(1) Il est marié avec Maria van der Moor.
Ils se sont mariés le 3 novembre 1877 à Overschie , il avait 27 ans.
Bas Roeling schrijft: (wel een lang verhaal)
Martinus huwde op 03-11-1877 met Maria van der Moor. Hun zes kinderen kregen zij toen ze nog gevestigd waren te Schiedam. Zij waren woonachtig aan de Oudendijk wijk B nummer 1.
De Oudendijk vormde de scheiding tussen de Oost- en Westabtspolder (de dijk lag tussen het huidige Prinses Beatrix Park en bedrijventerrein
's Gravenland). Op 17-07-1885 kreeg het echtpaar te maken met hun eerste tegenslag. Op deze dag overleed hun zoon Theodorus Wilhelmus, zes dagen vóór zijn vierde verjaardag.
Op 04-05-1892 verhuisden zij naar Overschie en vestigden zich in het katholieke deel van het dorp.
Daar kochten zij een boerderij uit circa 1750 en bouwden een succesvolle vee- en melkboerderij op.
Maar opnieuw kreeg het echtpaar te maken met een tegenslag. Nog geen drie jaar nadat ze zich te Overschie gevestigd hadden overleed hun jongste zoon, Theodorus Hendrikus, op acht jarige leeftijd.
Martinus noemde de boerderij de Mariahoeve, naar zijn echtgenote. In Overschie kende men de boerderij echter voornamelijk als "de boerderij van Roeling". Samen met de tas (een grote houten schuur) en de stallen was deze gevestigd aan de Zestienhovensekade 141, in de volksmond ook wel de
"Ka" genoemd, vlak bij de sluis die de Vaart en de Schie destijds met elkaar verbond. De landerijen bevonden zich in de Zestienhovensche Polder, het huidige Park Zestienhoven. Uit archieven van museum Oud Overschie kan geconcludeerd worden dat het totale oppervlakte van de landerijen op zijn
hoogtepunt circa 25 hectare bedroeg.
Hoewel een boer aan het begin van de 20ste eeuw gemiddeld vijf koeien bezat, hadden sommige boeren in Overschie en omstreken wel tot honderd koeien op hun land rondlopen, een voor die tijd gigantische hoeveelheid. Zij konden zich dit veroorloven doordat zij hun koeien voerden met spoeling
(afvalproduct van brouwerijen en stokerijen). Vroeger stond de omgeving van Schiedam, Kethel en Overschie bekend als het spoelingdistrict omdat de boeren hun dieren met spoeling afkomstig van de verschillende branderijen in Schiedam voerden. Wekelijks kwam in Overschie de spoelingschuit
langs. Het gezegde "Vele varkens maken de spoeling dun" is afkomstig uit deze tijd. Het is niet verwonderlijk dat de boeren in Overschie en omstreken grote rijkdom vergaarden en een belangrijke plaats in de maatschappij innamen.
Martinus werd dan ook bestuurder van de Nederlandsche Boerenbond van de "afdeeling Schiedam en Omstreken". In 1905 trad hij af doordat hij zijn termijn had vervuld. Inmiddels maakte hij deel uit
van de notabelen van Overschie. In 1898 werd hij lid van het Overschiese feestcomité dat werd gevormd ter gelegenheid van de kroningsfeesten naar aanleiding van de inhuldiging van koningin Wilhelmina op 06-09-1898.
Martinus kende echter ook zakelijke tegenslagen. In de ochtend van 20-01-1904 werd namelijk een derde geval binnen drie dagen van miltvuur bij een koe geconstateerd. Het Rotterdamsch Nieuwsblad meldde dat deze dezelfde dag nog door de politie werd verbrand. Wellicht dat Martinus zich naar
aanleiding hiervan ging verdiepen in een verzekering tegen zakelijke tegenslagen.
Samen met enkele andere vooraanstaande personen van Overschie werd besloten een brandverzekeringsmaatschappij
op te richten. Op 02-08-1904 vond de oprichtingsvergadering van de "Coöperatieve Brandwaarborg Maatschappij Overschie en Omstreken" plaats, waarbij R.A. de Kroes als voorzitter werd gekozen, L. Hoogerbrugge tot vice-voorzitter en P. Hack tot secretaris/ penningmeester.
De bestuursleden waren A. van der Eijk, P. Langeveld, A.W.F. Jonkergouw, G. Heinsbroek, B. de Kroes en M. Roeling. Men ging trots op de foto voor het nageslacht.
De stichtingskosten bedroegen fl. 248,50. Er was echter nog geen geld in kas. De voorzitter en vicevoorzitter besloten tijdens de vergadering ieder een renteloos voorschot te verstrekken van fl. 125,00, terug te betalen zodra er voldoende geld in kas zou zijn. Ze kregen er een spontaan applaus voor. Een paar maanden later kreeg ieder alvast fl. 70,00 terug en weer later ook de resterende fl. 55,00. De oprichters gingen na de eerste vergadering trots op de foto voor het nageslacht. In de eerste maanden
zorgde het bestuur voor de inschrijvingen van verzekeringen en het binnenhalen van nieuwe leden wat zich ontwikkelde tot een kleine wedstrijd tot op 29-12-1904 Martinus "de vlag kreeg en de held van dien avond was." Uit het boekje 25 jaar Onderlinge Brandverzekering lezen wij onder andere: "Deze heer leverde dien avond 17 nieuwe verzekeringen in met een verzekerd bedrag van fl. 39.825,- en mocht het bedrag al eens meer voor of na dien tijd zijn benaderd of overschreden, het aantal polissen is door een bestuurslid nimmer meer bereikt." Reeds bij de tweede vergadering nam G. Heinsbroek ontslag en werd Martinus in zijn plaats benoemd tot taxateur. Tijdens het 25 jarig bestaan van de maatschappij werden de bestuursleden gehuldigd met een diner in restaurant Riche, de menukaart van dit diner is nog bewaard gebleven.
Op 17-01-1905 werd tijdens een vergadering van de Nederlandschen Boerenbond aangekondigd dat runderen die geacht werden aan tuberculose te lijden tegen schadeloosstelling door het Rijk zouden worden overgenomen. Voor voorkomende gevallen in Overschie werd Martinus benoemd tot schatter
(taxateur) van de geleden schade. Op 22-01-1909 volgde voor deze functie een herbenoeming.
Martinus was ook lid van het comité ter gelegenheid van de onafhankelijkheidsfeesten. Het hoogtepunt van deze functie was wel de organisatie van de optocht ter ere van het eeuwfeest van de Nederlandse
onafhankelijkheid op 28-08-1913, waarbij de geschiedenis nauwkeurig werd nagespeeld.
Naast zijn nevenactiviteiten voor de brandwaarborgmaatschappij en de Oranjevereniging was Martinus (tot op hoge leeftijd) actief in kerkelijke organisaties, zo werd hij in het Overschies adresboek van 1931 vermeld als voorzitter van het armbestuur van de Rooms-Katholieke kerk St. Petrus' Banden.
Naast zijn maatschappelijke activiteiten was Martinus bedreven in het genealogisch onderzoek van de familie Roeling. Uit een door hem opgestelde genealogie kon onder andere bevestigd worden dat Johannes Heinrich Röhling en Rosina Richter (zie: 14.3) de ouders waren van Johann Heinrich
(Henrik) Röhling (zie: 15.4). Hiervoor had Martinus ongetwijfeld contact met verwanten uit Duitsland.
Uitgaande van de hoeveelheid gegevens over de Duitse tak zal Martinus contact hebben gehad met ten minste één van de kinderen van Johann Hermann Rohling en Anna Margaretha Wolbers (zie: 19.13). Op 29-05-1919 overleed zijn echtgenote Maria. Na iets meer dan een jaar huwde de zeventig jarige Martinus met de twintig jaar jongere Johanna Kouwenhoven, waarmee hij samen bleef tot zijn overlijden vijftien jaar later. Martinus was toen reeds gestopt met werken en genoot van zijn laatste dagen als rentenier. Zijn zoon Martinus Arnoldus nam het bedrijf aan de Zestienhovensekade 141 over. Na het overlijden van Martinus betrok zijn weduwe het huis op nummer 139. In 1946 had zij 1 stem in de Coöperatieve Brandwaarborg Maatschappij Overschie en Omstreken, wat betekende dat zij voor het laagst mogelijk bedrag verzekerd was. Een hoge verzekering was ook niet langer nodig, de boerderij was immers eigendom geworden van haar stiefzoon Martinus Arnoldus Roeling. Op 07-08-1952 werd Johanna ingeschreven in de Kerkstraat 10 te Made, Noord-Brabant, waar zij haar laatste levensjaren doorbracht in het Liefdegesticht (klooster). De familie bracht nog regelmatig een bezoek aan haar.
Enfant(s):
(2) Il est marié avec Johanna Kouwenhoven.
Ils se sont mariés le 3 novembre 1920 à Overschie , il avait 70 ans.
Martinus Roeling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1877 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria van der Moor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1920 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johanna Kouwenhoven |
Les données affichées n'ont aucune source.