, die Czaar Peter hem deed om in russischen dienst te treden en waaraan hij gaarne gevolg gaf. In 1716 komt zijn naam voor als bevelhebber op een schip van 50 stukken, behoorende tot de vloot van den Czaar. Niet langer dan tien jaar is hij echter in russischen dienst gebleven; hij keerde naar het vaderland terug, waar wij hem na dien tijd in een paar bedieningen weervinden, die hij als landedelman bekleedde. Was hij 3 Febr. 1698 ambtsjonker van Renkum geworden en 20 April 1714 geadmitteerd in de ridderschap van Veluwe, in 1727 en 1728 was hij gecommitteerde ter Admiraliteit van het Noorderkwartier, in 1729 monstercommissaris en in 1729 en 1730 gedeputeerde.
Hij overleed ongehuwd te Arnhem 17 Dec. 1732; zijn wapen werd, als zijnde de laatste van zijn geslacht, gebroken met hem in het graf gelegd.
Zie: de Jonge, Gesch. Nederl. Zeew. IV, stuk II, 316, 381, 400, 423, 434, 438, 439, 490, 509, 554, 556; Nederl. Heraut (1884), p. 185 (grafzerk met 16 kwartieren); Ned. Leeuw XXXV, 127, 128.
Willem Joseph [laatste] van Gendt |
Les données affichées n'ont aucune source.