Woudwyk Genealogía » Taka Agghes Aesgema Asghama Eesgema Aggema AEsgema van Walta Walte Waltha , grietman Leeuwarderadeel 1432-1436,,,Woonde `in de Poelen' op Aesgemastate, later in bezit fam. Baerdt.,,Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er., (1395-1436)

Persönliche Daten Taka Agghes Aesgema Asghama Eesgema Aggema AEsgema van Walta Walte Waltha , grietman Leeuwarderadeel 1432-1436,,,Woonde `in de Poelen' op Aesgemastate, later in bezit fam. Baerdt.,,Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er., 


Familie von Taka Agghes Aesgema Asghama Eesgema Aggema AEsgema van Walta Walte Waltha , grietman Leeuwarderadeel 1432-1436,,,Woonde `in de Poelen' op Aesgemastate, later in bezit fam. Baerdt.,,Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er.,


Kind(er):



Notizen bei Taka Agghes Aesgema Asghama Eesgema Aggema AEsgema van Walta Walte Waltha , grietman Leeuwarderadeel 1432-1436,,,Woonde `in de Poelen' op Aesgemastate, later in bezit fam. Baerdt.,,Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er.,

grietman Leeuwarderadeel 1432-1436


van Aesgema.


Zijn vader was misschien Aggha Walta,in 1374 grietman van Wonseradeel.


Su padre fue quizás Aggha Walta, en 1374 grietman de Wonseradeel.


-------------------------------------------------------------------------------------------


Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er.


--------------


Abbinga State.Después de Abba Abbinga, Campa (Keympe) Abbama vivió juez grietman compañero Taka Asghama de Huysumer Nieuenland allí.


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Binnen de delen trokken deze grietmannen op plaatselijk niveau de macht sterk naar.


 


Grietmannen en mederechters van Leeuwarderadeel


 


1314 Thitardus uit Marwert (bij Wirdum)


1342 Everard uit Teerns


1369 Rienk Unia uit Lekkum


1392 Siurd Menningha uit Swichum


1402 Keimpe Jellingha; mederechters: Gerlif Harmanus, Mamma Andela, Wika Ennama, Hanna Feckama, Abba Abbingha, Sika Gheringa


1406 Hoecka Mynnema; mederechters: Sywerd Wyarda, Hynka Thadingha, Syard upper Wasa, Jayka Jellaman


1413 Kempo Tellijngha uit Britsum; mederechters: Ducko Duckama, Sijcko Hettama, Aijleko Jowsma


1432 Taka Asghama uit Huizum; mederechters: Campa Abbama en Asgha.


------------------------------------------------


Dentro de las secciones sacó este grietmannen localmente potencia fuertemente.


 


Griet Hombres y colegas jueces Leeuwarderadeel


 


1314 Thitardus de Marwert (en Wirdum)


1342 Everard de Teerns


1369 Rienk Unia de Lekkum


1392 Siurd Menningha de Swichum


1402 Keimpe Jellingha; otros jueces: Gerlif Harmanus, mamá Andela, Wika Ennama, Hanna Feckama, Abba Abbingha, Sika Gheringa


1406 Hoecka Mynnema; otros jueces: Sywerd Wyarda, Hynka Thadingha, Syard superior Wasa, Jayka Jellaman


1413 Kempo Tellijngha de Britsum; otros jueces: Ducko Duckama, Sijcko Hettama, Aijleko Jowsma


1432 Taka Asghama de Huizum; otros jueces: Campa Abbama y Asgha .


----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Esposa desconocida.


 


Hijos:


- Hessel Taeckes van Walta van Aesgema 1420-1470.


- Sjoerd Taekes van Walta van Aesgema 1420-1500.


Nszn. Taekes van Walta van Aesgema 1425- ?.


-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Abbinga State & de Huzumer stroopfabriek


 


Het is niet meer te achterhalen wanneer Abbinga Statewerd gebouwd. De naam Abbinga komt voor het eerst voor in1402. Abba Abbingha was mederechter van de grietman vanLeeuwarderadeel en waarschijnlijk woonachtig op de AbbinghaStins (= stenen huis). Na Abba Abbinga woonde Campa(Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er. Na het overlijden van CampaAbbema, kwam diens zoon Hessel, getrouwd met WickOnema, op Abbinga State of Abbamahuus te wonen.De namen Aebinga of Abbinga komen in de genealogievan de Friese adel soms voor als Abbema of Abbama enomgekeerd de naam Abbema of Abbama van Huizum alsAbbinga. Vandaar ook de vele verschillende namen voorAbbinga State, zoals Abinghaestate, Abbamahuus,Abbemastins. Vanwege de blauwe dakpannen werd de stateook wel het blauwhuus genoemd.Hessel kreeg net als zijn vader te maken met de strijdtussen de Schieringers en de Vetkopers. De adel van Huizumstreed meestal mee aan de kant van de Schieringers tegenvooral Leeuwarden, de Vetkopers. In 1420 werd Huizum doorde Leeuwarders platgebrand en in 1481 werd Leeuwardendoor de Schieringers, waaronder waarschijnlijk ook veleHuizumers, geplunderd. Bij het Bieroproer in 1487 kwamende Schieringers Pieter Cammingha en andere edelen te hulp,waarna onder leiding vanWorp Lieuwes Juckema Leeuwardenopnieuw werd binnen gevallen en Juckema tot Olderman,een soort burgemeester, werd benoemd. Dit duurde tot 1498toen Leeuwarden werd ingenomen door de troepen van dehertog van Saksen. De stinzen van de Schieringers rondomLeeuwarden werden gesloopt en het materiaal werd onderanderen gebruikt voor de bouw van het Blokhuis en ter ver-


sterking van de verdedigingswallen. Abbinga State werd ookafgebroken. Hessel laat Abbinga State een aantal jaren lateropnieuw opbouwen. Zijn dochter Wick van Abbingha woon-de er daarna met Gosse Epes van Douwma. Zij kregen in1542 een zoon, Epo van Douwma, die trouwde met Saeckvan Burmania.Beiden liggen begraven in de Huizumer kerk onder eensteen met als opschrift o.a.:‘1602 stierf den edelen Erenthphesten J(onker) Epo va(n)Douma en (de) leit hier begraven, oud 60 jaar………’‘1607 de edele eerbare juffrouw Saek van Burmania syn wyf’Hun dochter Thet van Douwma trouwde met Sydts vanBotnija en woonde van 1608 tot 1628 op Abbinga State. Dezoon van Thet en Sydts verkocht de state in 1628 aanJohannes Kingma, boer te Weidum, Huizum en Minnertsga engedeputeerde van de staten van Friesland (1627 – 1630). Zijndienstmaagd Bauck van Beyma uit Huizum, die bij Kingma had gewoond, klaagde hem in 1638 en 1640 aan wegens het niet nakomen van een gedane trouwbelofte. Beide keren werd ze door het gerechtshof in haar gelijk gesteld en eind 1640 trouwde Kingma haar eindelijk. Waarschijnlijk had Kingma toen Abbinga State al verkocht aan Wigle (Viglius) van Aytta (1572 - 1636), een oomzegger en vernoemd naar Viglius van Aytta (1507 - 1577), die het als zoon van een vrije boer te Barrahuus onder Wirdum presteerde om in 1554 voorzitter van de Raad van State te worden. Van Aytta verkocht de state alweer in 1642 aan Abraham van Schurman en Maria van Vierssen. Hun oom en tante­ zegger, Anna Maria van Schurman (1607 - 1678), verbleef regelmatig met haar zuster Emilie op Abbinga State.


Petri en May: In Friesland gingen pacht- en arbeidscontracten in de landbouw in op 12 mei sinds de invoering in Friesland van de Gregoriaanse kalender (begin 1700), daarvoor was het 1 mei. Akkerbouwgrond werd echter eerder aanvaard omdat het ingezaaid moest worden en dat was op 22 februari, St. Petri (= Sint Pieter; wat nu nog in Grou gevierd wordt).


----------------------------------------------


Abbinga Estado y Huzumer la fábrica de jarabe


 


Es imposible calcular cuándo Abbinga Estado fue construido. El nombre proviene Abbinga por primera vez in1402. Abba Abbingha co-juez del jefe de distrito vanLeeuwarderadeel y probablemente viven en AbbinghaStins (casa de piedra). Después de Abba Abbinga Campa (Keympe) Abbama vivió juez compañero del jefe de distrito Taka Asghamavan Huysumer Nieuenland allí. Tras la muerte de su hijo CampaAbbema Hessel, estaba casado con WickOnema en Abbinga Estado de Abbamahuus a wonen.De nombres Aebinga o Abbinga vienen en genealogievan la nobleza de Frisia veces como Abbema o Abbama nombre enomgekeerd Abbema o Abbama de Huizum alsAbbinga . De ahí los muchos nombres diferentes voorAbbinga Estado, como Abinghaestate, Abbamahuus, Abbemastins. Debido a los azulejos azules de la stateook que se llamó la huus azul genoemd.Hessel era como su padre que ver con la batalla entre los Schieringers y Vetkopers. La nobleza de Huizum luchó principalmente a lo largo del lado de los Schieringers especialmente contra Leeuwarden, el Vetkopers. En 1420 Huizum porThe Leeuwarders se quemó en 1481 y Leeuwarden, Schieringers, fue probablemente incluyendo veleHuizumers saqueados. Cuando la cerveza Riot en 1487 fue el ingreso Schieringers Pieter Cammingha y otros nobles para ayudar, entonces dirigido vanWorp Lieuwes Juckema Leeuwarden fue invadida de nuevo y Juckema a olderman, una especie de alcalde, fue nombrado. Esto duró hasta 1498toen Leeuwarden fue ocupada por las tropas de Dehertog de Sajonia. La casas stins de Schieringers alrededor de Leeuwarden fueron demolidas y el material fue utilizado entre otros para la construcción de la cabaña de madera y para el momento-


el fortalecimiento de las murallas. Abbinga Estado fue ookafgebroken. Hessel dejó Abbinga Estado unos años más tarde a reconstruir. Su hija Wick desde Abbingha viviendo allí después con el Gosse Epes de Douwma. Tuvieron un hijo in1542, Epo de Douwma que se casó Saeckvan Burmania.Beiden están enterrados en la iglesia bajo Huizumer acuerdo toe titulado incluyen: '1602 murió el noble Erenthphesten J (onker) Epo va (n) y la Duma (el) leit enterrado aquí, 60 años .........'' 1607 la honorable dama noble Saek de Burmania syn wyf'Hun hija de Thet Douwma Sydts vanBotnija casó y vivió desde 1608 hasta 1628 en Abbinga Estado. Dezoon de Thet y Sydts vendió al Estado en 1628 aanJohannes Kingma, agricultor Weidum, Huizum y Minnertsga engedeputeerde de los Estados de Frisia (1627-1630). Su Sierva Bauck de Beyma de Huizum, que había vivido con él Kingma quejó en 1638 y 1640 por el incumplimiento de una promesa hecha boda. En ambas ocasiones se le preguntó por el tribunal en su derecho y el final de 1640 Kingma la casaron al fin. Probablemente Kingma tenía entonces Abbinga Estado ya vendido a Wigle (Viglius) de Aytta (1572-1636), un sobrino y nombrado Viglius de Aytta (1507-1577), que actuó como el hijo de un agricultor libre Barra Huus bajo Wirdum a 1554 Presidente del Consejo de Estado para ser. Aytta del estado vendido de nuevo en 1642 a Abraham Schurman y María Vierssen. Su tío y sobrino, Anna Maria van Schurman (1607 - 1678), con frecuencia se quedó con su hermana Emilie Abbinga Estado.


Petri y mayo: En los arrendamientos de Friesland y contratos laborales en la agricultura fueron en el 12 de mayo desde la introducción del calendario gregoriano en Frisia (principios de 1700), este fue el 1 de mayo. La tierra cultivable no fue aceptado antes porque tenía que ser sembrada, y que fue el 22 de febrero de St. Petri (= San Pedro, que todavía se celebra en Grou).


-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Acht eeuwen Leeuwarderadeel


(publicatie t.g.v. het 750-jarig bestaan van de gemeente Leeuwarderadeel in 1992; tekst: H. Hazelhoff)


Herkomst van de Leeuwarderadelers


Archeologische vondsten hebben verbindingen van Leeuwarderadeel aangetoond met de zandgronden van Drenthe. Door aanhoudende droogte en verwoestende zandverstuivingen, veroorzaakt door roekeloze ontbossingen, zou het leven daar te moeilijk zijn geworden. Bovendien zou de bevolking zijn toegenomen. Migratie via riviertjes als de Boorne, de Drentse Aa, de Hunze, lag voor de hand, zeker wanneer er machtsstructuren waren die aan zo’n migratieproces leiding konden geven. Ook zal het mogelijk geweest zijn om `’s zomers te voet langs de rand van dalen en op oude waterscheidingen de kleistreken te bereiken. Deze trek wordt gedateerd op ongeveer 600 voor de jaartelling


Onder andere in het huidige Leeuwarderadeel waren juist toen, na een daling van de zeespiegel, uitgestrekte kwelders beschikbaar voor beweiding. Waarschijnlijk is Leeuwarderadeel eerst gebruikt voor zomerbewoning, waarbij een deel van de bevolking van de zandgronden met kudden vee naar de kwelders trok. In het najaar, voordat stormen en daarmee gepaard gaande overstromingen het verblijf bemoeilijkten, keerde men dan naar hun nederzettingen op de zandgronden terug. Toen de zee zich terugtrok en overstromingen steeds minder voorkwamen en een kleine verhoging van de huisplaats voldoende was om daarvan geen last te hebben kon het graasseizoen op de kwelders worden verlengd. Toen kon er ook worden geëxperimenteerd met de verbouw van eenjarige akkergewassen. Op een gegeven moment werd de tijd rijp voor een massale kolonisatie.


Invloed van de zee


De zee zette Leeuwarderadeel periodiek onder water. Dit is een kenmerk van kweldergebieden. De Bredyk is nog een voorbeeld van zo’n oude kwelderwal. De kwelders werden doorsneden door een wijd vertakt systeem van waterlopen. Waar deze kreken ik zee uitmondden waren ze het breedst en lagen de grootste ophogingen. Voor dat er dijken waren, was het duidelijk dat de bevolking op opgeworpen hoogten moesten wonen. Echter, de eerste Leeuwarderadelers woonden op het vlakke kwelderland. Terpen werden pas opgeworpen vanaf de 2de eeuw. Aanvankelijk is het begrip ‘terp’ synoniem met dorp. Later ging het de bult aanwijzen.


Tussen ca 300 en 600 ging de zeewaterspiegel stijgen. Het inkomende zeewater zette in deze periode in de kwelderbekkens zware knipklei af.


Een volgende periode volgde nog voor het jaar 1000. Verscheidene dorpen kwamen ten gevolge daarvan te midden van lichtere grond op een kwelderrug te liggen. Deze fennen werden voornamelijk als weiland gebruikt. De lage knipklei gebieden werden als hooiland gebruikt. De hooilanden, ook wel meden of mieden genoemd, waren in gemeenschappelijk gebruik. Vanaf de kwelderwal liepen vele doodlopende hooiwegen de mieden in.


Gedurende de hele terptijd werden voortdurend terpen gebouwd en oude opgehoogd. Er groeiden aan de kust steeds nieuwe en hoger opslibbende oeverwallen aan. De bewoning kon daardoor nogal verschuiven: oude terpen konden worden verlaten ten gunste van vestigingen op nieuwe kwelderwallen.


De naam Middelzee werd voor het eerst rond 1500 gebruikt. Deze inham fungeerde al in de 8ste eeuw als de scheiding tussen Oostergo en Westergo. Ooster- en Westergo vormden samen een van de drie delen waarin de Friese gewesten waren onderverdeeld en maakten tot in de 11de eeuw deel uit van een enkel graafschap. Met Go werd overigens waarschijnlijk een landstreek zonder vaste grenzen bedoeld. Het is ook mogelijk dat met Go tevens het gebied van een moederkerk werd aangeduid.


Groepen nederzettingen rond 1000


Het lijkt onwaarschijnlijk, dat elke nederzetting zelfvoorzienend kon zijn. Een groep nederzettingen kon dat wel, mits ze zo was samengesteld, dat ze alle producten kon voortbrengen die nodig waren voor de dagelijkse zelfvoorziening. Op basis van de loop van waterwegen en de dorpsgrenzen kunnen deze eenheden worden gereconstrueerd. Dit waren bijzonder kleine groepen met een zelfstandige economische functie


Groep Finkum/Hijum. Dit is waarschijnlijk een afsplitsing van de groep Stiens. De Hijumervaart en de Hallumermeer alsmede de Finkumervaart komen uit op de Oude Meer bij het klooster Bethlehem. De grens met de groep Stiens liep langs de Wurge.


Groep Stiens. Dit is waarschijnlijk een afsplitsing van de groep Leeuwarden. Hiertoe behoorden naast Stiens ook Britsum en Cornmum. De Cornjumervaart vormde de scheiding met de groep Leeuwarden.


Groep Leeuwarden. Hiertoe behoorden Jelsum, Vensterburen en Bilgaard.


Dagelijks leven


De huizen werden gebouwd als onderkomen voor mens en dier. Alles zat onder een kap. Van tamelijk zware balken werden binten gemaakt, bestaande uit twee staanders verbonden door een dwarsbalk. De staanders werden in de grond gegraven. Het dak liep af naar de lage wanden en rustte op palen buiten de wand. Dit was nodig om de wand van met klei bestreken vlechtwerk te beschermen tegen verwering. De binnenbreedte was ongeveer 6 meter. De lengte kon variëren volgens het harmonicaprincipe.


Het woongedeelte was in de regel twee gebinten lang. In het midden was een haard gesitueerd. Daarop werd gekookt en gebakken. Langs de wanden waren waarschijnlijk slaapbanken gemaakt.


De bewerking van het land bestond voornamelijk uit het open scheuren met een eergetouw. Een pijlvormige schaar werd met kielen vast geslagen en op diepte gesteld in een zwaar blok hout. Het geheel werd door ossen getrokken.


Men verbouwde emmer, dwergtarwe, gerst, haver, pluimgierst, vlas, huttentut en duiveboon.


De oogst werd opgeslagen in schuurtjes, die op palen waren geplaatst. Zo bleef de inhoud droog en werd de schade door ongedierte voorkomen.


Het belangrijkste huisdier was oorspronkelijk het rund. Later, in de Romeinse tijd kwamen hier het paard, de geit, het varken, de kat en de hond, de kip en de gans bij.


Van bestaans- naar markteconomie


De economie zoals die circa 1100 in Leeuwarderadeel bestond was al een boerenmarkteconomie Deze had de boerenbestaaneconomie reeds voor 1000 vervangen. In een boerenbestaaneconomie worden de meeste goederen door de producenten zelf geconsumeerd en de handel in die producten wordt beheerst door een door familiebanden verbonden groep van aanzienlijken. Door goederen weg te geven of aan te nemen worden politieke verhoudingen en kontakten geschapen of onderhouden. Een bestaanseconomie is dus een alomvattend politieksociaal-economisch en cultureel systeem.


Een markteconomie daarentegen is een economie waarbij de meeste verdeling van producten niet in de eerste instantie door het sociale contact en politieke motieven wordt bepaald, maar waarbij de overwegingen veeleer worden ingegeven door vraag en aanbod. Markthandel betekent uitwisseling van aanwezige goederen tussen individuele verkopers en individuele kopers op vaste plaatsen en vastgestelde tijden. Hierbij is ter bescherming van de markt en van de bezoekers een overheid noodzakelijk.


Markthandel betekent tevens dat het initiatief bij de zelfstandige handelaren ligt en dat de overheid niet meer alle aangevoerde producten herverdeelt. De handelaren zijn wel belastingplichtig en aan wetten gebonden. We dienen hierbij te beseffen dat boerenmarkt economieën niet voornamelijk voor de markt produceren zoals heden ten dag het geval is.


Handel tussen nederzettingen


Niet alleen verschilden de omstandigheden voor landbouw van dorp tot dorp, ook de mogelijkheden voor jacht en visserij waren wisselend, terwijl tevens de natuurlijke vegetatie over een zekere afstand kon verschillen. Dit zal hoogstwaarschijnlijk in een zekere mate van specialisatie in de voedselproductie en nijverheid hebben geresulteerd. In elke nederzetting afzonderlijk of anders in iets groter verband van enkele in de buurt van elkaar gelegen nederzettingen zullen producten zijn uitgewisseld.


Handel tussen regio’s


Onbedijkt kwelderland is in principe veel beter geschikt voor veeteelt dan voor akkerbouw. Hierdoor ontstond een overschot aan veeteeltprodukten en een tekort aan graan. Huiden, vee en vis werden dus verhandeld tegen aardewerk en graan. Reeds voor de middeleeuwen werd in de kuststreken zout geproduceerd, dat diende als genot- of conserveringmiddel. Omdat er in het overwegend zoute milieu nauwelijks voldoende bomen zullen hebben gegroeid om er alle huizen en sluizen van te bouwen, zal vanaf het begin hout zijn ingevoerd. De bevolkingsaanwassen de technische ontwikkelingen sedert de 11de eeuw, bijvoorbeeld betreffende de waterstaat, zullen de vraag naar hout nog hebben doen toenemen. Ook ijzer moet zijn ingevoerd. In historische bronnen is ook sprake van, weliswaar kleine, graanimport. Voor kerkenbouw was tufsteen nodig, een zachte, lichte en vulkanische natuursteen, te vinden in het Eiffelgebergte. Deze handel betrof dus vooral de meer zeldzame grondstoffen.


Handel over lange afstand


Verbindingen over water zijn in prehistorisch Europa van veel belang geweest. Dat er sprake moet zijn geweest van handelscontacten tussen Leeuwarderadeel en Engeland mag blijken uit het engelse monetaire systeem zoals wordt vermeld in het boeteregister van Leeuwarderadeel. Ook archeologische vondsten, bijvoorbeeld Angelsaksisch ‘vaatwerk’ uit de 5de en 6de eeuw, zijn hier op grote schaal gedaan en hebben die relatie aangetoond. De ronde gouden hanger van circa 625, te Cornjum gevonden, wijst op import uit het Engelse Kent. De bewoonde kustgebieden langs de Noordzee stonden overzee met elkaar in verbinding. De handel over lange afstand had vooral te maken met luxegoederen: wijn uit Frankrijk, pelzen, honing en was uit Scandinavië aardewerk uit het Rijnland en tin en lood uit Engeland en, niet te vergeten, Oosterse producten zoals specerijen, sieraden en zijde, via de Russische rivieren en de Oostzee.


De vroegste vermelding van Leeuwarderadeel


Leeuwarderadeel is oud, heel oud en nog ouder dan historici tot voor kort mochten aannemen. Zo meende men het jaar 1242 te kunnen aanwijzen als datum van het oudste stuk waarin de naam Leeuwarderadeel voorkomt. Dit feit blijkt achterhaald te zijn. Leeuwarderadeel is waarschijnlijk zo’n 150 jaar ouder.


Via rechtsbronnen kan de ouderdom van Leeuwarderadeel nauwkeuriger worden bepaald. De naam komt namelijk voor in boeteregisters uit de 13de eeuw, het tijdsbestek 1212-1270. Deze Bota jn tha dele tho Lyowerd zijn onderdeel van het opgetekende gewoonterecht bekend onder de naam ‘Skeltarjocht’. De rechtshistoricus N. Algra heeft aannemelijk gemaakt dat het ‘Skeltarjocht’ een ontstaansgeschiedenis van tenminste 175 jaar heeft gehad en geïnspireerd is door het ‘Seendrjocht’, katholiek geestelijk recht. Deze periode laat hij beginnen met het gezag over Friesland van de Bisschop van Utrecht en eindigen in het midden van de 13de eeuw, enige jaren na de dood van de Hollandse graaf Willem II (1257).


Hoewel de boeteregisters dateren uit de laatste fase van de ontwikkeling van het ‘Skeltarjocht’ meent Algra dat het hier gaat om vernieuwingen en aanpassingen van jurisprudentie uit oudere tijd. Op grond van het in deze teksten voorkomen van een frana, de vertegenwoordiger van de bisschop van Utrecht, meent hij dat dit recht uit de eerste periode afkomstig moet zijn, namelijk de periode van het bisschoppelijk bestuur 1086-1165. Het is overigens niet uitgesloten, dat er nog oudere jurisprudentie in het Skeltarjocht is opgenomen.


De oudste dijken


De dijk Koudenburch-`Hege` Hearrewei is de oudste, ons bekende, watermarkering van Leeuwarderadeel. Ze bestond al in de 12de eeuw. Het klooster Mariëngaarde lag hieraan. De naam ‘Hege’ wijst er op dat deze weg langs hoog land liep. Ze sloot aan op de zeedijken in de Dongeradelen en op de Middelzeedijk van Koudenburch over Leeuwarden (=Bredyk/Brede dijk) en Tsiezerbuorren naar Friens. De ‘Lege’ Hearrewei was niet meer dan een verbindingsweg tussen dorpsterpen.


De basis van de dijk was de hoge kwelderrug Koudenburch-Hallumer Hoek-Ferwerd. Het einde lag bij Koudenburch-Stienzer Hegebuorren, (kad. gem. Hijum, sectie B, nummer 2326). In de jaren vijftig hebben hier nog een dokterspraktijk en een molen gestaan met daar tussen een streekje. Hierbij lag ook de Koudenburchsbrège. Dat de Hege Hearrewei langs een nog oudere waterkering heeft gelopen is zeker maar dit is niet overal meer duidelijk te zien, en bepaald niet tussen Stiens en Finkum, waar de dijk als verbinding tussen de Stienzer Hegebuorren-Jukema-Mellinga en Holdinga aangelegd zal zijn. Tussen Stiens en Jukema heeft een oudere dijk gelegen, en tussen Jukema en Mellinga en Holdinga lagen hoge kwelderruggen.


Tussen Finkum en de Mariëngaarderbrug over de Hijumervaart lag een dijk die was aangesloten op de terp van het Mariëngaarderklooster. Ten oosten van deze dijk, tegen Hijum aan, hebben verhogingen gelegen met huizen er op: Nijenhûs. Bij de brug over het Lijsterdiep in Oude Leije lag het voormalige Leistersyl van ’12 bynten lang en 12 foet wiid’. Deze sluis is tot 1505 zeesluis geweest, daarna werd hij binnensluis. Ten zuiden van Koudenburch liep een waterkering die aansloot op de terpen van Leeuwarden. Ter hoogte van de huidige weg naar Britsum, dicht bij het oude Lettinga, zou de Lettingasyl (zeesluis) hebben gelegen en tussen Cornjum en Jelsum de Buorsyl.


De dijkbouw moet het verkeer over land in sterke mate hebben bevorderd. Te Leeuwarden, bijvoorbeeld, ontmoette het landverkeer over de dijk het scheepvaartverkeer over de Ee.


Dijken van jongere datum


De Godijk loopt westelijk van de Hege Hearrewei en is jonger, 12de of 13de eeuws, maar belangrijker dan de oude. De zuidelijke aansluiting ligt ook nu weer bij Koudenburch, om precies te zijn bij de hoek Mounewei/Bredyk. Daarna loopt de dijk lans de Mounewei, over Skilwei via ‘De Lange Trije’ naar de Witte Wei. Ze vervolgt over de Alddyk naar Balkein, langs de Hijumervaart via de Sylsterdyk.


Aangenomen mag worden dat de dorpen Stiens, Finkum en Hijum hun eigen stuk Godijk moesten onderhouden.


De Tjessingadijk, een oude zeepolderdijk, kan worden gedateerd op circa 1280, de Hege Dyk met het huisje van de Hogerhuiszaak, op rond 1300 en de Skredyk (Skrede=verparten) op circa 1360. De Godijk heeft op zijn beurt gediend als basis voor nieuwe polderdijken: Stienzer Hegedyk (1350-1400), de Slachdyk, de Leisterdyk. Op deze wijze ontstonden de Stienzer- en de Finkumerpolder.


Grietenij- en dorpsgrenzen


De grietenij- en dorpsgrenzen zullen al voor 1100 in meerdere of mindere mate hebben bestaan. Deze vielen samen met de natuurlijke omstandigheden in het landschap: afwateringsstromen liepen van het achterland in het oosten naar de kust in het westen.


Zo liep het Vliet door tot in de stadskern van Leeuwarden. De Cornjumervaart mondde ten noorden van Jelsum in de Middelzee uit. Noordelijker ging de Jousen tussen Cornjum en Britsum over in het Uilemeer en werd voortgezet in de Stienservaart. De Wurge tussen Stiens en Finkum viel samen met een deel van de grietenijgrens. Hier weer ten noorden van, liep de Oude Meer onder het voormalige klooster Bethlehem verder in de Finkumervaart.


Vier belangrijke groepe


In de 13de eeuw waren er 4 belangrijke groepen in Leeuwarderadeel:


de plaatselijke rijken (hoofdelingen),


de grietmannen,


het opkomend stedelijk centrum Leeuwarden,


de kerk.


De hoofdelingen kwamen voort uit de rijken. Gezien het feit dat vroeger reeds plaatselijke rijken veel macht uitoefenden is het moeilijk uit te maken wanneer precies deze hoofdelingen opkwamen. Aan hun uitgebreide grondbezit ontleenden zij vanouds juridische invloed, een macht die zij met een steeds eigenzinniger optreden, namelijk het bouwen van een stenen huis, stins, en machtsvertoon wisten uit te breiden.


Individueel hadden de hoofdelingen vooral plaatselijk veel macht. Ze legaliseerden hun positie d.m.v. het vervullen van het ambt van grietman.


De positie van Leeuwarden werd gaandeweg sterker. De bevolking woonde oorspronkelijk op ‘Nijehove-zuid’. Toen deze terp niet meer uitgebreid kon worden, ze werd immers omspoeld door water, is Nijehove-noord gebouwd. De derde terp is de oudekerk- en kerkhof- terp, Oldehove. De bevolking, voornamelijk bestaande uit koop- en ambachtslieden en enige boeren, concentreerde zich op de handelsterpen. Handel en scheepvaart kwamen hier samen, er werd markt gehouden en er vond overslag van goederen plaats. In Leeuwarden ontstond een meer ingewikkelde sociaal-economische structuur.


De kerk en de landsbesturen hebben herhaaldelijk geprobeerd de macht van de grietmannen in te dammen.


Periodes met landsheerlijk gezag (over Leeuwarderadeel)


1. 1038 - 1086 Brunswijkse periode; de graaf van Holland regeert in hun naam


2. 1086 - 1165 Bisschoppelijke periode; het wereld- en geestelijk bestuur in een hand verenigd


3. 1165 - 1196 Bisschop en Graaf besturen samen d.m.v. een zendgraaf


4. 1196 - 1203 Willem I, graaf van Westerlauwers Friesland


5. 1204 - 1212 Bisschop en Graaf besturen samen d.m.v. een ondergraaf


6. 1212 - 1270 De Hollandse graaf regeert alleen


7. Vanaf 1270 geringe of geen invloed van een landsheer


Opkomst van grietmannen


 


Rond 1250 was de grafelijke macht in Oostergo zo duidelijk in invloed afgenomen, dat men kan spreken van feitelijke vrijheid van landsheerlijke heerschappij. Er ontstond een machtsvacuüm.


Het zou een logische ontwikkeling zijn geweest, indien het landsbestuur van Oostergo nu meer macht had gekregen. Echter het tegendeel werd waar. Rond 1300 verloor het juist een deel van zijn invloed toen het in drie verschillende districten werd onderverdeeld. Deze districten waren: de Noordelijke Negen, de Zuidelijke Negen en Bornego.


Op hun beurt bestonden deze districten uit ‘delen’. Het district de Zuidelijke Negen bestond uit Leeuwarderadeel, Idaarderadeel en Tietjerksteradeel. Vertegenwoordigers van de delen hadden ziting in de districtsbesturen. Deze vertegenwoordigers heetten grietmannen. Grietman betekent letterlijk: hij die ‘groet’, namelijk in rechte aanspreekt, het recht vordert. Deze rechters werden door de plattelandsbewoners, op voorwaarde van een zeker grondbezit, gekozen.


Binnen de delen trokken deze grietmannen op plaatselijk niveau de macht sterk naar.


 


Grietmannen en mederechters van Leeuwarderadeel


 


1314 Thitardus uit Marwert (bij Wirdum)


1342 Everard uit Teerns


1369 Rienk Unia uit Lekkum


1392 Siurd Menningha uit Swichum


1402 Keimpe Jellingha; mederechters: Gerlif Harmanus, Mamma Andela, Wika Ennama, Hanna Feckama, Abba


Abbingha, Sika Gheringa


1406 Hoecka Mynnema; mederechters: Sywerd Wyarda, Hynka Thadingha, Syard upper Wasa, Jayka Jellaman


1413 Kempo Tellijngha uit Britsum; mederechters: Ducko Duckama, Sijcko Hettama, Aijleko Jowsma


1432 Taka Asghama uit Huizum; mederechters: Campa Abbama en Asgha


De Leppa


 


In de 14de eeuw voorzagen grietmannen die woonden in Rinsumageest, Giekerk, Grouw, Teerns, Blija en Anjum de bewoners van het ‘Nieuwlandvan Oostergo’ van een rechterlijke organisatie. Het origineel van deze overeenkomst is er niet meer. Een kopie bevindt zich in de collectie van de 17de eeuwse geleerde Junius te Oxford. Opmerkelijk is, dat de grietman van Leeuwarderadeel te Teerns woonde.


Uit het stuk komt een beeld van samenwerking tussen Leeuwarderadeel, Tietjerksteradeel en Idaarderadeel naar voren. Samen met het latere ontstane Smallingerland vormden ze ‘de Leppa’. Het Leppa-verbond kunnen we in verband brengen met de Leppadijk, die rond 1200 is aangelegd tussen Oud-Beets en Irnsum, waar ze aansloot op de dijken van de Middelzee. De Leppadijk moest het water uit het zuitwesten keren. Maar de Leppa deed meer.


Over de Leppa vernemen we verder in 1392 in verband met de opkomst van Leeuwarden. Leeuwarden wordt dan gemachtigd om ‘voor eeuwig’ over ‘hoofd en hals’ recht te spreken en kreeg het monoplie op alle straffen.


De Leppa sloot in 1453 met de dorpen Oostermeer, Suameer, Noordermeer en Eestrum een overeenkomst over de sluis in de Bergumerdam. Afgesproken werd dat de vier dorpen gebruik mochten maken van de sluis die tenminste een diepte van ‘een half geladen schuit’ moest hebben. In 1482 is de sluis overgedragen aan de monniken van het Barraconvent te Bergum. De monniken moesten in de dam een nieuwe sluis van acht mansvoet breed maken en de oude slopen. Bovendien moesten ze alle reparaties terstond uitvoeren. De monniken kregen naast geld, visrecht.


Met Dantumadeel, Ferwerderadeel en Dongeradeel vormde de Leppa de kern van Oostergo. Dit algemene verband besloot in 1453 tot het houden van jaarmarkten. Hiervoor was een weg nodig van Dokkum en Leeuwarden naar Bergum. Elke grietenij moest dat deel van de aanleg betalen dat binnen haar grenzen lag.


In 1477 sloot het Leppa-verbond een overeenkomst met de stad Leeuwarden dat ‘voor eeuwig’ de gerechtigheid over de vier sluizen van Irnsum verkreeg. Een jaar later werkten de vier met Leeuwarden samen om een sluis in de Ee aan te laten leggen door de monniken van het klooster Klaarkamp.


Pas in 1488 was op een landdag van Ooster- en Westergo samen, Leeuwarderadeel voor het eerst afzonderlijk vertegenwoordigd.


---------------------------------------------------------------------------


Ocho siglos Leeuwarderadeel


(Publicado en ocasión del 750 aniversario de la ciudad en 1992 Leeuwarderadeel Texto: H. Hazelhoff)


Origen de Leeuwarderadelers


Los hallazgos arqueológicos tienen conexiones Leeuwarderadeel demostró las arenas de Drenthe. Por derivas de sequía y de la arena devastadoras causadas por la deforestación imprudente, la vida no habría llegado a ser demasiado difícil. Por otra parte, la población habría aumentado. La migración a través de los ríos como Boorne la Aa, Hunze, era evidente, sobre todo cuando no había estructuras de poder que podrían dar. Dirigir el proceso de migración También habrá sido posible `verano que recorre a lo largo del borde del valle y llegar a la arcilla. Bromas en las cuencas hidrográficas de edad Este proyecto está fechado en el año 600 aC a la


Incluir en el Leeuwarderadeel actual eran correctas cuando, después de una caída en el nivel del mar, extensas marismas disponibles para el pastoreo. Probablemente Leeuwarderadeel utilizado por primera vez para la residencia de verano, donde parte de la población de las llanuras arenosas con rebaños de ganado fue a las salinas. En el otoño, antes de las tormentas y las inundaciones asociadas obstaculizado la estancia, nos fuimos a sus asentamientos en la parte posterior de arena. Cuando el mar se retiró y las inundaciones cada vez menos frecuentes y un pequeño aumento en el lugar en casa fue suficiente para asegurarse de que no sufrió la temporada de pastoreo en los pantanos de sal podría extenderse. Entonces podría haber experimentaron con la producción de cultivos extensivos anuales. En un momento, el tiempo estaba maduro para una colonización masiva.


Influencia del mar


Y el mar entregó Leeuwarderadeel inundada periódicamente. Esta es una característica de las marismas. El Bredyk es otro ejemplo de un viejo lobo de mar, tales pantano. Los pantanos se cruza por un sistema ramificado de los cursos de agua. Cuando estos arroyos que culminaron mar que eran los más grandes y más amplias terraplenes. Antes de que hubiera diques, estaba claro que la gente tenía que vivir. Elevado a alturas Sin embargo, los primeros Leeuwarderadelers vivían en la tierra plana pantano. Montículos no se plantearon desde el siglo segundo. En un principio, el concepto de "montículo" es sinónimo de pueblo. Más tarde en la identificación de la joroba.


Entre unos 300 y 600 del nivel del mar fueron en aumento. El agua de mar entrante continuó durante este período en la sal de las cuencas de los pantanos de barro pesado cortado.


Un período posterior siguió antes del año 1000. Varios pueblos vinieron como resultado, en medio de una mentira kwelderrug suelo más ligero. Estos Fennen se utiliza principalmente para el pastoreo. Las zonas bajas de corte de arcilla se utilizaron como heno. Los prados, a veces rechazados o mieden mencionados eran de uso común. Desde la marisma heno habí;a muchos caminos sin salida en el mieden.


Durante todo el tiempo montículos constantemente montículos fueron construidos y edad incrementa. Creció en la costa siempre nuevos y más altos diques para opslibbende. El acuerdo fue por lo tanto un poco de cambio: montículos antiguos fueron abandonados en favor de nuevas sucursales en las marismas.


El nombre Middelzee primero fue utilizado alrededor de 1500. Esta entrada ya actuó en el siglo octavo, cuando la separación entre Oostergo y Westergo. Este y Westergo juntos forman una de las tres partes en que se dividen las regiones de Frisia y confeccionados a partir del siglo 11, que forma parte de un solo condado. Con Go por cierto una región sin fronteras fijas probablemente estaba destinado. También es posible que con Go también es el área de una iglesia madre se indicó.


Grupos asentamientos alrededor de 1000


Parece poco probable que cualquier acuerdo podría ser autosuficiente. Un grupo de asentamientos podría hacer eso, si se hicieron, que podían producir necesarios para la subsistencia diaria. Todos los productos como Estas unidades pueden ser reconstruidos. Sobre la base del curso de cursos de agua y los límites del pueblo Estos eran grupos muy pequeños con una función económica


Grupo Feinsum / Hijum. Esta es, probablemente, una rama del grupo Stiens. El Lago Hijumervaart y Hallumer y la Finkumervaart salen en el Old Lake en el monasterio de Belén. La frontera con el grupo Stiens caminaba por la Wurge.


Grupo Stiens. Esta es, probablemente, una rama del grupo de Leeuwarden. Éstos incluyeron junto Stiens también Britsum y Cornmum. El Cornjumervaart fue la separación del grupo Leeuwarden.


Grupo de Leeuwarden. Éstos incluyeron Jelsum, Ventana Buren y Bilgaard.


La vida cotidiana


Las casas fueron construidas como refugio para personas y animales. Todo estaba cubierto con una capucha. Se hicieron vigas vigas de bastante pesados, que consta de dos soportes verticales unidas por un travesaño. Los mensajes fueron excavados en el suelo. El techo corría por las paredes bajas y descansó en los postes fuera de la pared. Esto era necesario con el fin de proteger contra la intemperie. Pared de la trenza cubierto con arcilla La anchura interior era de unos 6 pies. La longitud puede variar de acuerdo con el principio de acordeón.


El salón estaba en línea dos cerchas largas. En el centro se encuentra un incendio. A continuación, se hierve y se cuece al horno. A lo largo de las paredes fueron hechas probablemente sofás.


El funcionamiento del país consistió principalmente de la ruptura con un ARD. Una tijera en forma de flecha fueron golpeados con las quillas fijas y en el fondo en un pesado bloque de madera. El conjunto se retiró por bueyes.


Una cubeta crecido, trigo enano, cebada, avena, mijo, lino y duiveboon-placer.


La cosecha se almacena en galpones, que fueron colocados sobre pilotes. Por lo tanto, el contenido se mantuvo seco y se evitó el daño de plagas.


Originalmente fue la principal vaca mascota. Más tarde, en tiempos de los romanos llegaron aquí el caballo, cabra, cerdo, perro y gato, pollo y gallina por.


De la subsistencia a la economía de mercado


La economía, tal como existía en el 1100 Leeuwarderadeel era la economía de mercado de un granjero, que ya había sustituido a la economía campesina de subsistencia para 1000. En una economía de subsistencia campesina mayoría de las mercancías son a su vez consumidos por los productores y el comercio de estos productos se rige por un grupo de nobles unidos por lazos familiares. Al regalar bienes o participar en las relaciones políticas y los contactos son creados o mantenidos. Una economía de subsistencia es un sistema integral socio-económico y político cultural.


Una economía de mercado es una economía en contraste con la mayoría de la distribución de los productos no está determinada por el contacto social y los motivos políticos, en primera instancia, sino más bien los recitales son dictadas por la oferta y la demanda. Comercio Justo significa intercambio de bienes presentes entre los vendedores y compradores individuales individuales en momentos y lugares fijos determinados. Esto es para proteger el mercado y los visitantes un gobierno es necesario.


Comercio Justo también significa que la iniciativa corresponde a los comerciantes independientes y que el gobierno ya no redistribuye todos los productos suministrados. Los comerciantes están sujetas al impuesto y con sujeción a las leyes. Debemos darnos cuenta de que esta economía de mercado a los agricultores no producen principalmente para el mercado en cuanto a caso días.


El comercio entre los asentamientos


No sólo las diferentes condiciones para la agricultura de pueblo en pueblo, las posibilidades para la caza y la pesca fueron mixtos, mientras que al mismo tiempo puede variar. Vegetación natural sobre una cierta distancia Esto será muy probablemente en un cierto grado de especialización en la industria alimentaria y se han traducido. En cada asentamiento separado o de lo contrario será intercambiado algo más grande en relación a algunos de los asentamientos cercanos de otros productos.


El comercio entre las regiones


Onbedijkt humedales en general es mucho más adecuado para el ganado o cultivo. Esto creó un excedente de productos de la ganadería y la escasez de grano. Los cueros, ganado y peces estaban tan cotizaban a la cerámica y el grano. Incluso antes de la Edad Media en la sal costera producida, que sirvió como el placer o conservante. Porque habrá crecido para incluir todas las casas y ventanas del edificio en el entorno predominantemente salina apenas suficientes árboles se introducirán desde el inicio de la madera. Los desarrollos técnicos bevolkingsaanwassen desde el siglo 11, por ejemplo, en la gestión del agua, la demanda de madera siga aumentando. También el hierro debe ser introducido. En las fuentes históricas se refieren también, aunque, las importaciones de granos pequeños. Edificio de la iglesia toba se encuentra en las montañas de Eiffel. Piedra suave, ligero y volcánica, es necesario, Así que este comercio era todo más bien escaso.


El comercio a larga distancia


Conexiones de agua han sido de gran importancia en la Europa prehistórica. Eso debe haber habido contactos comerciales entre Leeuwarderadeel e Inglaterra ilustradas por el sistema monetario Inglés como se indica en el registro de la multa Leeuwarderadeel. Los hallazgos arqueológicos, como 'platos' anglosajones de los siglos quinto y sexto, se han hecho a gran escala y han demostrado que la relación. El colgante de oro alrededor de alrededor de 625 a Cornjum encontrado, indicando las importaciones procedentes de Kent, Inglaterra. Zonas costeras pobladas a lo largo del Mar del Norte fueron al extranjero con los demás. El comercio a larga distancia era principalmente que ver con los artículos de lujo: Vino de Francia, pieles, miel y cera de Escandinavia cerámica de la región del Rin y el estaño y el plomo de Inglaterra y, no menos importante, los productos orientales, como las especias, joyas y la seda, a través de la ríos de Rusia y el Mar Báltico.


La primera mención de Leeuwarderadeel


Leeuwarderadeel es viejo, muy viejo e incluso mayores de los historiadores hasta hace poco podía tomar. Por lo tanto, se pensó para designar la fecha del documento más antiguo en el que ocurre el nombre Leeuwarderadeel. El año 1242 Este hecho resulta ser obsoleta. Leeuwarderadeel es probablemente cerca de 150 años de antigüedad.


A través de fuentes legales Leeuwarderadeel edad se puede determinar con precisión. El nombre ocurre en los registros finas del siglo 13, el marco de tiempo 1212-1270. Esta Bota jn parte tha tho Lyowerd forman parte del grabado conocida de encargo como "Skeltarjocht. El historiador legal N. Algra ha asegurado que "Skeltarjocht 'una historia de por lo menos 175 años, y se había inspirado en la' ley espiritual católica Seendrjocht '. Esta vez le permitió comenzar la custodia del obispo de Utrecht, Frisia y al final en la mitad del siglo 13, algunos años después de la muerte del conde Guillermo II de Holanda (1257).


Aunque los registros finas se remontan a la última fase del desarrollo de la "Skeltarjocht 'Algra cree que se trata de reformas y adaptaciones de la jurisprudencia de los viejos tiempos. Sobre la base de estos textos aparecen en una frana, el representante del obispo de Utrecht, que cree que esta bien la primera vez tiene que venir, porque el período de la administración episcopal 1086-1165. No se descarta que incluso mayores jurisprudencia en Skeltarjocht incluido.


Los diques más antiguos


El dique Fría Burch-Hege `` Hearrewei es el más antiguo conocido por nosotros, que marca el agua Leeuwarderadeel. Ellos ya existían en el siglo 12. El monasterio fue Mariëngaarde esto. El nombre "Hege" indica que recurrió este camino a lo largo de la tierra alta. Cerró los diques marítimos en Dongeradelen y el medio malecón Fría Burch sobre Leeuwarden (= Bredyk / dique de ancho) y Tsiezerbuorren a friens. El 'Empty' Hearrewei no era más que una carretera de enlace entre los montículos de las aldeas.


La base de la presa fue el alto kwelderrug Fría Burch-Hallumer Corner Ferwerd. El final estaba cerca Fría Burch-Stienzer Hegebuorren (joya kad.. Hijum, Sección B, No. 2326). En los años cincuenta aquí una cirugía de un doctor y un molino de pie en medio de un streekje. También fue el Koudenburchsbrège. Eso Hege Hearrewei ha caminado más allá de un vertedero de más edad es seguro, pero esto no siempre es visto con mayor claridad, y ciertamente no entre Stiens y Feinsum donde el dique como una conexión entre el Stienzer Hegebuorren-Jukema-Mellinga y Holdinga será. Construido Entre Stiens y Jukema ha situado un dique de más edad y entre Jukema y Mellinga Holdinga capas y pantanos de sal.


Entre Feinsum y Mariëngaarderbrug sobre Hijumervaart era un dique que estaba conectado con el montículo de Mariëngaarderklooster. Al este de este dique contra Hijum tener aumenta con casas ubicadas allí: Nijenhûs. En el puente sobre el Zorzal profundo en Old Leije ex Leistersyl bynten del '12 era largo y 12 FOET wiid. Este bloqueo ha sido Sealock a 1505, entonces él estaba dentro de la cerradura. Sur de Cold Burch fue una inundación que hacía juego con los montículos de Leeuwarden. A la altura de la carretera existente para Britsum, cerca del antiguo Lettinga, el Lettingasyl (bloqueo de mar) habría mentido, y entre Cornjum y Jelsum la Buorsyl.


Necesita el tráfico a través de la tierra han promovido fuertemente la construcción del dique. Leeuwarden, por ejemplo, se reunió con el tráfico marítimo del país en el terraplén de la Ee.


Dykes es posterior


El Godijk corre al oeste de la Hege Hearrewei y más joven, siglo 12 o 13, pero es más importante que el primero. La conexión del sur es una vez más en el Cold Burch, para estar en la esquina Mounewei / Bredyk exactamente. Después de la lanza dique Mounewei sobre Skilwei a través de la "Long Trije 'al Wei Blanco. Ella continúa a Alddyk Balkein, junto Hijumervaart través Sylsterdyk.


Puede ser que se mantuvieron los pueblos Stiens, Feinsum y Hijum su propio pedazo Godijk. Adoptado


Las Partes Inga Dijk, un mar antiguo pólder del dique, se pueden fechar a alrededor de 1280, la Dyk Hege con la casa de los Lores del caso, en torno a 1300 y Skredyk (Skrede = verparten) en alrededor de 1360. 'S Godijk a su vez sirvió de base para la nueva diques de polders: Stienzer Hegedyk (1350-1400), el Slachdyk la Leisterdyk. De esta manera surgió la Stienzer y la Finkumerpolder.


Límites Grietenij y aldeas


Los límites grietenij y aldeas están ya más o menos existían. 1100 Esto coincidió con las condiciones naturales en las corrientes de drenaje paisaje se desarrolló entre el interior del país en el este hasta la costa en el oeste.


Así corrió Vliet a través del centro de la ciudad de Leeuwarden. El Cornjumervaart culminó en el norte de Jelsum Middelzee cabo. Norte fue Jousen entre Cornjum y Britsum en el Uilemeer y continuó en el Stiens experimentando. El Wurge entre Stiens y Feinsum coincidió con parte de los grietenijgrens. Aquí, de nuevo al norte de, corrió el Antiguo Lago entre el antiguo convento de Belén en el Finkumervaart.


Cuatro grandes grupos


En el siglo 13 hubo cuatro grupos principales Leeuwarderadeel:


reinos locales (hoofdelingen)


la grietmannen,


el centro de Leeuwarden urbana emergente


la iglesia.


Los principales hombres llegaron a los ricos. Teniendo en cuenta que previamente reinos locales han ejercido tanto poder, es difícil exactamente cuándo ocurrió hoofdelingen cabo. Para su extensa tierra que tradicionalmente derivan efectos jurídicos, un poder con una acción más idiosincrásico, es decir la construcción de una casa de piedra, las progestinas, y exhibición de poder se expandió.


Individual había hoofdelingen especialmente a nivel local tanto poder. Se legalizaron su posición por medio de cumpliendo el cargo de jefe de distrito.


La posición de Leeuwarden se convirtió poco a poco más fuerte. La población vivió inicialmente en 'Nijehove-sur ". Cuando este montículo no podría ser más extensa, fue, después de todo, rodeado de agua, es Nijehove norte integrado. El tercer montículo es cementerio Oudekerk-and-montículo, Oldehove. La población, que consiste principalmente de los comerciantes y artesanos, y algunos agricultores, se centró en los montículos de comercio. Comercio y envío vinieron juntos, había un mercado de transbordo y la llevó a cabo. En Leeuwarden, una estructura socio-económica más compleja. Arose


Los gobiernos de la iglesia y de los países han tratado repetidamente de contener. Alimentar el grietmannen


Períodos con autoridad señorial (más Leeuwarderadeel)


. 1 1038 - 1086 período Bruns de Schleswig; el conde de Holanda reinar en su nombre


. 2 1086 - 1165 período Episcopal; el mundo y los directores espirituales en una unificado


3 1165 -. 1196 obispo y el conde tablas juntas usando un recuento de transmisión


4 1196 -. 1203 Guillermo I, Conde de Wester Lauwers Friesland


5 1204 -. 1212 obispo y el conde tablas juntas usando Un recuento bajo


6 1212 -. 1270, el conde de Holanda reina sola


7. Desde 1270 poco o nada de influencia de un caballero rural


Surgimiento de grietmannen


 


Alrededor de 1250 el poder Oostergo del conde fue tan claramente disminuido en influencia, que se puede hablar de una efectiva libertad de la dominación señorial. Había un vacío de poder.


Hubiera sido un desarrollo lógico, si la junta de la tierra Oostergo ahora había conseguido el poder. Sin embargo, lo contrario era cierto. Alrededor de 1300 acaba de perder algunos de sus efectos cuando se dividió. En tres distritos Estos distritos fueron: Nueve Norte, Nueve y Sur Bornego.


A su vez, estos distritos consistieron en "Compartir". The Nine Distrito Sur consistió Leeuwarderadeel, Idaarderadeel y Tietjerksteradeel. Los representantes de las partes habían Ziting las administraciones de distrito. Estos representantes fueron llamados grietmannen. Grietman significa literalmente que "saludo", que apela a los tribunales, la ley avanza. Estos jueces fueron sujetos a un determinado terreno, elegido por la gente del campo.


Dentro de las secciones sacó este grietmannen localmente potencia fuertemente.


 


Griet Hombres y colegas jueces Leeuwarderadeel


 


1314 Thitardus de Marwert (en Wirdum)


1342 Everard de Teerns


1369 Rienk Unia de Lekkum


1392 Siurd Menningha de Swichum


1402 Keimpe Jellingha; otros jueces: Gerlif Harmanus, mamá Andela, Wika Ennama, Hanna Feckama, Abba


Abbingha, Sika Gheringa


1406 Hoecka Mynnema; otros jueces: Sywerd Wyarda, Hynka Thadingha, Syard superior Wasa, Jayka Jellaman


1413 Kempo Tellijngha de Britsum; otros jueces: Ducko Duckama, Sijcko Hettama, Aijleko Jowsma


1432 Taka Asghama de Huizum; otros jueces: Campa Abbama y Asgha


El Leppa


 


En el grietmannen vida del siglo 14 en Rinsumageest, Giekerk, Grou, Teerns, Blija Anjum y los habitantes de la 'Nieuwlandvan Oostergo "de un sistema judicial. Previeron El original del presente Acuerdo ya no está allí. Una copia está en la colección del erudito del siglo 17 Junius Oxford. Sorprendentemente, el jefe de distrito de Leeuwarderadeel vivió en Teerns.


De la pieza es un cuadro de la cooperación entre Leeuwarderadeel, Tietjerksteradeel y Idaarderadeel adelante. Junto con el Smallingerland tarde resultante se formaron "el Leppa. El pacto Leppa podemos asociar con el Leppadijk, que fue construido alrededor de 1200 entre Oud-Remolacha y Irnsum, donde se unió a los terraplenes de la Middle Sea. El Leppadijk tuvo que cerrar el agua del zuitwesten. Pero Leppa hizo más.


Acerca Leppa aprendemos más en 1392 en relación con el aumento de Leeuwarden. Leeuwarden es entonces autorizado a 'siempre' en la derecha 'de cabeza y cuello "para hablar y consiguió el monoplie todos los castigos.


El Leppa cerró en 1453 con los pueblos Oostermeer, Suameer, Noordermeer Eestrum y un acuerdo sobre el bloqueo en el Bergumerdam. Se acordó que las cuatro aldeas estaban haciendo el bloqueo, al menos, debería tener. Depths of 'barcaza medio cargado' uso En 1482, la esclusa transferida a los monjes del convento de Barra en Bergum. Los monjes tenían una nueva cerradura en la presa de ocho pies de ancho y hombres hacen las viejas fundas de almohada. Además, fueron de inmediato todas las reparaciones. Los monjes fueron, además de dinero, cuota.


Con Dantumadeel, Ferwerderadeel y Dongeradeel la Leppa formó el núcleo de Oostergo. Este contexto general, decidió en 1453 celebrar ferias. Para ello, se necesitaba una manera de Dokkum y Leeuwarden a Bergum. Cada grietenij tuvo que pagar parte de la construcción que se encontraba dentro de sus fronteras.


En 1477 el pacto Leppa entró en un acuerdo con la ciudad de Leeuwarden que la justicia "para siempre" en las cuatro cerraduras de Irnsum obtuvo. Un año más tarde, los cuatro trabajaron juntos en Leeuwarden a bajar por los monjes del monasterio Klaarkamp. Bloqueo en uno de los Ee


Sólo en 1488 se encontraba en un mitin del Este y Westergo juntos Leeuwarderadeel representada por separado por primera vez.


 


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


 https://pure.knaw.nl/ws/portalfiles/portal/486674/consolidatie.pdf
 


 


demkunde, archeologie en historische geografie98 geleverde gegevens in het onderzoek betrekken. Naast een band met de grafelijkheid, legitimatie door de gemeente en vetevoering komen dan ook andere factoren in het zicht die een constitutieve betekenis voor de hoofdelingenheerschappij gehad lijken te hebben. Waltahuis bijvoorbeeld ligt niet alleen zeer strategisch aan de doorgaande vaarroute naar Bolsward, maar het Waltaland blijkt bovendier met het geestelijk goed van Tjerkwerd één naar buiten afgerond vierkant blo~
te vormen.99 Een dergelijke naburigheid van hoofdeling en kerk, een bekenè verschijnsel in Friesland,loo kan op verschillende manieren tot stand geko· men zijn: bij jonge kerken kan het initiatief tot de stichting van de voorzater van de hoofdeling zijn uitgegaan, bij oude kunnen zij zich in het bezit var oud kerkegoed hebben gesteld. In beide gevallen is de nabijheid van stins er kerk een indicatie dat de betreffende machtspositie een zekere ouderdorr heeft. lOl Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de talrijke stinswieren waannee het kleigebied van Friesland gestoffeerd was, en die hierboven a: werden genoemd. 102


 


stocratie in de middeleeuwen', Tijdschrift voor Geschiedenis 93 (1980) p. 357-376, aldaar p. 372, dat onderzoek naar aatmiddeleeuwse eigendomsverhoudingen - een veel tijd vergend bedrijf - in re~ trospectief nieuw licht op de positie van de middeleeuwse adel kan werpen. Onze prekadastrale atlas (PKAF) dient mede dit doel.
99 PKAF, dl. Wûnseradiel (in voorbereiding).
100 Zie bijv. A. Salomon, Geschichte des Harlingerlandes bis 1600 (Aurich 1965) p, 136; DJ. van der Meer, 'Oldehuys en Nyehuys to Bears', GiS (1970) p. 31; Ne Hl, p. 117. In onze atlassen PKAF IV, p. 38, en VI, p. 26, waarschuwden wij ervoor de adellijke machtspositie niet te lichtvaardig altijd als primair te zien; ir: het hierna uitgewerkte voorbeeld lijkt de kerk van Sexbierurn bijv. primair er Liauckemahuis secundair, terwijl de St. Joriskerk van Oosterbierum daarentegen
omgekeerd een fundatie lijkt van de rechtsvoorgangers van de Hibbema's; zie ook hierna, noot 300. In ander verband kom ik op deze problematiek terug.
101 Ook de bezitsreconstructie van adellijk en kloostergoed wijst soms op een mogelijk hogere ouderdom van adellijke machtsposities, dan uit de schriftelijke bronnen alleen blijkt (zie ook het geval Siuxma in Waaxens, noot 68). Vanwege de nabijheid van het Cisterciënzerinnenklooster Aula Dei of Nijeklooster (dat in 1233
op het goed van 'frater Ulbodus', een convers van Bloemkamp of Oldeklooster,werd gesticht) en Albadastate op Speers op de grens van Gauw en Goënga (GPCV I, p. 471-472 (1427); Schotanus, Uitbeeldinge) zijn de Albada's wel met Ulbodus van Nijeklooster in verband gebracht; zo door J.A. Mol, in T. Santema, Skiednis fan Skearnegoutum (Oosterend 1991) p. 140. Met deze hypothese van
Mol strookt merkwaardigerwijs de late (en waarschijnlijk onbetrouwbare) traditie in de eigenerfde familie Bruynsma van Ypecolsga dat hun stamvader Bocke Hepkes (ca. 1559) een 'pronepos' was van Rienck Bockerna, wiens verwanten behalve Thabor ook Oldeklooster gesticht zouden hebben: M. Schoengen, in: Archiej
Geschiedenis Aartsbisdom Utrecht 29 (1903) p. 155-156, noot 7; H. Aukes, Katholieke Friese geslachten, Frisia catholica 3 (Groningen 1941) p. 52. Ulbodus zou dan een verwant van Rienck Bockeina zijn geweest, die we hierboven inderdaad leerden kennen als een verwant van Sicke AlbadaJ
102 Op het hornleger van de stins van de Sickinga's in Goënga, die hierboven al werden genoemd, lag in 1718 bijvoorbeeld nog een stinswier, RAF, HvF, EEEI, f. 501v; PKAF, dl. Wymbritseradiel (in voorbereiding); Schotanus, Uitbeeldinge.
Ook de genoemde Camminga's van Cambuur en Popma's van Terschelling bezaten stinzen op stinswieren.


 


Als voorbeelden zijn naast de ook al eerder te traceren Camminga's van Leeuwarden - die reeds ter sprake kwamen75 -, te noemen de Walta's van Tjerkwerd,76 de Sickinga's en Albada's uit Goënga,de Popma's van Terschelling,77 de Juwsma's en Tjaarda's van Rinsumageest,78 en de Liauckema's van Sexbierurn; ook de in de vijftiende eeuw minder op de voorgrond tredende Hoppers in Staveren79 en Reynalda's van Oppenhuizen80 hadden in de veertiende eeuw al een relatie met de Hollandse graaf. Albrecht van Beieren zocht in 1398 zijn bondgenoten dan ook niet onder nouveaux riches, maar deed een beroep op oude adellijke families, die generaties eerder ook al aan de grafelijke kant stonden.
Om een inzicht te krijgen in de aard van de continuïteit van de machtspositie van deze families kan de goed gedocumenteerde positie van de Walta's en Sickinga's als voorbeeld dienen ter gedachtenbepaling, Hun nakomelingen zouden in de vijftiende eeuw de stadshoofdelingen van Bolsward en Sneek leveren. Hun geschiedenis illustreert hoe continue machtsposities door de
eeuwen heen wisselend werden ingevuld en gelegitimeerd, De Walta's van Tjerkwerd treden voor het eerst voor het voetlicht als in 1331 Waltitus van Kercwaerd - zoals bij de Camminga's en Ethelgera's komen ook hier vooren familienamen nog overeen - samen met zijn broer Here van Kercwaerd een aantal paarden aan Utrechtse burgers ontrooft. 81 Zij werden door de bisschop gestraft met een interdict over de parochie Tjerkwerd. Als zonen of verwanten van Waltit zullen we Eppo en Tako van Walten uit Tjerkwerd mogen beschouwen, die in hetzelfde jaar het oostelijk schoutambt van Bolsward van de graaf verkregen, zoals hun ouders dat hadden bezeten. 82 De machtspositie van deze familie werd door de politieke veranderingen, zoals het
wegvallen van het grafelijk gezag in de veertiende eeuw, blijkbaar niet aangetast: in 1374 trad namelijk een Aggha Walte van Kerkwer op als grietman van Wonseradee1.83 Toen een generatie later het tij opnieuw leek te keren ten gunste van de Hollandse graaf, was er wederom een Walta, die zijn gezag door de graaf liet legitimeren: Tjerk Walta werd in 1399 beleend met de ambachtsheerlijkheid van (o.a.) Tjerkwerd; bovendien werd hij tot ridder geslagen en tot grafelijk baljnw van Wonseradeel, Workum en Hindelopen benoemd.84 In de vijftiende eeuw, toen een landsheerlijk gezag weer ontbrak,
behielden de Walta's hun vooraanstaande positie: de familie Hottinga alias Juwinga alias Walta - in vrouwelijke lijn van Tjerk afstammend - oefende toen de heerschappij over Bolsward en Tjerkwerd uit.85 Niet alleen de machtspositie, ook de wijze van machtsuitoefening was bij alle politieke wisselingen weinig aan verandering onderhevig. Tjerk Walta misbruikte in 1494 de strategische ligging van zijn stins Waltahuis in Tjerkwerd aan de doorgaande vaarroute van Staveren en Workum naar Bolsward, zoals vijf (?) generaties eerder zijn voorvader Waltit dat deed, toen hij Keulse burgers die langs Tjerkwerd voeren ten onrechte van valsemunterij beschuldigde; 'ende - want hy grietman van Wonseradeel was - soe nam hy huer wel by tuaeleff hondert golden guldens, ende liet se doe voort an reysen' .86
Een vergelijkbare achtergrond als de Walta's hadden de hoofdelingen van
 
, te noemen de Walta's van Tjerkwerd,76 de Sickinga's en Albada's uit Goënga,de Popma's van Terschelling,77
 
76 Bovengenoemde Pier Walta van Bozum (zie noot 3) stamde in vrouwelijke lijn uit een zijtak van deze familie. De precieze filiatie - waarschijnlijk in het begin van de 15de eeuw - van deze Walta's (van Schraard) uit die van Tjerkwerd is onbekend, maar hun wapen houdt de herinnering eraan vast.
77 Zij worden sinds het begin van de 14de eeuw genoemd als schouten van de heerlijkheid Terschelling, een Hollands leen; in de 15de eeuw gingen zij zich feitelijk als heren van het eiland gedragen,
78 Hessel (Juwsma) van Rinsumageest werd op 8 april 1399 beleend met de ambachtsheerlijkheid van Driesum: G. Colmjon, Register van oorkonden die in het Charterboek van Friesland ontbreken tot het jaar 1400 (Leeuwarden 1884) nr. 442. Zijn stins stond zo dicht bij Tjaardastate in Rinsumageest, 'datse tot [de] ander met een haeck mochten schieten': Worp van Thabor, Kronyk van Friesland,
J.G. Ottema ed. (Leeuwarden 1847-1871) IV, p. 111-112. Tjaarda's en Juwsma's zegelden met hetzelfde wapen: een adelaar met een borstschild met een leeuw; alleen de kleuren verschilden, RAF, fotocollectie zegels; H. Wenmng, in: Jaar boekje van den Frieschen Adel 2 (1884) p. 90-91; UvB, f. 52v, 61r. Blijkens een rijk bewerkte grafzerk van 1341 uit Rinsumageest hadden ene Athigard en Hacira
o.a. een zoon Hesselius en een zoon Sidachus (= Syds). In combinatie met de wapenovereenkomst en de nabijheid van de stinzen maken deze namen het zeer waarschijnlijk dat deze zonen van Athigard de stamvaders van de Juwsma's en Tjaarda's waren. In de late 15de eeuw zou Juwsmagoed weer opgaan in Tjaardastate: NO 111, p. 134, 139, Vergelijk ook het testament van bovengen 


 ------- 


  incluir demics, arqueología y geografía histórica98 en la investigación. Además del vínculo con el estatus del conde, la legitimación de la congregación y la conducción de la ceremonia, también pasan a primer plano otros factores que parecen haber tenido un significado constitutivo para el gobierno de los jefes. Waltahuis, por ejemplo, no solo está muy estratégicamente ubicado en la ruta de envío principal a Bolsward, sino que Waltaland parece ser el animal superior con el bien espiritual de Tjerkwerd siendo un cuadrado redondeado hacia afuera.
99 Tal proximidad entre la cabeza y la iglesia, un fenómeno bien conocido en Frisia, puede haberse producido de varias maneras: en el caso de las iglesias jóvenes, la iniciativa para la fundación de la cabeza de la cabeza puede haber venido del tomó posesión de los antiguos bienes de la iglesia. En ambos casos, la proximidad de la iglesia es una indicación de que la posición de poder en cuestión tiene cierta filiación. 10 Lo mismo se aplica, mutatis mutandis, a las numerosas algas stins en las que se tapizó la zona arcillosa de Frisia, a las que se hizo referencia anteriormente como :. 102


 


 estocracia en la Edad Media ', Journal of History 93 (1980) p. 357-376, allí p. 372, que la investigación sobre las relaciones de propiedad de la antigua Edad Media, un negocio que requiere mucho tiempo, puede arrojar nueva luz retrospectivamente sobre la posición de la nobleza medieval. Nuestro atlas pre-catastral (PKAF) también sirve para este propósito.
99 PKAF, vol. Wûnseradiel (en preparación).
100 Ver, por ejemplo, A. Salomon, Geschichte des Harlingerlandes bis 1600 (Aurich 1965) p, 136; DJ. van der Meer, 'Oldehuys y Nyehuys to Bears', GiS (1970) p. 31; Ne HI, pág. 117. En nuestros atlas PKAF IV, p. 38, y VI, pág. 26, advertimos contra siempre ver la noble posición de poder con demasiada ligereza como primaria; ir: en el ejemplo elaborado a continuación, la iglesia de Sexbierurn, por ejemplo, parece ser principalmente secundaria y Liauckemahuis, mientras que St. Joriskerk de Oosterbierum, por otro lado,
a la inversa, parece ser la base de los predecesores legales de la Hibbema; ver también más abajo, nota 300. Volveré a este problema en un contexto diferente.
101 La reconstrucción de posesiones de propiedad noble y monástica también apunta a veces a una edad posiblemente más alta de posiciones dominantes nobles de lo que se desprende de las fuentes escritas solamente (ver también el caso de Siuxma en Waaxens, nota 68). Debido a la proximidad del monasterio cisterciense Aula Dei o Nijeklooster (que fue construido en 1233
en la finca del 'Hermano Ulbodus', se fundó un convers de Bloemkamp u Oldeklooster) y Albadastate on Speers en la frontera de Gauw y Goënga (GPCV I, p. 471-472 (1427); Schotanus, Uitbeelde) son los Albadas se ha asociado con Ulbodus van Nijeklooster; como por J.A. Mol, en T. Santema, Skiednis fan Skearnegoutum (Oosterend 1991) p. 140. Con esta hipótesis de
Mol es curiosamente consistente con la tradición tardía (y probablemente poco confiable) en la propia familia hereditaria Bruynsma de Ypecolsga de que su antepasado Bocke Hepkes (hacia 1559) era un 'pronepos' de Rienck Bockerna, cuyos parientes además de Thabor también habrían fundado Oldeklooster: M. Schoengen, en: Archiej
Historia de la Arquidiócesis de Utrecht 29 (1903) p. 155-156, nota 7; H. Aukes, familias católicas frisias, Frisia catholica 3 (Groningen 1941) p. 52. Ulbodus habría sido pariente de Rienck Bockeina, a quien llegamos a conocer anteriormente como pariente de Sicke AlbadaJ
102 Sobre el ejército de cuernos de los stins de Sickinga en Goënga, que ya se mencionaron anteriormente, en 1718, por ejemplo, había otro stinswier, RAF, HvF, EEEI, f. 501v; PKAF, vol. Wymbritseradiel (en preparación); Schotanus, imaginario.
El mencionado Cammingas van Cambuur y el van Terschelling de Popma también tenían stinzen on stinswieren.


 


Como ejemplos, además de las Cammingas de Leeuwarden - que ya se han comentado75 - que también se pueden rastrear antes75 -, las Van Tjerkwerd de Walta, 76 las Sickinga's y Albadas de Goënga, las Popmas de Terschelling, 77 las Van Rinsumageest de Juwsma y Tjaarda , 78 y los Liauckema de Sexbierurn; Los Hoppers en Staveren79 y el van Oppenhuizen80 de Reynalda, que fueron menos prominentes en el siglo XV, también tuvieron una relación con el conde holandés en el siglo XIV. En 1398, Alberto de Baviera no buscó a sus aliados entre las nuevas riquezas, sino que hizo un llamamiento a las antiguas familias nobles, que ya habían estado del lado del conde generaciones antes.
Con el fin de obtener una idea de la naturaleza de la continuidad de la posición de poder de estas familias, la posición bien documentada de los Walta y Sickingas puede servir como un ejemplo para determinar el pensamiento. Sus descendientes proporcionarían los jefes de las ciudades de Bolsward y Sickingas. Sneek en el siglo XV. Su historia ilustra cómo las posiciones continuas de poder pasaron a través del
fueron completados y legitimados a lo largo de los siglos, van Tjerkwerd de De Walta aparece por primera vez en el centro de atención como en 1331 Waltitus van Kercwaerd - como con los Cammingas y Ethelgeras, los apellidos todavía corresponden aquí - junto con su hermano Here van Kercwaerd varios caballos robados de ciudadanos de Utrecht. 81 Fueron castigados por el obispo con un interdicto sobre la parroquia Tjerkwerd. Como hijos o parientes de Waltit podemos considerar a Eppo y Tako van Walten de Tjerkwerd, quienes en el mismo año obtuvieron del conde al alguacil de la retaguardia oriental de Bolsward, como lo habían poseído sus padres. 82 La posición de poder de esta familia fue cambiada por cambios políticos como la
desaparición de la autoridad del conde en el siglo XIV, aparentemente intacta: en 1374 un Aggha Walte van Kerkwer actuó como grietman de Wonseradee1.83 Cuando una generación más tarde la marea pareció cambiar de nuevo a favor del conde holandés, hubo nuevamente un Walta, quien tuvo su autoridad legitimada por el conde: Tjerk Walta fue prestado en 1399 con la artesanía de (entre otros) Tjerkwerd; además, fue nombrado caballero y nombrado alguacil conde de Wonseradeel, Workum e Hindelopen.84 En el siglo XV, cuando nuevamente faltaba la autoridad del señorío,
Los Walta conservaron su posición destacada: la familia Hottinga alias Juwinga alias Walta - descendiente en línea femenina de Tjerk - luego ejerció dominio sobre Bolsward y Tjerkwerd.85 No solo la posición de poder, sino también la forma de ejercer el poder era de poca utilidad en todos los cambios políticos sujetos a cambios. En 1494, Tjerk Walta abusó de la ubicación estratégica de su Stins Waltahuis en Tjerkwerd en la ruta de envío principal de Staveren y Workum a Bolsward, como lo hizo su antepasado Waltit cinco (?) Generaciones antes, cuando cometió falsamente a los ciudadanos de Colonia que pasaban por Tjerkwerd a la falsificación. acusado; `` Y, como era grietman van Wonseradeel, tomó cientos de florines de oro y dejó que siguieran reysen ''. 86
Los jefes tenían antecedentes similares a los Walta
 
, que se llamarán los Walta de Tjerkwerd, 76 los Sickinga y Albada de Goënga, los Popma de Terschelling, 77
 
76 El Pier Walta van Bozum antes mencionado (ver nota 3) descendió en línea femenina de una rama lateral de esta familia. Se desconoce la filiación exacta, probablemente a principios del siglo XV, de estos Waltas (van Schraard) con el de Tjerkwerd, pero su escudo conserva su memoria.
77 Desde principios del siglo XIV se los menciona como alguaciles de la mansión de Terschelling, un feudo holandés; en el siglo XV empezaron a comportarse como señores de la isla,
78 Hessel (Juwsma) van Rinsumageest fue hipotecado el 8 de abril de 1399 con el dominio de Driesum: G. Colmjon, Registro de cartas que faltan en el Friesland Charterbook hasta el año 1400 (Leeuwarden 1884) n. ° 442. Sus stins eran tan cerca de Tjaardastate en Rinsumageest, 'datse hasta que [los] otros pudieron disparar con un haeck': Thabor roll, Kronyk de Frisia,
J.G. Ottema ed. (Leeuwarden 1847-1871) IV, pág. 111-112. Los de Tjaarda y Juwsma estampados con el mismo escudo de armas: un águila con un pectoral con un león; solo los colores diferían, RAF, sellos de colección de fotos; H. Wenmng, en: Jaarboekje van den Frieschen Adel 2 (1884) p. 90-91; UvB, f. 52v, 61r. Según una lápida ricamente decorada de 1341 de Rinsumageest, un Athigard y Hacira
incluyendo un hijo Hesselius y un hijo Sidachus (= Syds). En combinación con el acuerdo de armas y la proximidad de los stinzen, estos nombres hacen muy probable que estos hijos de Athigard fueran los progenitores de los Juwsma y Tjaarda. A finales del siglo XV, Juwsmagoed reaparecería en el estado de Tjaarda: NO 111, p. 134, 139, Compare también la voluntad de arriba


----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------  


 in de Poelen (115),


 


States in Friesland, 1622


Bron Encyclopedie van Friesland, 1958
Internetuitgave M.H.H. Engels, december 2012


Overzicht van de 'edele staten' (nobilium aedes) in 1622, volgens de kaart in Winsemius' Beschrijvinghe, welke voor een overzichtskaart het meest geschikt is, omdat ze alleen het belangrijkste aangeeft. De edele staten in de steden ontbreken. Verklaring (alfabetisch) Ab(b)inga (1, 149), Ade(e)len (84, 97), Aebinga (131), Aeminga (33), Aggema (65), Ailua (62,64, 156), Aisma (60, 105), Aita (7), Albada (40), Andringa (39), Bilgared ( = Taniaburg, 121), Blauhuys (57), Bolta (152), Bonga (67), Bontemans (96), Bootsma (2, 9), Botnia (36), Broersma (175), Buma (103), Burmania (127, 128, 141), Cam(m)inga (70), Camstra (10, 11, 89, 122), Clant (178), Dekama (50, 51, 52, 77, 184), Dockinga (113), Donia (55, 59, 108, 123, 161), Dotinga (118), Douma (14, 15, 17, 19, 132), Drinkuitsma (5), Ebinga (134), Eelsma (85), Eernsma (173), Eisinga (164), Eisma (179), Ekinga (74), Farnia (88), Feikema (181), Feitsma (98, 133), Fetse (Ter -, 111), Fockama (114, 165), Fockens (183), Ga(e)lema (27, 29, 110), Glins (56), Goslinga (136, 143, 168), Gralda (107), Groustins (106, 167), Haarda (86), Haitsma (63), Hania (49, 151), Haringxma (30, 38), Harmana (90), Heerma (102), Herama (76, 100), Heringa (45, 119), Herwey (157), Hessinga (91), Hettinga (20, 31), Hiddema (3, 66), Hiemstra (68, 166, 169), Hinnema (124), Holdinga (130, 171), Hoppers (26), Hottinga (75, 83), Hoxwier (47), Hoytema (32), Humalda (172), Idserda (187), Ipema (28), Jaersma (150), Jensma (180), Jeppema (138), Jongma (46), Jorum (73), Juckama (109, 129) , Jusma ( 8 ) , Kambuir (120), Kemminga (139), Kingma (99, 117), Krack (189), Lauta (92), Laxum (nu buurschap, 25), Leaukema (82), Lettinga (126), Lijcklama (18, 24, 186, Oost- 185), Martena (125), Meckema (176), Melckma (163), Mockema (159), Nieuhuis (80), Obbema (174), Oenema (16, 190), Offingahuisen (72), Oostersee (21), Osinga (61, 69, 112), Papinga (48), Piersma (3), in de Poelen (115), Popma (6), Rienckema (158), Rienstra (41), Roorda (13, 78, 147), Roordama (87), Ropta (170), Sassinga (53), Scheltema (142), Siaerda (37), Sickinga (135), Siercksma (154), Stania (146), Stegmans (182), Sterckenborch (160), Stinstra (155), Swartsenburg (104), Sytiema (137), Sijtsma (71), Tadema (177), Thatinga (44), Tiaerde (162), Tiebbes (188), Tjessens (81, 153), Unga (54), Unia (12, 140, 148), Vogel (95), Walia (34), Walta (42, 43), Waltinga (79), Willems (93, 94), Wisma (116), Wobbema (101), Wijaerda (4), Wijckel (22, 23, 58), Wijtsma (144, 145)


-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Haben Sie Ergänzungen, Korrekturen oder Fragen im Zusammenhang mit Taka Agghes Aesgema Asghama Eesgema Aggema AEsgema van Walta Walte Waltha , grietman Leeuwarderadeel 1432-1436,,,Woonde `in de Poelen' op Aesgemastate, later in bezit fam. Baerdt.,,Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er.,?
Der Autor dieser Publikation würde gerne von Ihnen hören!


Zeitbalken Taka Agghes Aesgema Asghama Eesgema Aggema AEsgema van Walta Walte Waltha , grietman Leeuwarderadeel 1432-1436,,,Woonde `in de Poelen' op Aesgemastate, later in bezit fam. Baerdt.,,Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er.,

  Diese Funktionalität ist Browsern mit aktivierten Javascript vorbehalten.
Klicken Sie auf den Namen für weitere Informationen. Verwendete Symbole: grootouders Großeltern   ouders Eltern   broers-zussen Geschwister   kinderen Kinder

Vorfahren (und Nachkommen) von Taka Agghes Aesgema Asghama Eesgema Aggema AEsgema van Walta Walte Waltha , grietman Leeuwarderadeel 1432-1436,,,Woonde `in de Poelen' op Aesgemastate, later in bezit fam. Baerdt.,,Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er.,

Taka Agghes Aesgema Asghama Eesgema Aggema AEsgema van Walta Walte Waltha , grietman Leeuwarderadeel 1432-1436,,,Woonde `in de Poelen' op Aesgemastate, later in bezit fam. Baerdt.,,Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er.,
1395-1436



Onbekend


Mit der Schnellsuche können Sie nach Name, Vorname gefolgt von Nachname suchen. Sie geben ein paar Buchstaben (mindestens 3) ein und schon erscheint eine Liste mit Personennamen in dieser Publikation. Je mehr Buchstaben Sie eingeben, desto genauer sind die Resultate. Klicken Sie auf den Namen einer Person, um zur Seite dieser Person zu gelangen.

  • Kleine oder grosse Zeichen sind egal.
  • Wenn Sie sich bezüglich des Vornamens oder der genauen Schreibweise nicht sicher sind, können Sie ein Sternchen (*) verwenden. Beispiel: „*ornelis de b*r“ findet sowohl „cornelis de boer“ als auch „kornelis de buur“.
  • Es ist nicht möglich, nichtalphabetische Zeichen einzugeben, also auch keine diakritischen Zeichen wie ö und é.



Visualisieren Sie eine andere Beziehung

Die angezeigten Daten haben keine Quellen.

Anknüpfungspunkte in anderen Publikationen

Diese Person kommt auch in der Publikation vor:

Über den Familiennamen Aesgema Asghama Eesgema Aggema AEsgema van Walta Walte Waltha , grietman Leeuwarderadeel 1432-1436,,,Woonde `in de Poelen' op Aesgemastate, later in bezit fam. Baerdt.,,Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er.,


Die Woudwyk Genealogía-Veröffentlichung wurde von erstellt.nimm Kontakt auf
Geben Sie beim Kopieren von Daten aus diesem Stammbaum bitte die Herkunft an:
Martin Woudwyk, "Woudwyk Genealogía", Datenbank, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/woudwyk-genealogia/I765.php : abgerufen 23. Juni 2024), "Taka Agghes Aesgema Asghama Eesgema Aggema AEsgema van Walta Walte Waltha , grietman Leeuwarderadeel 1432-1436,,,Woonde `in de Poelen' op Aesgemastate, later in bezit fam. Baerdt.,,Abbinga State.Na Abba Abbinga,woonde Campa (Keympe) Abbama, mederechter van grietman Taka Asghama van het Huysumer Nieuland er., (1395-1436)".