Beekbergen dopen : 14-03-1712 Nog de soon [geen naam] gedoopt van Kneelis Willems Meijerik en Giesbertha Jans Schut.
Apeldoorn overlijden : Den 26-06-1790 geeft Jan de WILDE aan dat saturdag ibidim 's namiddags om 4 uur overleden is Hendrik MIJERINK op Thiemesmolen. Begraven woensdag den 30 dito.
Il est marié avec Geertruij Bosgoed.
Ils se sont mariés
Enfant(s):
Citaten uit het boek “De papiermakers in de provincie Gelderland, alsmede ….”, van H. Voorn (1985):
Blz 394 : De eerste Tiemensmolen (no 92) in Apeldoorn (Wormingen)
Cornelis had acht kinderen. Het heeft lang geduurd eer zij tot verdeling van de boedel kwamen. In juni 1757 verkochten zij vaders vierde part in een vierrendeel in het Hoog Soerderbis, maar een definitief erfmagescheid liet op zich wachten tot eind november 1760. Toen werd ook beschikt over het andere onroerende goed: een aandeel in het hooiland de Braack in Noord-Apeldoorn, het halve ‘viertel’ van de Wormermark, een partje in de Hoog Soerderheg(ge), het zaailand de Ses Schepels in de Ugcheler Enk, een goed genaamd de Zaalwehr en een herengoed te Wenum genaamd Weversgoed. De (eerste) Tiemensmolen viel toe aan de zoon Hendrik. Hendrik is in maart 1712 in Beekbergen geboren. Hij heeft na het vertrek van zijn vader naar Beekbergen het beheer over de Tiemensmolen op zich genomen. Kort daarop trouwde hij met Geertruy Bosgoed, verwekte vele kinderen, waarvan vele jong stierven, en verloor in mei 1774 zijn vrouw. Op 26 juni 1790 is de bejaarde papiermaker op zijn molen overleden.
Bij erfmagescheid van juli 1790 tussen de nog overlevende kinderen werd de vijfbakspapiermolen van ouds genaamd Tymensmolen toegewezen aan dochter Gijsbertje, gehuwd met Harmen Hendriks, waartegen deze echter 6000 gld in de gemene boedel moest inbrengen.
Gijsbertje Meijerink werd in september 1752 geboren. Zij is in 1772/1773 getrouwd met Harmen Hendriks en verkreeg verscheidene kinderen, waarvan er twee jong stierven, gelijktijdig met een aantal andere bewoners van de Tiemensmolen tijdens de rode loop-epidemie in 1783/1784. Harmen Hendriks wordt soms Harmen Hendriks Mulder genoemd. In maart 1754 vindt men in het Apeldoornse doopboek een getuigenverklaring, dat Harmen in Apeldoorn geboren en gedoopt is en dat zijn ouders waren Hendriks Harmens en Claasje Teunissen. In 1798 wordt Harmen Hendriks 48 jaar genoemd, gehuwd, met acht kinderen. Daarvan overleden er wederom twee tijdens de rode loop-epidemie van 1810.
Harmen Hendriks bleef niet schuldenvrij. In april 1803 moest de molen dienen tot securiteit voor een aantal schulden. Wegens onbetaald gebleven aankopen ‘op erfhuizen’ was er een schuld aan mr. A.C.W. Nies en voor geleverde lompen, lijm en aluin een schuld van 2500 gld aan Hendrik Olthaar, die in mei 1809 deze vordering cedeerde aan Hendrik Bussemaker. Verder hadden de zwagers van Harmen, Marten Meijerink, daghuurder in Apeldoorn, en Gerrit Meijerink, herbergier in Beekbergen, 2500 gld te vorderen wegens hun aandeel in de ouderlijke molen. Ook Cornelis Meijerink Hendrikszoon had een zeker, niet nader gespecificeerd, recht op de papiermolen van zijn ouders. De molen wordt in 1811 omschreven als uitgerust met 5 bakken, 29 hamers, een cylinder en één schepkuip, maar de molen stond toen stil.
In of kort voor 1816 is Harmen Hendriks Mulder overleden. Op 12 september 1816 werd de molen door de weduwe en haar kinderen voor 1400 gld getransporteerd aan Arend Jacob Lypman van Rees en Compagnie, kooplieden te Nijkerk. De op de molen rustende schulden zullen door de kopers zijn voldaan.
Les données affichées n'ont aucune source.