Families Klein, Ree, de Breed en de Vries van Terschelling » Ghiselbrecht (Gijsbrecht) uten Goye (1225-1300)

Persoonlijke gegevens Ghiselbrecht (Gijsbrecht) uten Goye 

Bron 1

Gezin van Ghiselbrecht (Gijsbrecht) uten Goye

Hij is getrouwd met Maria van Schalkwijk.

Zij zijn getrouwd


Kind(eren):



Notities over Ghiselbrecht (Gijsbrecht) uten Goye

Heer van Uten Goye; ridder; burggraaf van Utrecht. Hij is overleden tussen de vermelde datum en 9 okt 1314.

Vermeld: 1295-1313. Hij komt voor als: Giselbertus Uten Goye miles, 1303; Heer Gijsbert Uytten Goje Ritter, 1305; De heere Uten Goye, 1305; Gijssbrecht heere Vuten Goeye ridder, 1306; Heer Ghisebrecht Vut den Goye ridder, 1307; Har Ghysebrecht de here Uten Ghoye, 1307; Gijsbrecht Uten Ghoye burggraaf van Utrecht, 1308; Ghisebrecht ridder, heer Uten Goye, 1308; Heer Ghisebrecht Uten Goy, burggraaf van Utrecht, 1311; Heer Ghisebrecht here Uten Goye ende Borchgrave van Utrecht, 1313.

Hij was de oudste wettige zoon van Giselbertus de Goye ridder en wordt als zodanig vermeld op 19 februari 1295 (RAU. Dom. Inv. no. 943). zijn vrouw wordt nergens met name genoemd, misschien was zij een zuster van Herman heer van Woerden, een der samenzweerders tegen graaf Florens V. Op 25 februari 1303 (RAU. Dom. Inv. no. 2843, Charter dd. 16 februari 1304), na de dood van zijn vader, wordt er melding gemaakt van zekere 30 morgen land te Wulven 'in jurisdictione Giselberti Uten Goye militis'. Dit land is gelegen in zijn gerecht van Houten, door hem van de oudere tak in leen gehouden. Aan Gijsbert Uyten Goye ritter, Johan van Bosinchem en Gijsbert van Caets (Cats) knapen verkoopt Johan van Arkel (ovel 25 dec. 1324) op 6 januari 1305 (Voet van Oudheusden: Beschrijving van Culemborg, Utrecht 1753, pag. 677, dd. 6 (en niet 13) januari 1305) een watergang voor hun landen. De omgrenzing van dit waterschap wordt aldus beschreven: van Coddenoirde (aan de Lek, vermoedelijk het Lekveer bij Doornboom) door het gerecht van Jan van Bosinchem tot aan de weg van Lanksmeer en daarlangs tot aan de Bisschopsgraeve (bestaat thans nog) en voorts langs dit water nederwaarts tot de zuid-oostelijke grens der heerlijkheden van beide genoemde knapen, dan westwaarts langs de zuidelijke grens dier gebieden tot aan de Diefdijk; aan de andere kant van Coddenoirde loopt de waterschapsgrens langs de Lekdijk tot de Diefweg en dan zuidwaarts in de richting van de Linge, weder tot de grens van voornoemde heerlijkheden. Het gerecht van Bosinchem werd door die heren in leen gehouden van de graaf van Gelre. Volgens een oorkonde van 31 augustus 1339 (Nijhoff: Gedenkw. Gesch. Gelderland (1830). Deel 1, no. 352) strekte het zich uit tussen 'Codden ende den grunen wech'. Al het water, dat uit het boven omschreven gebied zal toevloeien aan de wetering langs de Diefdijk neemt Jan van Arkel op zich te zullen afvoeren door Bruninksgraeve (waarschijnlijk het verlengde van de Diefdijk-wetering) naar de midden-Linge en verder naar de Merwede. Dit nieuwe waterschap is als een aanvulling op te vatten van het in 1284 (OB. Holl. en Zeel. II, no. 498) gestichte verbond der Vijf-Heerenlanden; zij sluiten echter niet aan, maar worden gescheiden door een smalle strook polderland van Overen Nederzijderveld en Kort-gerecht. Aanvankelijk bestond voor deze landen geen behoefte tot nadere regeling hunner waterstaatsbelangen, want door hun hogere ligging vloeide hun binnenwater gemakkelijk af naar Gouwenes, Autena, Bolgariën of Over-Boeicop, maar toen de geërfden van het westelijk aangrenzende verbond der Vijf-Heerenlanden, krachtens het hun in 1284 (OB. Holl. en Zeel. II, no. 498) toegekende recht, de Poldersteeg gingen ophogen, kregen ook de Zijderveldse polders het met hun water te kwaad en kochten de ingelanden op 22 april 1312 (Hofman: Stichtingsoorkonde van den Huibert, den watergang voor Everdingen en Zijderveld, in: Bijdr. Vaderl. Gesch. en Oudkh., 3e reeks, III (1886), pag. 133 sqq. 22 april 1312) ook een watergang, die nu nog onder de naam van de "Huibert" bestaat. In de stichtingsoorkonde van de Huibert geeft Jan van Arkel voor het land van Sidenrevelt, tussen de Lekdijk en Corten gerechte en tussen de Diefdijk en de Steghe van Everdinghen, een afwatering naar de Zyric (Oude Zederik) en verder naar beneden door de Arkelsen dam en de Arkelse sluizen in de Linghen en zo in de Merwede. Als belanghebbende zegelt daar mede Ghizebrecht Uten Goye Johansbroeder Uten Goye. Drie in onderling verband staande waterschappen liggen hier op de zuidelijken oever van de Lek naast elkaar en bij elk heeft een heer van Goye belang, maar niet dezelfde heer. Voor het westelijke en middelste waterschap is het duidelijk, dat deze de belangen raken van de bezitter der Hagensteinse goederen, di. in 1284 Giselbertus filius Walteri en in 1312 zijn zoon Ghisebrecht, broeder van Johan Uten Goye, die daar echter wel zal optreden voor zijn, vermoedelijk zieke, oudere broeder Jan, die heer van Hagestein was en niet lang daarna is overleden. Voor het meest oostelijke waterschap is het niet zonder meer duidelijk, welke belangen hier bestaan voor de jongere tak, waartoe Gijsbert Uytten Goj Ritter behoort, die als belanghebbende optreedt en voor wie mede zegelt zijn achterneef en leenheer, de zoeven genoemde, Johan Utengoje, de toenmalige heer van Hagestein. Nu was heer Gijsbert Uytten Goje voor de gerechten Goye en Houten leenman van Johan Utengoje, doch vermoedelijk hield hij nog enkele andere der Hagesteinse goederen van hem in leen, mogelijk hieronder de gerechten, die nog wel genoemd in het denombrement van 1322 (ARA. Holl. Leenk. no. 49 (Reg. XVIII), ingestoken tussen fol 47 en 48; zie ook: RAU. Inv. HS. no. 361, deel VI, fol 3; en Voet van Oudheusden: Beschrijving van Culemborg, pag. 681, 2 oktober 1322), echter gemist worden onder de Hagensteinse goederen, genoemd in de oorkonde van de Hollandse graaf Willem III van 6 April 1333 (v. Mieris, II, pag. 514, met foutieve datum 2 april 1332, moet zijn 6 april 1333; en v. Mieria, II, pag. 539, met juiste datum 6 april 1333). Het waren de gerechten te Parijs en Over-Boycop (benevens de visserij tussen Parijser stege en Oldenslijck), juist bezittingen, die bij de waterschap+regeling van 1305 belang hadden. Aldus kan verklaard worden, dat een vertegenwoordiger van de jongste en de oudste tak der heren van Goye hier samen voorkomen.

De maarschalk van den lande van Utrecht, tevens neef van de here Uten Goye, de ridder Hubrecht van Vyanen te zamen met Jacob van Lichtenberch ridder en Sueder (burggraaf) van Muntforde geven op 26 april 1305 (Gem. Arch. Utrecht, Cat. Stad Utrecht I no. 350) voor genoemde Here Uten Goye, voor Sueder van Abcoude, Johan van Culenborch, de kinderen van Arnest van Wulven, Willem van Risewiic en voor henzelf een bestand aan de stad Utrecht om de vijandelijkheden tussen hen tijdelijk op te schorten, waarschijnlijk onder druk van de opmars der Vlamingen naar Utrecht.

Als zijn neef, heer Hubrecht van Vyanen ridder en diens vrouw, Agniese van Langheraeck, vrouwe van Vyanen op 18 juli 1306 (RAU. Arch. Kl. kapitt. en kloosters, Inv. no. 531, Cartul. v/d St. Laurens Abdij in Oostbroek, fol CXXXIII, CXXXIIII) van het Convent van Oistbroick hun Uithof en het goed te Hulsdingen, bij Vianen, in lijfpacht nemen, zegelen Gijssbrecht heer Vyten Goeye en zijn meermalen genoemde achterneef, de knaap Johan Vuten Goeye de huurbrief. Het stuk is niet in originali, maar slechts uit het cartularium der Abdij van Oostbroek in afschrift bekend: zegels kunnen dus niet vermeld worden.

Het eerste zegel, dat men van heer Ghisebrecht Vut den Goye ridder vindt, hangt aan een oorkonde van 6 mei 1307 (RAU. Arch. Biss. Inv. no. 160). Gherart van den Velde Claissoen draagt aan bisschop Guye zijn huis te Beverwarde op met 40 morgen land aldaar. Dit huis had Gherart van zijn vader geërfd, aan wie het aanbestorven was van Ver Hildegonde domina de Velde, de weduwe van heer Zweder van Beverwarde (Zuilen), overleden 6 augustus 1296. Het was dienstgoed van het Sticht. De opdracht geschiedde voor den bisschop persoonlijk, die vertoefde in het huis van Heymeric van den Rine te Jutfaes, ten overstaan van Stichtse leenmannen, onder wie heer Ghisebrecht Vut den Goye ridder; mede zegelt om. de knaap Elyaes van Werconde(n). Van de vier zegels zijn er twee bewaard gebleven, nl. van Gerardus de Velde en van heer Ghiselbrecht, die het laatst zegelt. Dit zegel in groene was, 27 mm. in diameter, vertoont in een gouden schild het bekende wapen van Goye en een randschrift: + S’ GHISELB’TI DE GOYE MILITIS. Het differentieert hem volkomen zeker van zijn vader.

Junchar Jhan, grave van Benthem, draagt op 8 juni 1307 (v. Mieris, II, pag. 65, 8 juni 1307, tekst volgens een 16de eeuwse kopie in het ARA. Arch. v/d Ambt. Centr. Regeering, no. 656.) aan bisschop Guye op 'die borchgravescap van Utrecht gherecht, tyns, tynde, hostaden, erve ent borchbruche, met alder vriheyt ende heerscap die daer to behorende is die onse ouder, ende wie har to ghehouden hebben van den Sticht van Utrecht, ende geleghen es bynnen der Stadt van Utrecht in alsulcker maniren dat hy dit vorghenomde ghoet verlyen wille enen heersommen persoon haren Ghysebrecht den heere Uten Goye'. Vermoedelijk had deze dit burggraafschap van de Graaf van Benthem gekocht. Het is niet geheel onmogelijk, dat daarbij familie-verhoudingen een rol hebben gespeeld; het is nl. niet volkòmen uit te sluiten, dat de heer Uten Goye getrouwd was met een zuster van heer Simon van Benthem, een dochter dus van heer Willem van Benthem ridder en Ada van der Made, dochter van IJsbrant miles de Made. Op deze mogelijkheid wordt onder het jaar 1311 nog even terug gekomen.

Kort hierna, op 25 juni 1307 (v. d. Water: Groot Placaatboek 's Lands van Utrecht, III, pag. 50), beleent de bisschop Ghysebrecht, de heer Uten Goy met 'de Borchgravescap van Utrecht met alle dat daar toebehoert, ende binnen der Stadt van Utrecht gheleghen is'.

Onder goedkeuring van Ghijsbrecht Uten Ghoye burggraaf van Utrecht ea. schenkt de bisschop op 22 februari 1308 (RAU. Arch. Kl. kapitt. en kloosters, Inv. no. 505 I, fol 175a) enig goed aan het Vrouwenklooster van Oestbroeke; in overleg met Ghisebrecht, ridder, heer Uten Goye ea. geeft hij in 1308 (RA. Zwolle. HS. van ca. 1400, no. 409) op Spolderberge een dijkrecht.

De heer Uitten Goye, Hubrecht van Vyanen (zijn neef, cousin!), Har Ghisebrecht van IJselsteyne, Jan van Bozinchem en Henric van den Rine zijn op 5 september 1309 (RAU. Arch. Biss. Inv. no. 207, Verzameling losse blaadjes perkament, waarop arbitr. uitspraken etc. en Memoriën van grieven van bisschop Jan van Diest (1323-1341) scheidslieden tussen Har Diderik van Brakel en zijn broeders en zusters enerzijds en Jan van Zulen en zijn broeders, kinderen van Har Dirc van Zulen anderzijds, in hun geschil over de door Har Sveder van Beverwerde (van Zulen) nagelaten goederen (hij sneuvelde als maarschalk van de bisschop in 1304 met heer Dirc van Zulen op Duiveland tegen de Vlamingen). Blijkens het verbaal van de uitspraak der scheidslieden hield eertijds de heer Uten Goye een tiende als Stichtsch leen, dat Har Sueder van Beverwerde te zamen met Haer Dideric van Brakel van hem in achterleen hield. Genoemde heer Uten Goye moet dus een oudere zijn dan de hier besproken heer Uten Goye, misschien zijn vader.

Bij de bepaling van het zoengeld wegens de moord op Arest van den Boske bepaalt de bisschop op 12 november 1309 (RAU. Arch. Riss. Inv. no. 206, Register van arbitr. uitspraken van bisschop Guy (1307-1315), pag. 17), dat oa. de heer Uten Goy 10 pond zal krijgen: hij behoort dus tot de verre verwanten van de vermoorde, ook heer Symon van Benthem deelt in het te ontvangen zoenzegelt, hij krijgt met zijn vijf zoons 45 pond; de meeste magen behoren tot het geslacht van Wulven en van Starkenbergh.

In 1310 (RAU. Arch. Riss. Inv. no. 206, Register van arbitr. uitspraken van bisschop Guy (1307-1315), pag. 42) verlenen de proost van St. Jan te Utrecht met den heer van Arkel (overl 25 dec. 1324), de heer Uten Goy en Har Hubrecht van Vyanen hun bemidde!ing bij het

opmaken van de huwelijkse voorwaarden voor Joncvrou Perenel, zuster van Zueder van Abcoude (beide kinderen van Giselbertus de Abcoude ridder (overl 1300) en van een dochter van Clays van Kaets (Cats: overl 1297), en Jan van Culenborg.

Deze oorkonde wordt later nog ter sprake gebracht.

Agniese van Merlo, echtgenote van Baernt van Dorenwerde, verschijnt op 10 juni 1311 (ARA. Arch. Nass. Domeinraad, Oude Inv. fol 2009, nrs 1X en X, met gaaf zegel) voor de 'rode doere' in de Dom en geeft op deze voor zieken en invaliden, die niet meer in het gerecht konden verschijnen, gebruikelijke wijze, aan heer Ghisebrecht van IJselsteyne, een deel der goederen over, die zij en haar voorvaders als dienstmansgoed van het Sticht in leen hielden in Wulvinxcamp (in den Achtersloot, bij de buurschap Achtersloot langs de Hollandse IJssel). Zij verzoekt oa. aan heer Ghisebrecht Uten Goy burggraaf te Utrecht te willen zegelen. Onder de oorkonde hangt zijn nog gaaf zegel in groene was en randschrift: + S’ GHISELB’TI DE GOYE MILITIS.

Nu volgt een belangrijke oorkonde van 19 januari 1311 (RAU. Inv. HS. no. 354, fol 54v en 55), slechts in een afschrift van Buchell bekend, maar deze geeft in zijn nimmer genoeg te waarderen volledigheid, ook hier weer nauwkeurige zegeltekeningen. Gheraerd van den Vliete ridder, dien wij al eenmaal eerder tegenkwamen, geeft met zijn vrouw Ada, vrouwe van den Vliete, aan de commandeur van Sente Katarinen Convent te Utrecht (Orde van St. Jan) over: een halve hoeve land aan de Mye gelegen. Aan het slot van het stuk zeggen zij: 'ende hebben gebeden wi ende Ver Ada van den Vliete voornoemt onsen lieven heren ende oem H. Ghisebrecht h( eer) Uten Ghoye ende onsen l(ieven) heren ende zuer (schoonvader) heren Symon van Benthem ridders, vader van Ade van den Vliete, omdat sij gheen segel en heeft, ende Ghisebrecht van Nieuwenrode onsen neve dat zi.. . . . desen

willen met haren segelen besegelen'. Hier zou misschien uit kunnen blijken, dat Ghisebrecht getrouwd was met een zuster van heer Symon van Benthem ridder, di. een dochter van heer Willem van Benthem en van diens vrouw Ada van der Made, dochter van heer IJsbrandus van der Made ridder; toch achten wij het waarschijnlijker, dat hij was getrouwd met een zuster van de vader van heer Gheraert van de Vliete, di. Herman heer van Woerden. Heer Ghisebrecht heer Uten Ghoye zegelt; randschrift: + S’ GHISELB’TI DE GOYE MILITIS (volgens de zegeltekening ).

De bisschop doet op 29 oktober 1311 (RAU. Arch. Biss. Inv. no. 206, Registrum Guidonis, pag. 96-97) uitspraak over de zoen wegens de moord op Clais Grieten zoon te Judifaes (Jutphaas) ; als de magen van de dader het niet eens kunnen worden over de door elk te betalen zoengelden dan zullen over de gerezen geschillen scheidslieden zijn de heer Uten Goy en Arnst van Wulven. Een van de magen van de dader is Willaem Gizebrecht Hondertmarx soen; Gizebrecht Hondertmarc was misschien een natuurlijke zoon van de heer Uten Goy. In 1312 (Voet van Oudheusden, a.w., pag. 677) belooft Berend van Schalkwijk, dat hij zijn huis en goed te Schalkwijk aan niemand zal verkopen dan aan heer Gijsbert Uten Goye borggrave of aan diens zoon Gijsbert 'om maegschap en vriendschap'. In 1316 (RA. Geld., Arch. der Heeren en Graven van Culemborg, no. 29, Charter dd. 22 Febr. 1316) verkoopt Berend inderdaad zijn gerecht ca. in Schalkwijk aan de voornoemde zoon Gijsbert. Diederik van Herlaere knaap oorkondt op 18 juni 1312 (RAU. Aroh. Biss. Inv. no. 146), dat hij zijn huis en de heerlijkheid van Ameyde van het Sticht in leen houdt; voor hem zegelen een aantal Stichtse ridders, waaronder heer Gisebrecht Uten Goy. Ghisebrecht here van Yselsteine en Gheret van den Vliete ridder geven op 1 November 1313 (ARA. Arch. Nass. Domeinraad, Oude Inv. fol 1917, no. 1) een nieuwen watergang voor Polsebroec; zij verzoeken de oorkonde te bezegelen, ieder door een verwant. Ghisebrecht here Uten Goye ende borchgrave van Utrecht zegelt om bede wile 'ons neven haren Gherets van den Vliete'. Een gedeelte van zijn zegel in rode was is nog over. Het bezegelen van dit stuk is de laatste officiëele daad van deze heer Uten Goye, eerste burggraaf van Utrecht uit zijn geslacht, hij is hierna binnen het jaar overleden, tussen 1 november 1313 en de eerste vermelding van zijn opvolger, 9 oktober 1314 (RAU. Dom. Inv. no. 2901).

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Ghiselbrecht (Gijsbrecht) uten Goye?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Ghiselbrecht (Gijsbrecht) uten Goye

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Ghiselbrecht (Gijsbrecht) uten Goye

Ghiselbrecht (Gijsbrecht) uten Goye
1225-1300



Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

Bronnen

  1. van de Merwe Web Site, Eric van de Merwe, Ghiselbrecht Uten Goye, 29 januari 2014
    Added by confirming a Smart Match
    MyHeritage.com family tree Family site: van de Merwe Web Site Family tree: van de Merwe

Aanknopingspunten in andere publicaties

Deze persoon komt ook voor in de publicatie:

Over de familienaam Uten Goye


Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
Marthan Klein, "Families Klein, Ree, de Breed en de Vries van Terschelling", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/families-klein-ree-ea/I42802.php : benaderd 20 juni 2024), "Ghiselbrecht (Gijsbrecht) uten Goye (1225-1300)".