Op Dinsdag na St. Mattheusdag (25 September) 1302 verklaart Beatris Dircs dochter van Roederijse, echtgenote van Florys van der Doertoghe, dat Daniel van Roederijse, haar neef, van haar in leen houdt „sulcke lant als legget twysschen tlant dat men noemt Bilreslant ende twysschen tlant dat men noemt Smaelwerlant, van der halver Scye tot die lantsceydinghe toe". Dat leen zou niet versterven, zolang er wettige nakomelingen van Daniel in leven zouden zijn.
18 morgen land (1461: met een hofstad op Schieveen, genaamd Jan Bertelmeeusz. saet, 1384: in een perceel van 26 morgen, gemeen met Kerstine van Zuydwijck, belend ten oosten: de landscheiding, ten westen: de Scye, ten zuiden en noorden: het klooster van Reynsborch, waarop Jan Machteltszoonsz. woont).:
31-8-1341: Daniel van Roderise na opdracht uit eigen (Archief van de Staten van Holland na 1572, inv.nr. 2636 D). 4-6-1359: Kerstine na overdracht door haar vader Daneel van Roderijse met toestemming van diens oudste zoon Dirc (Staten van Holland na 1572, inv.nr. 2636 D).
31-5-1384: Kerstine van Zuydwijc, vrouwe van Roederise, gehuwd met heer Willem van Cralinghe, ridder, bepaalt dat het leen op haar zoon Gillis van Cralinghe zal versterven, maar deze moet het in leen geven aan zijn broer Dirc van Cralinghe, bij kinderloos overlijden van Dirc aan zijn broer Jan van Cralinghe (Staten van Holland na 1572, inv.nr. 2636 a).
..-.-139.: Gillijs van Cralinghe bij dode van zijn moeder de vrouwe van Roderise, zijn broer Dirc zal hem het heergewaad vergoeden, vermeld als leenman op 22-4-1429, (Staten van Holland na 1572, inv.nr. 2636 a, en 6461, fol. 279v).
Daniel van Roodenrijse
Het kan zijn dat hij een zoon is van Alewijn. Wordt vermeld als neef van Beatrix Dircksdr, dus geen zoon van Dirck.