(1) Elle est mariée avec Heijne Anders BEEKHOUT.
Ils se sont mariés le 19 décembre 1773 à Scherpenzeel.Source 2
Enfant(s):
(2) Elle est mariée avec Jan Jochems DRAGT.
Ils se sont mariés le 19 mars 1797 à Weststellingwerf.
NATI Nederlandse
SURN Roelofgien
--
Overleden op 4 februari 1825 om 11.00 uur te Slijkenburg op 71 jarige leeftijd. Overleden tijdens het wegspoelen van haar huis no. 44 te Slijkenburg. Watersnood 1825. Aangifte door Egbert Koenderts Dijkstra, 34 jaar, schoonzoon, en Geert Doedel, 42 jaar, policiedienaar en geburen. Ook geschreven als Roelofgien Alberts.
.
Nadere informatie bij de akte: Overleden in de watervloed. Akte valabel verklaard d.d. 2 april 1825 Leeftijd: 73 jaar en gehuwd.
Het lijk werd gevonden in het zuid einde van de rivier de Lende.
Roelofje was bij overlijden gehuwd met Jan Teunis Dragt. Zie ook geschiedenis Watersnoodramp in de " Geschiedenis van de Stellingwerven". Roelofje is in 1825 Overleden (aktenummer 25 Kuinre). Haar ouders gewoond hebbende te Paaslo onder Oldemarkt en aldaar overleden. In leven gewoond hebbende te Slijkenburg.
--
Weststellingwerf, dopen, doopjaar 1753
Gedoopt op 24 februari 1753 in Peperga en Blesdijke
Dopeling: Roelofjen, dochter
Vader: Albert Reynders
Moeder:
Gestandaardiseerde namen:
Dopeling: ROELOFKE
Vader: ALBERT REINERS
Bron:
Collectie Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmaatboeken (DTBL)
Herv. gem. Peperga en Blesdijke, doop 1675-1811
Inventarisnr. : DTB 774
Op microfiche beschikbaar op studiezaal Tresoar
Wijzigingsdatum: 19-12-2005
--
Kantoor Gorredijk, overl. jaar 1825
Overledene : Roelofje Alberts
Overleden op: 4 februari 1825
Wonende te : Slijkenburg
Tekst:
omgekomen tijdens watervloed (van 4 op 5 februari); laatst vrouw van Jan Theunis Dragt; moeder van Trijntje (vrouw van Tette Doekes v.de Linde, grondeigenaar/huisman Spanga), Jantje (vrouw van Egbert Koenderts Dijkstra, arbeider), Koendert (veerschipper Steenwijk) en Kornelis Heinen Beekhouts, mr. kuiper Scherpenzeel.
Er behoorde onroerend goed tot de nalatenschap
Bron : Tresoar
Memories van successie 1818-1842
Toegangsnr. : 42
Inventarisnr. : 5009
Dagregisternr.: 365
Op microfilm nr. 92 raadpleegbaar op de studiezaal van Tresoar
--
Geschiedkundig tafereel van den watervloed en de overstroomingen in de provincie Vriesland.
Voorgevallen in Sprokkelmaand MDCCCXXV
door L. van Leeuwen
Griffier van de Regtbank van Koophandel te Leeuwarden.
Stellingwerf Westeinde.
Noodlottig voorval met een huisgezin.
Jan Teunis Dragt, Tapper en Koopman te Slijkenburg, huwde in den jare 1799 eene weduwe Roelofje Alberts genaamd, wier dochter Jantje Heines Beekhaus in 1817 was getrouwd met Egbert Koenderts Dijkstra, die met zijnen stedevader J. T. DRAGT, eenen gelijken handel dreef' , zijnde uit dit laatste huwelijk twee kinderen gesproten, een zoontje van zes en een meisje van twee en een half jaar. Deze brave werkzame familie bewoonde met elkander een huis' aan de Slijkenburger brug en leefden als burgerlieden eensgezind en weltevreden. Tijdens het ontstaan van den watervloed was Dragt met zijnen zoon afwezig,' daar zij met hun vaartuig zich naar het Heerenveen hadden begeven om 'eene kleine lading haring te verkoopen , zoodat de oude Moeder , eene vrouw van drie en zeventig jaren , met hare dochter en derzelver beide kindertjes zich aIleen in hunne woning bevonden. Toen in den den nacht van Donderdag op Vrijdag, te elf ure , het water tot negen palmen hoogte in de woonkamer was gerezen, maakte Jantje Heines, niet op zulk een gevaar bedacht , door middel van eene deur , planken en stoelen eene stellaadje, waarop zij hare moeder nederzette; doch spoedig dreef dezelve op ,. zoodat zij eerst hare moeder op den zolder bragt, daarna zich ter halver lijve door het water naar het reeds opdrijvend bed begaf, waarop hare kinders lagen en deze ook naar boven droeg. Voorts hield zij zich onledig met het huisraad op de zoldering te torschen , inmiddels pogende om hulp te erlangen en om bijstand roepende. Des nachts te twee ure was reeds de zijmuur bijna weggeslagen, waardoor het achterste gedeelte van het huis begon te verzakken. De moeder, willens een kozijn , dat op het vallen stond, te stutten , viel van, den zolder in den paardenstal, alwaar reeds 12 á 15 palmen water stond, dan hare dochter , eene jonge vrouw, wier moed en geestkracht in dit hagcheljjk tijdstip met het gevaar telkens toenamen , ter redding toegesneld , gelukte het om door middel eener ladder haar wederom op den zolder te dragen, aldaar nog van drooge kleederen te voorzien en zoo veel zij vermogt te verwarmen en met kinderlijke liefde te verzorgen. Gedurende den naren nacht stortten van tijd tot tijd de muren van, het gebouw in en werd het verblijf al zwakker en zwakker. Het rieten- en pannendak werd vernield en toen de morgen aanbrak , waarnaar men reikhalzend uitzag, was er te acht ure van het gansche gebouw niets meer overig dan een gedeelte van den zolder en de sparren van het dak, nog steunende op een afgebrokkeld stuk des zijmuurs van het voorhuis. Thans zag men den dood te gemoet; nu was de morgenstond daar, om bij den vollen dageraad het verschrikkelijk van haren toestand des te beter te kunnen aanschouwen! In schrik en angst hief men een hulpgeschrei aan , om, hoewel men niemand zag, toch bijstand te bekomen; maar het roepen en kermen om redding. was te vergeefs , want het geloei van den wind en het gegier van den storm, vergezeld van donder en bliksem , deed elke kreet in de lucht vervliegen , en het geweld des vloeds maakte alle hulp onmogelijk. Eindelijk stortte met een fellen schok muur en spantwerk van elkander en nu dreven de ongelukkige .hewoners met den halven zolder op den stroom tijdelings steunende op het met hun voortgedreven huisraad. Bij den val grjjpt Jantje Heines nog. haar jongste kind, scheurt het onder het instortend dak weg en beklemt die kleinste lieveling onder den arm. Spoedig echter werd haar het zwak verblijf ontnomen en was de zoldering, onder haar weggespoeld; terwijl het jongske nu aan zijne moeder riep, om ook hem te helpen! De oude vrouw , dochten en kinderen dreven en dobberden op den vloedstroom voort en wentelden al verder en verder, toen met eenen wreeden golfslag het kleine kind der moeder werd ontscheurd en eensklaps wegzonk, waarop de oude vrouw worstelende met den dood hare dochter toeriep: "Kind, dat is voor het laatst, wij moeten scheiden!" en nog steeds. de flaauwe stervende blikken op haar vestigende , ziep zij nog tweemalen den naam van haren man en verdween in den diepen vloed. Het zesjarig zoontje was inmiddels tusschen het uit de woning weggespoel de huisraad voortgedreven en had met zijne beide handjes een touw van een turfschip, (hetwelk was vastgemaakt' aan de schuurvan' Frans Pieters Koopmans), gegrepen. Dit vasthoudende schreeuwde bij aan zijne moeder: "Och Mem, was ik op dat schip!" doch opeens sloeg een stuk drijfgoed hem tegen het hoofd en dit was het laatste levensoogenblik, waarin hij zijne moeder had aanschouwd.
Dit verschrikkeljjk tooneel was door de moeder, terwijl zij door vloed en stroom werd medegesleept en echter altoos haar bewustzjjn had behouden; met ijzing aangezien. Zij zelve , niets anders dan een langzaam martelend einde vooruitziende, werd
echter in het leven behouden op eene wonderbare wijze. Voortgeworsteld en yoortge dreven tot aan de staldeur der woning van den landbouwer Koopmans , een afstand van meer dan 150 el, sloeg zij met de golven, onder water door, de opening van de uitgedreven onderdeur des koestals in, greep werktuigelijk eene koe , die reeds tot aan den kop in het water stond bij de horens
en hief zich aldus op, waardoor zij eenige verademing kreeg. Zich aldaar niet vertrouwende begaf zij zich achter in den stal op
eene ledige bedstede , dan .nu: kon zij nergens heen en haar geroep werd niet gehoord, zodat zij eerst des namiddags te vier ure aldaar is gevonden en bij den Boer verzorgd geworden.
Op deze wijze werd de vrouw behouden terwijl van haar kroost en oude Moeder door dit noodlottig ongeval de tol der natuur werd gevorderd ; zoo werden deze eene prooi van zee en golven, terwijI de Man en Vadcr met hun vaartuig terugkerende in andere oorden derzelfde Grietenij zich bezig hielden met hunne in ongeluk gestorte natuurgenooten uit den doodsnood te redden.
Des Zaterdags begaf zich Jantje Heines naar hare zuster in de nabijheid van Slijkenburg om troost en herberging te zoeken, en des Zondags morgens kwamen haar Man en Stedevader met hun scheepje aan den dijk. Schoon door vrees en kommer bekneld, hoopten zij nog een beter lot, dan hun te wachten stond, maar een blijk op die plaats, waar weleer hunne hechte woning was gebouwd en waarvan thans geen steen meer op den anderen stond, daarbij het treurig verhaal eens dorpbewoners van dit jammerlijk lot hunner familie, bragten hun de verschrikkelijke zekerheid der ramp in hare volle gedaante eensklaps voor den geest. De oude Vader begaf zich met zijnen zoon naar de verblijfplaats zijner dochter om met elkander het droevig gemis der dierbare panden te beweenen.
Toen het water des Vrijdags tot zestien palmen hoog in het dorp was geklommen en vele woningen gedeeltelijk werden vernield , waar door de bange onzekerheid van hen, die in dit noodweder nog op de zolders zaten, niet weinig vermeerderde , beproefde een menschenvriend met een goed gevolg, wat men door moed en krachten in liet nijpendst gevaar vermag te bewerken.
--
Roelofje ALBERTS | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1773 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heijne Anders BEEKHOUT | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1797 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Jochems DRAGT |