24 januari 1749 overlijdt Johanna Alida; precies vijf maanden later volgt Johan Diederik. Twee dagen na zijn overlijden blijkt uit zijn testament dat hij een fatsoenlijke begrafenis, doch met de minste pracht, wil.
Opmerkelijk voor iemand die zich tijdens zijn leven met zoveel grandeur, luxe en status omringde…
De jonkvrouwen van Meerdervoort
Uit het testament blijkt ook de andere zijde van de erflater: zeer godvruchtig en de zorg om zijn drie dochters. Of was het de zorg om zijn heerlijke Meerdervoort?..
Uiteraard worden de dochters universeel erfgenaam. De geërfde bezittingen moeten echter gemeenschappelijk en onverdeeld blijven. De zusters moeten in ieder geval zolang blijven samenwonen tot de jongste 25 jaar is. De bezittingen mogen ook niet worden gesplitst wanneer één van de zusters toch eerder wil trouwen. Overigens raadt pa trouwen sowieso af: de gezusters kunnen immers in onderlinge vriendschap en saamhorigheid met veel plezier samenwonen, terwijl daarentegen de "faciliteyten van het huwelijk seer wisselvallig syn".
Kort en goed: de drie dochters blijven hun leven lang ongehuwd en bewonen gezamenlijk Meerdervoort. Vanuit die positie vervullen ze jarenlang een actieve rol voor hun omgeving en de heerlijkheid waarvan zij ambachtsvrouwen zijn. In die rol betonen ze zich overigens ook godvruchtig en dringen ze bepaalde gebruiken op zondag terug, zoals werken, (ver)kopen, biertappen, kolven en kaatsen. En "'t misbruyken van des Heeren allerheyligsten naem". Maar dat mocht alle dagen niet.
De herbergier van "De Steenen Kamer" zal, mocht hij minder godvruchtig geweest zijn, niet gelukkig met de bepaling zijn geweest: hij was tevens veerschipper van "Het veer op den Mijl", en veel Dordtenaren kwamen via dit veer kolven op de kolfbaan van De Steenen Kamer, of kwamen wandelen rond de ridderlijke hofstede Meerdervoort en in de bosrijke omgeving van de Oude Maas.
In 1778 overlijdt Adriana, de middelste, en drie jaar later Maria Christina, de oudste. (Uit een acte inzake successierechten blijkt onder meer dat één van de huurders van het land rondom de Hofstede Anthony Vlasblom is, schepen van Hendrik Ido Ambacht en eigenaar van herberg De Swaan aan de Langeweg in Zwijndrecht. Uit een andere acte (uit 1784), het testament van Arnoldus van der Heijden, zoon van de in 1756 in Zwijndrecht overleden predikant, is deze zelfde Anthonius Vlasblom, neef van de overledene, één van de erfgenamen. Dit even terzijde.) Christina Elisabeth sterft in 1805 en met haar sterft de directe lijn vanaf Cornelis Pompe van Meerdervoort (1639 - 1680) (de vader van Jacob en Michiel, welke zoon en dochter met elkaar trouwden).
Meerdervoort komt in handen van een nazaat van de twaalfde zoon (Abraham) van Cornelis Pompe van Meerdervoort (1639 - 1680), eveneens een Abraham (Pieter Corneliszoon) Pompe van Meerdervoort (1764 - 1831).
De finale
Het is een ingewikkeld testament dat Meerdervoort uiteindelijk in handen van Abraham speelt. Voorop stond dat het landgoed in bezit van de familie zou blijven. De eerste gegadigde in het testament viel daardoor af: hij was kinderloos. (Het was overigens zijn echtgenote, Johanna Onderwater, die testamentair het zilveren avondmaalsservies legateerde aan de Oude Kerk in 1837).
Overigens had Abraham de keus of hij de nalatenschap voor een bepaald bedrag zou kopen danwel er van af zien, waarna een derde neef in aanmerking zou komen (deze werd later burgemeester van Leiden, en zijn buitenplaats, Berbice, bestaat nog steeds). Een vierde gegadigde tenslotte was nog maar een halve "Pompe": Pompe van Slingeland. (Mocht ook hij afzien van de erfenis, dan zou de Heerlijkheid in het openbaar verkocht worden aan de meest biedende.)
Abraham Pieter Corneliszoon Pompe van Meerdervoort betaalt 31.000,- gulden en verkrijgt daarvoor "de AmbagtsHeerlijkheid Meerdervoort, van ouds en conform de laatste verleybrief, het Kort-Ambagt geleegen in Zwijndrecht met den winde aldaar, en anders allen zijnen toebehooren (…).