Généalogie Gomes » Klaas Cornelisz Gomes (1766-1847)

Données personnelles Klaas Cornelisz Gomes 

• Il a été baptisé le 13 mars 1766 dans Oudeschild (Texel, NH).Les sources 1, 2, 3, 4

  Doopgetuigen: Gert de Mol en Antje Reijers Kleun

• Professions:
• loods (vanaf 1792, 1822); zeeman (1813, 1835, 1845).
• loodsschipper (zie notulen van de heeren commissarissen tot pilotagie, geëxamineerde loodsen; 1617, 1822-1823, 1829, 1831); gepensioneerd loods (1847.
• Propriété: doop; overlijdensakte; overlijdensadv; Bataafse Staatscourant 16 okt 1805.
• Il est décédé le 23 août 1847 dans Oudeschild (Texel, NH).Source 5
• Il est enterré le 25 août 1847 dans Hoogeberg (Texel) in de polder den Burg.
• Un enfant de Cornelis Jansz Gomes et Martje Reijers Kleun
• Cette information a été mise à jour pour la dernière fois le 10 janvier 2024.

Famille de Klaas Cornelisz Gomes

Il est marié avec Anna Klaas Rijk.

Ils se sont mariés à l'église le 4 mai 1791 à Den Burg (Texel, NH).Les sources 6, 7, 8

Enfant(s):

1. Maartje Klaas Gomes  1791-1878 
2. Nicolaas Klaasz Gomes  1793-1848 
3. Martje Klaas Gomes  1795-1847
4. Jantje Klaas Gomes  1797-1876 
5. Agatha Gomes  1801-1863 
6. Reijer Gomes  1803-????
7. Neeltje Gomes  1804-1805
8. Neeltje Gomes  1806-1864 
9. Cornelis Gomes  1808-1880 
10. Cornelia Gomes  1810-1880 

Notes par Klaas Cornelisz Gomes

Op zijn bidprentje stond :
"bid voor de ziel
van zaliger
Klaas Cornelis Gomes
overleden aan 't Oudeschild,
op het eiland Texel,
den 23 augustus 1847,
in de ouderdom van
81 jaren en 5 maanden,
en begraven den 25 daaraanvolgende
op het r.c. kerkhof aldaar.

Mijne kinderen! eert uwe moeder uit geheel
uw hart en vergeet de ziel van uwen
afgestorven vader niet

DAT HIJ RUSTE IN VREDE".

In zijn overlijdensadvertentie zegt zijn vrouw dat Klaas is voorzien van de h.h. sacramenten (en dus r.k. is).
Klaas is overleden "aan verval van krachten."
Anna noemt zich in die advertentie Naatje Rijk
wed. Klaas Gomes

De aanleg tot fantaseren bij de GOMESsen komt in de volgende familielegende tot uiting: Cornelis Jansz Gomes zou in Zweden een meisje hebben geschaakt, genaamd Eleonora Wiskey Para Starvogel en haar naar Texel hebben gebracht.
De broer van Eleonora zou haar achterna zijn gereisd, maar ziende dat het een gelukkig huwelijk was, zou hij alleen en gerustgesteld naar Zweden zijn terug gereisd.
Men heeft vermoedelijk de feiten verwisseld en: Anna Eleonora Casparsd Ziervogel, de schoonmoeder van Klaas Cornelisz Gomes in de loop van een eeuw tot een zweeds meisje getransformeerd.
Bovengenoemde Anna was echter uit Medemblik afkomstig.

---
Na het loodsexamen begonnen in 1792 met nummer 39S, in 1793 nummer 40S en in 1794 weer nummer 39S; actief na 1794.

---
Bij de bewaarde bonnetjes die zijn ingediend na het bezoek van Napoleon zat oa dit briefje (ingezonden door Irene Maas):
De onder getekende bekenne gerequireert tehebben van de Wed Pieter pakes, een Lokaal voor destileren
Een kook keuken van den 5 Junij Tot en Met den 18 Julij inCluijs 7 week F 14,-,-
Oude Schild 18 Julij 1811
Corn= Bakker
Voldaan den 14 maart 1812 per order de Wed= Pieter Pakes Klaas Gomes Junior
Fiat betaling GWReinbach

---
Notaris Beets 1815-1816
N 269
Voor Simon Theodorus Beets, Openbaar Notaris, in de residentie van Texel, en in tegenwoordigheid van de nagenoemde en mede ondergeteekende getuigen, zijn gecompareerd
Paulus Huysman en Klaas Gomes de Jonge, beide Loods-schippers, wonende aan het Oude Schild, binnen de gemeente van Texel voornoemt.
Dewelke, bij deze, erkennen ontvangen te hebben uit handen van den Heer Tiede Christiaans, Consulair Agent van zijne Brittannische Majesteit &, mede aan het Oude Schild voornoemt woonachtig, en alhier tegenwoordig, als de natemeldene uitbetaling gedaan hebbende voor den Heer Fredrik Smit, Cargadoor te Amsterdam, in naam en voor rekening van Schipper Abraham Klaasz Braam, voerende het Hollandsche smakschip, genaamt de Vrouw Femmegina, met eenen lading tarwe van Amsterdam naar London gedestineerd, doch tegenwoordig, ter reparatie van bekomen schaden, liggende in den Haven beoosten het Oude Schild voormeld, zoodanige somma van 2000 Guldens Hollandsch-geld, als den Comparanten, benevens hunne schuiten en volk, is competerende, ter zake dat het gemelde schip (hetwelk zij Comparanten op den 17 December 1814 gevonden hadden zonder roer, ankers en touwen, zittende het aan de grond op de bollen van den Balg) met de daarin zijnde lading tarwe door hun was gesauveerd en op den 21 dier maand in de Haven van Texel gebragt, alles ingevolge het accoord ten eerstgenoemde dage met den voornoemden schipper Abraham Klaasz Braam aangegaan: zijnde onder de gemelde somma van 2000 guldens mede gecomprehendeerd en begrepen de Kaag-vrachten, ten beloope eener somma van 550 guldens, verdiend door de schippers Pieter Metzelaar, Arie Veenboer, Auke Luytsen, Willem Buykema en Willem Verberne, door de Comparanten ter ontlossing der lading gebruikt en aangenomen als welke door de Comparanten uit de gemelde somma van 2000 guldens zullen worden voldaan; doch geenzins de legdagen door de gemelde schippers, sedert dierzelver aankomst in de voorzeide haven, reeds verdiend of nog verder te verdienen, ter zake dat zij derzelver respective ladingen, uit hoofde van het ontbreken van pakhuizen tot het opslaan van dezelve, gedurende de reparatie van het schip hebben moeten inhouden.
Diensvolgens quitteren en dechargeren zij Comparanten den gemelden Heere Tiede Christiaans, voor den voornoemden Heer Fredrik Smit, en alzoo wel inzonderheid den gemelden Abraham Klaasz Braam, als schipper van het smakschip genaamt de Vrouw Femmegina, deswegens bij dezen ten vollen absolutelijk en zonder eenige reserve hoe ook genaamd.

N 312 Klaas Gomes, Loods-schipper, OS- [machtigde] Jan Hendrik Houwig, Wijnkoper, wonende op het Water te Amsterdam

N 487 Jan Pietersz Duinker, Cornelis Reijersz Molenaar, Klaas Gomes de Oude en Cornelis Gomes, Loods-schippers- idem machtiging

N 507 Jan Pietersz Duinker, Jan Nannings, Klaas Sleijboom, Klaas Gomes de Oude, Pieter van der Wielen en Pieter Pelser, Loods-schippers en Loodsen, den Hoorn en OS-
De eerste 3, dat zij, op Zaturdag 4-5-1816, des morgens, met de Schuit van Daalder, genaamt de Hoop, bemand met 5 koppen, in het nieuwe diep leggende, een Americaansch schip uit Zee hadden zien binnen komen, en daarop dadelijk met de schuit onder zeil gegaan zijnde, omstreeks 9 uren, juist toen men het anker vallen liet, bij het schip aan boord gekomen waren.
Dat zij naar het schip overgesprongen zijnde, om het Anker-touw te helpen uitsteken, bevonden hadden, dat het Schip was genaamt Jones of New-Jork, gevoerd bij Capitain Goodaij, van Newjork gedestineerd naar Amsterdam, beladen met stukgoederen.
Dat bij het omdraaijen van het schip het anker-touw gebroken zijnde, daardoor het anker verloren was geraakt.
Dat het schip in dien staat geweldig naar binnen drijvende, doordien het een gaande vloed was met een Noord-Westen wind, door Daalder met de Capitain was goedgevonden om het 2e anker zoo dra mogelijk klaar te maken en te laten vallen.
Dat dan ook zoo dra het anker in gereedheid was, door de Capitain order was gegeven om het te laten vallen, bij welke gelegenheid zij alle hulp hadden bewezen.
Dat het schip als toen een kof die ten Anker lag voor den boeg gedreven zijnde, daardoor vrij wat schade aan dezelve had toegebragt, terwijl voorts het scheeps-anker voor de boeg van de kof gekomen zijnde, het Anker-touw door het volk van de kof was afgekapt geworden.
Dat het schip alzoo drijvende zonder Anker, met de schuit van Daalder op zijde, de Capitain Daalders raad en verdere assistentie had gevraagd, bij welke gelegenheid dan ook was aangeraden om voor de wind om te houden, en zoo vele zeilen bijtezetten als maar eenigzins voerbaar waren, ten einde alzoo, door de kracht van zeilen, het schip voor het op de grond raken te bewaren.
Dat Daalder intusschen zijn schuit van boord van het schip hebbende laten gaan, vervolgens aan den Capitain had voorgesteld om, indien eene andere schuit te bekomen was, die naar Texel te zenden, om een Anker en touw te halen, als zulks noodig oordeelende, het zij dan dat het schip mogt gaande te houden zijn, of, integendeel, aan den grond kwam te geraken.
Dat Daalder vervolgens ook had voorgesteld om een accoord te maken, dog dat de Capitain begrepen had de decisie dezer zaak aan Jacob Hooglant, aan den Helder te moeten overlaten-
En nog 4 bladzijden

N 508 Jan Pietersz Duinker en Klaas Gomes de Oude machtigden Johan Engelbert Bloemkolk
Bron: Irene Maas

---
Notaris Beets 1815-1816
N 566 Schip op de Balg
Voor Simon Theodorus Beets, Openbaar Notaris, in de residentie van Texel, deze onderteekend hebbende, en in tegenwoordigheid van de nagenoemde en mede ondergeteekende getuigen, zijn gecompareerd:
Klaas Gomes de Oude, Loods-schipper, Beymon [Benjamin] Buijsz en Reijer Ran, Loodslieden, Lucas Wentel, Kaag-schipper; Douwe Bouwkerz [Baukes] en Heere Vlaming, Zeelieden; Klaas van der Sterre, Kaagschipper; Dirk van der Sterre, Zeeman; Jan Pietersz Duinker, Loodsschipper; mitsgaders Jan Hendriksz Nanning en Jan Albertsz Klik, Loodslieden; wonende de 9 eerste Comparanten aan het Oude Schild en de 3 laatstgemelden aan den Hoorn, en alzoo alle binnen de gemeente van Texel voornoemt.
Welke Comparanten aan ons hebben verklaard en met eede bevestigd hetgene volgt te weten:
Eerstelijk de drie eerste Comparanten:
Dat zij, op maandag den 30 September dezes jaars 1816, des morgens ten 3 uren, met een storm uit het West-Noord-Westen, zich, met de Loodsschuit van den eersten Comparant sterk bemand, uit de haven van Texel hadden begeven om naar de Zuidwal gestevend te varen.
Dat zij alzoo met het aanbreken van den dag een schip in het gezicht gekregen hebbende; hetwelk aan den grond zat, dadelijk op hetzelve hadden aangehouden en, bij die gelegenheid, een zware breekzee over hunne schuit gekregen hebbende, daardoor genoodzaakt waren geworden te pompen en het water met Putsen en balies uit de schuit te scheppen.
Dat zij vervolgens hadden ontdekt, dat het gedachte schip was een drie-mast schip, het welk op de rug van de balg (eene zeer gevaarlijke plaats) zat, en derzelfs groote mast gekapt of verloren had.
Dat zij voorts, omstreeks 5 uren de morgens, aan boord van hetzelve schip gekomen waren, en als toen bevonden hadden, dat hetzelve was een Deensch Pink-schip, genaamt Habetsancher, gevoerd door Kapitein Mechel Hansen Ore, komende, met een lading Talk, Lijnzaad en matten, van Archangel, en zijnde gedestineerd naar Amsterdam; over welk schip, hetwelk aan de grond zat, en bereids alle deszelfs Ankers en touwen verloren had, de Zee zii geweldig heenen sloeg en rolde, dat zij Comparanten niet dan met zeer groote moeite op hetzelve konden overkomen.
Dat de eerste Comparant daarop met den Kapitein van het gemelde schip een Accoord had getroffen, om met de schuiten of vaartuigen, bemand met ruim 30 koppen, alle poogingen tot berging en redding aantewenden; onder genot van zoodanig bergloon, als ingevolge de uitspraak van goede mannen, of ook wel volgens 's Rijks Wetten, zoude bevonden worden te behoren.
Dat de eerste Comparant daarop dadelijk, na alvorens eenige manschappen van deszelfs equipage op het gemelde schip te hebben doen overgaan, op verzoek van den Kapitein, met den eersten en tweeden Stuurman, naar den wal gevaren zijnde, om de adsistentie van den Heere Tiede Chtistiaans, Consulair-Agent van Zijne Majesteit den Koning van Zweden en Noorwegen &, te verzoeken, dan ook, ten 9 uren des morgens, aldaar was gearriveerd, en, na gedaan rapport, met den gemelden Heere Christiaans (die oordeelde de situatie van het schip zelf in oogenschouw te moeten nemen, om, met overleg van den Kapitein, de noodige orde te kunnen stellen) naar boord te rug gekeerd en aldaar ten 11 uren wederom aangekomen was.
Dat zij Comparanten als toen alles tot de lossing gereed gemaakt hebbende, middelerwijl ook het Scheepsvolk deszelfs goederen bijeen hadde gepakt en daarmede naar den Wal wilde gaan; van welk voornemen zij Comparanten echter, met medewerking van den genoemden Heere Christiaans, hetzelve hadden teruggebragt.
Dat intusschen ook de vierde, vijfde en zesde Comparanten (die zulks nu ook, gezamentlijk met de 3 eerste Comparanten, verklaren) met de Kaag van den vierden Comparant, Lucas Wentel (als eene der aangenomene vaartuigen) aan boord gekomen zijnde, zij Comparanten dan ook dadelijk begonnen hadden een deel van de lading in dezelve te bergen.
Dat vervolgens de 6 laatste Comparanten (gelijk zulks als nu door alle Comparanten gezamentlijk wordt verklaard) met de schuiten toebehorende den zevenden Cpmparant, Klaas van der Sterre, en den tienden Comparant, Jan Pietersz Duinker (als de 2 overige aangenomene vaartuigen) aan boord gekomen zijnde, zij Comparanten als toen ook dadelijk met alle man aan het werk zijn gegaan.
Dat de 3 eerste Comparanten zich daarop met de schuit van den eersten Comparant, Klaas Gomes (waarin zij Comparanten gezamentlijk de goederen der equipage en eenige tuigagie geborgen hadden) wederom naar de Haven van Texel hadden begeven; bij welke gelegenheid ook de gemelde Heer Christiaans wederom naar den Wal was geretourneerd, om verder de noodige maatregelen te kunnen in het werk stellen.
Dat vervolgens de 3 eerste Comparanten (die dit nu wederom afzonderlijk verklaren) bij derzelver aankomst in de gemelde Haven de Tuigagie in het Lands-Pakhuis, en de goederen der equipage in een Logement hadden opgescheept; Terwijl voorts de eerste Comparant, na met den meergemelden Heere Christiaans naar ligters uitgezien, doch dezelve in de Haven van Texel niet gevonden te hebben, met deszelfs schuit, naar het Nieuwe-diep begeven hadde, en bij deszelfs aankomst aldaar, 2 ligters aangenomen hebbende, om uit het gemelde schip te lossen, dan ook des anderen daags, zijnde geweest 1-10-1816, des morgens, met de gedachte ligters bij het schip was gekomen, en voorts een derzelve, gevoerd bij schipper Jan Kooij, op zijde genomen, en met het bergen een aanvang gemaakt hadde.
Dat inmiddels ook de kaag, toebehorende den vierden Compaant, Lucas Wentel, beladen en vertrokken zijnde, de overige Comparanten (die dit nu wederom, met uitzondering van de vierde, vijfde en zesde Comparanten, gezamentlijk verklaren) dag en nacht met alle man hadden doorgewerkt; dewijl zij ondervonden, dat het schip, van tijd tot tijd, almeer en mer wegzakte.
Dat zij alzoo den daarop volgnde dag, zijnde geweest den 2-10, zoodra de gemelde ligter den last bekomen hadde, een aanvang hadden gemaakt met het beladen der andere ligter, zijnde gevoerd bij Lammert Mandemaker, in welke, reeds voor het ongeluk, eenige zakken Lijn-zaad geborgen waren, dan dat de wind zich des achtermiddags verheffende, de laatstgenoemde ligter genoodzaakt was geworden het schip te verlaten; alzoo hij het niet langer aan boord van het zelve konde houden, als door het stooten, reeds een lek bekomen hebbende.
Dat zij Comparanten alzoo de berging eenigen tijd hebbende moeten staken, het scheepsvolk dan ook dat oogenblik hadde waargenomen, om zich, door afgematheid en gebrek aan verblijf daartoe gedrongen, en, met de kaag van den zevenden Comparant, Klaas van der Sterre, naar den Wal te gaan.
Dat de 3 eerste Comparanten daarop derzelver Loods -schuit met een kabel-touw aan het schip vastgemaakt hebbende, de 3 laatste Comparanten zich vervolgens met derzelver vaartuig, beladen met eenige zeilen, touw-werk als anderszins, naar de haven van Texel begeven hadden; alwaar die goederen (zoo als de gemelde 3 laatste Comparanten nu wederom afzonderlijk verklaren) bij hunlieder aankomst, door den voornoemde Heere Christaans, van hun waren overgenomen.
Dat vervolgens den daarop volgenden dag, zijnde geweest den 3-10, des morgens, het weder wederom wat handzamer zijnde, de eerste Comparant en zijn volk dan ook wederom op het wrak waren gegaan, en vervolgens ook de zoo even gemelde ligter wederom aan boord, en de vaartuigen van de zevende en tiende Comparanten Klaas van der Sterre en Jan Pietersz Duinker teruggekomen zijnde, de Comparanten alzoo gezamentlijk dezelve ligter tegens de namiddags ten 3 uren beladen gekregen hadden.
Dat daarop een andere ligter, gevoerd bij schipper Jan Fock, aan boord gekomen zijnde, zij Comparanten dan ook wederom werkzaam waren geweest om dezelve te beladen; en daarmede den vijfden dezer maand geëindigd hebbende, dezelve ligter wederom hadden zien vervangen door een andere, gevoerd bij schipper Jan Bakker, bij welke belading zij Comparanten, door het geweldig wegzinken van het schip, reeds genoodzaakt waren, de lading van onder water te bergen.
Dat vervolgens de tiende Comparant, Jan Pietersz Duinker, met deszelfs vaartuig, beladen meteen groote quantitit scheeps tuigagie, naar den Wal is gegaan, en, met de aldaar van den gemelde Heere Christiaans bekomen beugels, manden als anderszins, bestemd om het natte Lijn-zaad van onder het water te kunnen opbaggeren, wederom aan boord gekomen zijnde, zij Comparanten dan ook dadelijk daarmede hadden beginnen te werken; met dat gevolg, dat zij, op den zesden dezer maand, ook de laatstgemelde ligter beladen gekregen hadden.
Dat, ten dien zelfden dage, wedr en Tjalk, gevoerd bij schipper Cornelis Boon, aan boord gekomen zijnde, zij Comparanten, hoezeer nu niet anders dan met laag water kunnende werken, echter begonnen hadden, denzelve met het geborgene te beladen.
Dat vervolgens, op den zevenden dezer maand, in den namiddag, een harden wind opstekende, de gemelde Tjalk het dan ook niet langer aan boord hadde kunnen houden; Terwijk ook de schipper, dezelve voerende, niet meerder hadden durven inladen, uit vreze van met dit natte Lijn-zaad, uit hoofde van deszelfs zwaarte, soms deszelfs last te zullen overzeilen.
Dat zij Comparanten toen niets moemenswaardig meerder uit het voorschreve schip kunnende bergen, de verdere nog aan boord zijnde scheepstuigagie mede naar den Wal genomen, en eene schuit, te oppassing, bij het wrak gelaten hadden.
Dat zij Comparanten vervolgens in de haven van Texel aangekomen zijnde, de goederen aldaar opgescheept, en daarna, zoo wel met den Kapitein als den gemelden Heere Christiaans, rapport gedaan hadden, dat zij niets meerder van de lading konden bergen, waarop de Kapitein, als volkomen van des Comparanten yver en vigilantie overtuigd zijnde, hen bedankt, en, ten overvloede, nog schriftelijk deszelfs genoegen te kennen gegeven hadde.
En verzoeken de Comparanten hierven acte.
17-10-1816, voor de middag

N 567 Klaas Gomes de Oude, Loods-schipper, Lucas Wentel en Klaas van der Sterre, Kaag-achippers, OS, mitsgaders Jan Pietersz Duinker, insgelijks Loods-schipper, den Hoorn, [machtigden] Johan Engelbert Bloemkolk, Solliciteut te Amsterdam

N 567
Voor Simon Theodorus Beets, Openbaar Notaris, in de residentie van Texel, deze onderteekend hebbende, en in tegenwoordigheid van de nagenoemde en mede ondergeteekende getuigen, zijn gecompareerd:
Klaas Gomes de Oude, Loods-schipper, Lucas Wentel, Kaag-schipper en Klaas van der Sterre, Kaagschippers; mitsgaders Jan Pietersz Duinker, ingelijks Loodsschipper; wonende de 3 eerste Comparanten aan het Oude Schild en laatste aan den Hoorn, en alzoo alle binnen de gemeente van Texel voornoemt.
Welke Comparanten, bij deze, tot hunne algemeenen en bijzonderen gemagtigden hebben benoemd en aangesteld den Heer Johan Engelbert Bloemkolk, Solliciteur, wonende te Amsterdam.
Aan wien zij Constituanten de magt geven om, voor hun en in hunne namen, intevorderen en te ontvangen, van wien zulks behoren zal, al het gene hen Constituanten is competerende, zoo wegens het bergen van goederen en uit het Deensch Pink-schip genaamd Habets-ancher, gevoerd bij kapitein Mechel Hansen Ore, komende van Archangel en gedestineerd naar Amsterdam, als wegens gepresteerde diensten ten behoeven van hetzelve schip; voor den ontvangst daarvan te quitteren en voornamaning intestaan- enzovoort als volgens de wet.
Bron: Irene Maas

---
Notaris Beets 1817-1818
N 669 29-3-1817 Klaas Gomes de Oude, Loods-schipper, mitsgaders Reijer Jansz Ran en Jacob Buikes, Loods-lieden, OS,
Dat zij zich in de vroegen morgen van den 4-3 en wel omstreeks 3 Uren, naar de Schuit van Klaas Gomes, toen leggende in de Haven van Texel, begeven hadden, alzoo het op dat tijdstip eenen geweldigen Storm of Orkaan waaide en zij zich verbeelden een nood-lantaatn-vuur te zien.
Dat zij daarop de reeven in de Zeilen gestoken hadden om, dadelijk bij het aanbreken van den dag, zoo veel mogelijk, ter hulpe van zoodanige schepen toetesnellem. als welken zich in nood mogten bevinden.
Dat zij diensvolgens dan ook, des morgens bij het aanbreken van den dag, met de Loods-schuit, bemand met 6 bevaren manschappen, onder zeil waren gegaan, en dan ook weldra bevonden hadden, dat er 3 schepen aan den grond zaten.
Dat zij daarop wel hadden getracht bij dezelve te komen, doch ondanks alle daartoe aangewende moeite, door het geweldige stormweder en de hooge Zee, niet bij dezelve aan boord hadden kunnen komen.
Dat zij als toen genoodzaakt geweest zijnde om met derzelver vaartuig op de Zuidwal ten Anker te gaan, alzoo zij bij aanhoudendheid ontzettend veel water over en in hetzelve kregen, dan ook aldaar waren blijven leggen tot in de na-nacht tusschen den vierden en vijfden dezer.
Dat zij echter, des morgens van den 5e dezer, reeds voor het aanbreken van den dag, wederom onder zeil waren gegaan, niettegenstaande het weder nog even stormachtig was, en ook als toen hadden ontdekt, dat er nog een ander schip naar den lager wal was gedreven.
Dat zij daarop besloten hadden, het steven derwaats te wenden om, ware het mogelijk, bij het gedachte schip te komen, en hetzelve alzoo hulp en adsistentie te kunnen verleenen.
Dat het hun echter niet dan na 2 a 3 Uren met eene hevige holle Zee en zwaar storm-weer gezeild, en na daardoor zeer veel water over en n de schuit gekregen te hebben, eindelijk was gelukt om bij het gedachte schip aan boord te komen, waardoor nochtans de Loodsschuit zeer vele schaden aan derzelver boeg en boord bekomen hadde.
Dat zij alzoo het schip genaders zijnde, bevonden hadden dat het zelve was een Fregat genaamt L'Auguste, gevoerd bij Kapitein Jan Grevelink, hetwelk, met Troepem van Amsterdam naar batavia gedestineerd, en thans in grooten nood was, alzoo hetzelve met gebroken Pallen van deszelfs Braadspits en met gebroken stoppers van de touwen waar door de beide Anker touwen tot aan de einden uitgelopen waren op den lager wal lag.
Dat Gomes daarop dadelijk met den kapitein van het schip accoord hadde aangegaan om hem alle zoodanige adsistentie te zullen verleenen, als de omstandigheden zouden vereischen, niet alleen om de Ankers met de geheel uitgeloopenen touwen te ligten en aan boord te brengen, alzoo het spil, hetwelk door het breken van de Pallen, geheel en al onbruikbaar geworden was, tot het opwinden der zelven niet konde dienen, maar ook om het schip zelve in het Nieuwe Diep binnen te brengen, en zulks alles op zoodanig loon, als daarvoor, door goede mannen zoude worden toegewezen.
Dat zij dadelijk na dit aangegaan accoord, met alle mogelijke vlijt aan het werk gegaan zijnde, om de Ankers en geheele touwen te ligten en aan boord te brengen, zulks hen dan eindelijk ook, na herhaalde poogingen gelukt was.
Dat zij daarop met het schip onder zeil geraakt zijnde, hetzelve dan ook in den nacht tusschen den 5e en 6e dezer maand, en wel omstreeks 1 of 2 Uren, niettegenstaande het bestendig nog hevig woei, behouden in het Nieuwe Diep binnen gebragt hadden, alwaar zij vervolgens door den Kapitein werden bedankt, en van derzelven een behoorlijk bewijs van de door hun gepresteerde diensten bekomen hadden.
En verzochten zij hiervan Acte.

N 670 Klaas Gomes de Oude, Loods-schipper, OS, [machtigde] de Heeren A. Asser en F. Asser, Amsterdam- om voor hem intevorderen al hetgene hem competerende is wegens l'Auguste
Bron: Irene Maas

---
Brievenboek GAT 330
13-8-1821 Gouverneur
Het behaagde Uwe Excellentie, bij appointement van den 1sten dezer N 159/2661, in mijne handen te stellen om berigt, consideratie en advies, het hiernevens wederom teruggaand adres, door den loodsschipper Klaas Gomes, benevens de loodslieden Pieter Ran, Reyer Ran, en Cornelis Buisman, en de zeeman Klaas Gomes de Jonge, alle van het Oudeschild, op Texel woonachtig aan ZM den Koning gepresenteerd; daarbij ZM verzoekende ook hunne betrekkelijk het redden der dertien schipbreukelingen van een der Wrakken, het op den Zuiderhaaks totaal verbrijzelde amerikaansche Schip Columbus, kapitein Rubin Robbens, bewezen diensten, goedgunstig in aanmerking te willen nemen, en hun uit dienhoofde, of anderszins zoodanige Satisfactoire belooning te verschaffen, als ZM in hoogst deszelfs wijsheid, zoude nuttig, billijk en gepast oordeelen.
Aan deze Uwer Excellenties vordering zullende voldoen, moet ik, in de eerste plaats, de vrijheid nemen te observeren, dat daar de edelmoedige daden op welke de Requestranten zich beroepen, niet zijn bedreven binnen de omtrek dezer Gemeente, en tevens buiten de Requestranten zelven, geen een Ingezetenen dezer Gemeente zich in staat bevindt om de opgegevene gebeurtenis met volkomen kennis en zekerheid te attesteren,- het mij niet wel doenlijk is, ter dezer zake eenig stellig afdoend berigt te geven.-
Daar echter (al ware het ook dat het levensgevaar, waarin de Requestranten zeggen, gedurende de uitvoering van hun edelmoedig bedrijf, verkeerd te hebben, niet zoo groot mogt geweest zijn, als zij zulks bij dezelver Request trachten te doen voorkomen) in alle gevallen de zaak zelve, dat is het redden der opgegevene Schipbreukelingen, aan geene redelijke twijfel onderhevig is; als zijnde deze niet slechts van eene publieke notorieteit en als zoodanig dan ook (hoezeer niet legaal) in der tijd mede ter mijner kennisse gekomen; maar ook, daarenboven, door de drie onderscheidene certificaten, ten Requeste overgelegd, voor genoegzaam bewezen te achten.-

N 6 8-1-1822 Gouverneur
In voldoening aan Uwer E. begeerte mij kenbaar gemaakt bij deszelfs Missive van den 21 Nov. ll, N 159.36/4399 heb ik de Eer Uwe E. te informeren dat ik den inhoud der Missive ter kennisse gebragt hebbende van de daarbij gemelde door ZM begunstigde personen, derzelve mij vervolgens ook hunnen wensch hebben te kennen gegeven als volgt:
Klaas Gomes verzoekt eene gouden medaille, hangende aan een ringetje en voorzien van het borstbeeld van ZM en eene toepasselijke inscriptie ter waarde van 25 guldens in geld.
Pieter Ran, Reijer Ran, Cornelis Buisman en Klaas Gomes de Jonge verzoeken ieder een zilveren zak-tabaksdoos, zoo mogelijk met eene toepasselijke inscriptie, ter waarde van de aan hun toegelegde gratificatien.-

N 21 26-2-1822 Gouverneur,
Klaas Gomes wil bij nader inzien liever een gouden horologieketting ter waarde van f 50.-

N 94/ 2480 Haarlem den 18 Mey 1822
Aan den Heere Schout van Texel
Naar aanleiding van UEd missive van den 8 January ll N 6 en ingevolge ZM besluit van 22 Oct 1821 N 126, heb ik de Eer hierbij te doen toekomen 5 bewyzen van S'Konings goedkeuring en tevredenheid met eene gouden horologie ketting en 4 zilvere tabaksdozen door Klaas Gomes, Pieter Ran, Reyer Ran, Corn Buisman en Klaas Gomes de Jonge, gekoozen tot belooning voor het door hun gehouden gedrag in het redden, zoo van Schipbreukelingen van het voor Texel gestrande Schip Columbus als van eenige andere personen welke by gelegenheid van het aldaar binnen brengen van het schip Ulysses door het omslaan der Chaloupe in Zee waren gevallen.-
Ik verzoek UEd dit een en ander aan dezelve te doen uitreiken op zoodanige wyze als door UEd het geschikste en het meest doelmatig ten aanmoediging van dergelyke edelmoedige bedrijven ook by de andere ingezetenen, zal bevonden worden, en my den ontvang te berigten, als meede nader verslag van de Uitreiking te doen.
De Staatsraad Gouverneur van Noord Holland

N 52 Gouverneur 24-5-1822
Dat mij den 18 dezer, vijf bewijzen van ’s Konings goedkeuring en tevredenheid, benevens een gouden horologieketting en vier zilveren tabaksdozen geworden zijn, wel en in goede orde bevonden. Na plegtige uitreiking [van een en ander volgt nader verslag].

N 61 Gouverneur 19-6-1822
Dat op gisteren den 18e dezer, aan de personen van Klaas Gomes, Pieter Ran, Reijer Ran, Cornelis Buisman en Klaas Gomes de Jonge, met gepaste plegtigheid, in het kerk-gebouw der gereformeerde gemeente aan de Burg [Grote Kerk], in het openbaar zijn uitgereikt de 5 bewijzen van ’s Konings goedkeuring en tevredenheid, met de Gouden en Zilveren eergeschenken, tot belooning van het door hun gehouden gedrag in het redden zoo van Schipbreukelingen van het voor Texel gestrande schip Columbus als van eenige andere personen welke by gelegenheid van het aldaar binnen brengen van het schip Ulijsse door het omslaan der Chaloupe [sloep] in zee waren gevallen.-
Bron: Irene Maas

---
Brievenboek GAT 332
N 123 30-12-1830 Gouverneur
Dat zich op gisteren bij mij hebben vervoegd zekere Klaas Gomes c.s. alhier aan het Oudeschil woonachtig uitmakende Commissarissen van zeker fonds alhier voor Zeelieden dat ten doel heeft uit de bijdragen van deszelfs leden uitkeringen te doen hetzij aan die leden zelve behoeftig of gebrekkig wordende hetzij bij overlyden aan derzelver weduwen; en du vallende in de termen van het KB van 16 July ll (Staatsblad N 54). Ik heb op nevens gaande lyst den aard en strekking van hetzelve fonds zooveel mogelyk uitgedrukt terwyl ik de zich noemende Commissarissen van het zelve heb opgemerkt, de volstrekte noodzakelijkheid om bij openbare akte het aanzijn en den gang van dat fonds te verzekeren en het Concept daarvan voor 1 Juny 1831 aan ZM goedkeuring te onderwerpen, alzoo het zoogenaamde reglement of wet van dat fonds zoo als dit thans bestaat zoo verwonderlijk is zamengebragt dat hetzelve by mogelijkheid niet onder de oogen van het gouvernement kan gebragt worden.
Bron: Irene Maas

Texelse Courant 11 juni 2011:

Napoleon had grote plannen met Hogeberg
Maandag 28 maart 2011

Als Napoleon zijn zin - en vooral de tijd - had gekregen, had het Texelse landschap tussen Oudeschild en de Hogeberg er nu belangrijk anders uitgezien. Dat valt te lezen in een artikel dat Gerrit Gerrits schreef voor het tijdschrift Napoleon in Nederland 1811-2011.
Het is bekend dat Napoleon het strategisch belang van Texel en de Stelling Den Helder hoog inschatte. Hij versterkte het in de Tachtigjarige Oorlog gebouwde fort de Schans en liet twee nevenforten bouwen, de Lunette en de Redoute. De Redoute werd bovendien voorzien van een kustbatterij en het hele gebied kon door sluizen in de dijk onder water worden gezet.
Maar hier hielden de plannen van de keizer niet mee op. In het archief van de Franse genie in Vincennes vond Gerrits tekeningen waarop te zien is dat niet alleen fortificaties waren voorzien op de lage gronden langs de kust, maar ook op de hoge gronden van Zuidhaffel en de Hogeberg.

De Schans
Al voor de tijd van de VOC was de rede van Texel een belangrijke in- en uitvaarroute voor de schepen uit plaatsen aan de Zuiderzee. Om deze route te beschermen nam Willem van Oranje het initiatief tot de aanleg van het fort De Schans. De Schans werd omstreeks 1574 gebouwd. Vlootadmiraal Tromp hield geregeld krijgsraad in De Schans.

Napoleon

Executies werden ter plekke uitgevoerd. In 1811 bracht Napoleon een bezoek aan De Schans waarna hij het fort liet vergroten en het met twee buurforten liet versterken. Het aan Oudeschild grenzende fort Lunette lag ca. 700 meter ten oosten van De Schans en het fort Redoute ligt ca. 400 meter ten westen van De Schans. De Lunette en de Redoute bestonden uit enkelvoudige aarden wallen en dienden ter dekking van De Schans bij eventuele aanvallen.

Avez-vous des renseignements supplémentaires, des corrections ou des questions concernant Klaas Cornelisz Gomes?
L'auteur de cette publication aimerait avoir de vos nouvelles!

Barre chronologique Klaas Cornelisz Gomes

Cliquez sur le nom pour plus d'information. Symboles utilisés:  grand-parents    parents    frères/soeurs    enfants