Woudwyk Genealogía » Adolphus Adolf Adolph Adoloh Hendrikszn van Benthem Bentheim Bentem ,Rev. Predikant te Dwingeloo,Drenthe,Dwingelo-NH-kerk-Nicolaaskerk, ,Nicolaaskerk Dwingeloo Het predikantenbord van Dwingeloo 1629-1654 A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem) ,1654-1672 G. Benthem (Gerhardus Adolphszn van Benthem) ,,,Dwingeloo, Westerveld, Drenthe trabajó aquí y examinado el 13 de octubre. 1629, tras lo cual pronto entró en servicio.dimitió: fue declarado emérito por enfermedad prolongada el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659. (-1659)

Persönliche Daten Adolphus Adolf Adolph Adoloh Hendrikszn van Benthem Bentheim Bentem ,Rev. Predikant te Dwingeloo,Drenthe,Dwingelo-NH-kerk-Nicolaaskerk, ,Nicolaaskerk Dwingeloo Het predikantenbord van Dwingeloo 1629-1654 A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem) ,1654-1672 G. Benthem (Gerhardus Adolphszn van Benthem) ,,,Dwingeloo, Westerveld, Drenthe trabajó aquí y examinado el 13 de octubre. 1629, tras lo cual pronto entró en servicio.dimitió: fue declarado emérito por enfermedad prolongada el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659. 


Familie von Adolphus Adolf Adolph Adoloh Hendrikszn van Benthem Bentheim Bentem ,Rev. Predikant te Dwingeloo,Drenthe,Dwingelo-NH-kerk-Nicolaaskerk, ,Nicolaaskerk Dwingeloo Het predikantenbord van Dwingeloo 1629-1654 A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem) ,1654-1672 G. Benthem (Gerhardus Adolphszn van Benthem) ,,,Dwingeloo, Westerveld, Drenthe trabajó aquí y examinado el 13 de octubre. 1629, tras lo cual pronto entró en servicio.dimitió: fue declarado emérito por enfermedad prolongada el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.

Er ist verheiratet mit Sara van Thyen Thijen Tijen Thijsen Thije Thijssen von Tien von Tijen.

Sie haben geheiratet im Jahr 1630 in Dwingel(Dwingeloo), Westerveld, Drenthe, Nederland, er war 29 Jahre alt.


Kind(er):



Notizen bei Adolphus Adolf Adolph Adoloh Hendrikszn van Benthem Bentheim Bentem ,Rev. Predikant te Dwingeloo,Drenthe,Dwingelo-NH-kerk-Nicolaaskerk, ,Nicolaaskerk Dwingeloo Het predikantenbord van Dwingeloo 1629-1654 A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem) ,1654-1672 G. Benthem (Gerhardus Adolphszn van Benthem) ,,,Dwingeloo, Westerveld, Drenthe trabajó aquí y examinado el 13 de octubre. 1629, tras lo cual pronto entró en servicio.dimitió: fue declarado emérito por enfermedad prolongada el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.

Predikant te Dwingeloo 1629.Pastor de Dwingeloo 1629. Desde 1629 hasta 1654 Adolf Benthem, nacido y Nordhorn (Bentheim), fue debido a una enfermedad,emérito en 1654, fallecido en 1659,("Zij preekten voor doven": de Reformatie in Drenthe,Escrito por Wiebe Bergsma).


---------------------------------------


 http://www.verkade.nu/dominees.nl/search.php?srt=d&id=100351
 
A. Benthem (Adolphus)
Geboren: te Nordhorn-Bentheim
Overleden: 4 maart 1659 te Dwingeloo


Functie: predikant
Gemeentes
Dwingeloo HG
Bevestigd op: 1629
Intrede op: 1629;
Afscheid op: 1654;


----------------- 


Rev. Adolphus Benthem
predikant,
Desde 13 de Oct de 1629 Hasta 31 de Oct de 1654
Dwingelo,
Religion: Protestante,
20 januari 1633 vermeld als gildebroeder van het St. Anthonius Gilde te Dwingelo,
 
Rev. Adolphus Benthem
ministro
13 de diciembre, 1629 Hasta el 31 de octubre, 1654
Dwingelo
Religión: protestante,
20 de enero de 1633 mencionado como hermano del gremio de San Anthonius Guild en Dwingelo,


---------------------------------------------------------------------------------------------


 De organistenfamilie Van Benthem te Zutphen in de zeventiende
eeuw
door R.C.C. de Savornin Lohman


Hendrick van Benthe(i)m stamde uit een bastaardtak van het Duitse gravenhuis
Van Bentheim; zijn vader en grootvader waren richter in Nordhorn. Hendrick bekleedde van 16 10- 1648 aldaar de toendertijd vaak gecombineerde functies van
schoolmeester, organist en stadssecretaris. Hij trouwde omstreeks 1610 Margaretha
Spenneberg, een dochter van welgestelde boeren in Borghorst bij Steinfurt.
Zij hadden vier zonen, die alle vier eerst naar Groningen gingen, toen ook reeds
een grote stad met een rijk wetenschappelijk (Universiteit!) en cultureel leven.
De zonen Adolphus en Melchior studeerden er theologie; zij werden later predi- .I
kant, resp. te Dwingelo en te Rijssen. 
--------------------
La familia del organista Van Benthem en Zutphen en el decimoséptimo
siglo
por R.C.C. el Savornin Lohman


Hendrick van Benthe (i) m se originó a partir de una rama bastarda de la tumba alemana
Van Bentheim; su padre y su abuelo fueron directores en Nordhorn. Hendrick celebró allí desde 16 10-1648 en ese momento a menudo funciones combinadas de
maestro de escuela, organista y secretario de la ciudad. Se casó con Margaretha alrededor de 1610
Spenneberg, una hija de granjeros ricos en Borghorst cerca de Steinfurt.
Tuvieron cuatro hijos, todos fueron a Groningen primero, y luego también
una gran ciudad con una rica vida científica (¡Universidad!) y cultural.
Los hijos Adolphus y Melchior estudiaron teología allí; luego se volvieron predispuestos
lado, resp. en Dwingelo y Rijssen.


------------------------------------------------------------------------------------------


Adolph Hendriks Benthem is geboren omstreeks 1603 in Noordhoorn, zoon van  Hendricks Barents Benthem  en Margareta van Spennenberg. Adolph is overleden in 1659, ongeveer 56 jaar oud.
Beroep:
Predikant Dwingelo  
Toelichting:
STEINFURTER THEOLOGIESTUDENTEN ONDER PISCATOR, VORSTIUS, RAVENSPERGER EN RUTGERSIUS IN DE JAREN 1591-1618
Student – Herkomst – Studie – Gemeente/School
Benthem, Adolphus Nordhorn 1615 Ra/Ru Dwingeloo 1629-1654


Predikanten Dwingelo
A. Benthem (Adolphus) 1629 kandidaat 31-10-1654 emeritus 
G. Benthem (Gerhardus) 09-1654 kandidaat 1672 Steenwijk  
Adolph trouwde met Sara van Tijen. Sara is overleden.
Kinderen van Adolph en Sara:
1 Judith (Adolph) Benthem [1.1.1.1]. Judith is overleden vóór 10-05-1718.
Toelichting:
Erfenis Moei Judith Benthem 
30e en 40e penningen (1679-1797), rekendag 13-12-1718, pagina 1824/5
Registratie 13-12-1718 1824/5 Magreta Benthem 
Registratie 13-12-1718 1824/5 Michieltien Benthem 
Registratie 13-12-1718 1824 Sara Benthem 
Registratie 13-12-1718 1824/5 Femmegien Benthem 
Registratie 13-12-1718 1824/5 doctor med. Benthem Benthem Steenwijk  
2 Johannes (Adolph) Benthem, geboren in Dwingelo. Volgt 1.1.1.2.
3 Gerardus (Adolph) Benthem, geboren in 1630 in Dwingelo. Volgt 1.1.1.3.
1.1.1.2 Johannes (Adolph) Benthem is geboren in Dwingelo, zoon van Adolph Arents Benthem (zie 1.1.1) en Sara van Tijen. Johannes is overleden in 12-1672. Johannes trouwde op 05-09-1667 in Groningen met Lucretia Harckens. Bij het burgerlijk huwelijk van Johannes en Lucretia was de volgende getuige aanwezig: N.N. Drews.
Notitie bij het huwelijk van Johannes en Lucretia: Registratie datum: 05-09-1667
Huwelijksplaats: Kerkelijke gemeente - Groningen
Bruidegom Johannes Benthum, candidatus
Bruid Lucretia Harckens pq secretaris Drews als oom
-
Bron Ondertrouwboek 1661-1668 Kerkelijke gemeente - Groningen
Collectie DTB (toegang 124)
Inventarisnummer 168, folio 173v
Lucretia is overleden.
Kind van Johannes en Lucretia:
1 Annichjen Benthem [1.1.1.2.1]. Zij is gedoopt op 11-09-1667 in Groningen.
Notitie bij de geboorte van Annichjen: Datum doop 11-09-1667
Plaats doop Groningen; Nieuwe Kerk
Plaats geboorte Groningen; Nieuwe Boteringestraat
Kind Annichjen
Geslacht v
Plaats geboorte Groningen; Nieuwe Boteringestraat
Vader Johannes Bentheim
Moeder Lucretia Harckens
Bron Algemeen doopboek 1658-1676 Kerkelijke gemeente - Groningen
Collectie DTB (toegang 124)
Inventarisnummer 147
Annichjen is overleden.


-------------------


Adolph Benthem Hendriks nació alrededor de 1603 en Noordhörn, hijo de Arent Hendricks Brent Benthem y Margareta van Spennenberg. Adolfo murió en 1659, alrededor de 56 años.
Ocupacion:
Pastor Dwingelo
Explicación
Steinfurter TEOLOGÍA estudiantes menores de Piscator, Vorstius, RAVENSPERGER RUTGERSIUS y en los años 1591-1618
Estudiante - Origen - Estudio - Municipio / Escuela
Benthem, Adolphus Nordhorn 1615 Ra / Ru Dwingeloo 1629-1654


Predicadores Dwingelo
A. Benthem (Adolphus) 1629 candidato 31-10-1654 emérito
G. Benthem (Gerhardus) 09-1654 candidato 1672 Steenwijk
Adolph se casó con Sara van Tijen. Sara ha fallecido.
Hijos de Adolph y Sara:
1 Judith (Adolph) Benthem [1.1.1.1]. Judith murió antes del 10-05-1718.
Explicación
Legacy Moei Judith Benthem
30⩝m; y 40º tokens (1679-1797), día del cálculo 13-12-1718, página 1824/5
Inscripción 13-12-1718 1824/5 Magreta Benthem
Inscripción 13-12-1718 1824/5 Michieltien Benthem
Inscripción 13-12-1718 1824 Sara Benthem
Inscripción 13-12-1718 1824/5 Femmegien Benthem
Inscripción 13-12-1718 1824/5 doctor med. Benthem Benthem Steenwijk
2 Johannes (Adolph) Benthem, nacido en Dwingelo. Sigue 1.1.1.2.
3 Gerardus (Adolph) Benthem, nacido en 1630 en Dwingelo. Sigue 1.1.1.3.
1.1.1.2 Johannes (Adolph) Benthem nacido Dwingelo, hijo de Adolph Arents Benthem (véase el punto 1.1.1) y Sara Tijen. Johannes murió en 12-1672. Johannes se casó con Lucretia Harckens el 05-09-1667 en Groningen. En la boda civil de Johannes y Lucrecia, el siguiente testigo estuvo presente: N.N. Drews.
Nota sobre la boda de Johannes y Lucrecia: Fecha de inscripción: 05-09-1667
Lugar de la boda: municipio de la iglesia - Groningen
El novio Johannes Benthum, candidatus
Novia Lucretia Harckens pq secretario Drews como tío
-
Fuente Underfidence book 1661-1668 Congregación eclesiástica - Groningen
Colección DTB (entrada 124)
Número de inventario 168, folio 173v
Lucretia ha fallecido.
Hijo de Johannes y Lucrecia:
1 Annichjen Benthem [1.1.1.2.1]. Ella fue bautizada el 11-09-1667 en Groningen.
Nota sobre el nacimiento de Annichjen: fecha del bautizo 11-09-1667
Lugar Bautismo Groningen; Nueva iglesia
Lugar nacimiento Groningen; Nueva Boteringestraat
Niño Annichjen
Sexo v
Lugar nacimiento Groningen; Nueva Boteringestraat
Padre Johannes Bentheim
Madre Lucretia Harckens
Fuente Libro de bautismo general 1658-1676 Congregación eclesiástica - Groningen
Colección DTB (entrada 124)
Número de inventario 147
Annichjen murió.


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


ESTUDIANTES Steinfurter teología con Piscator, Vorstius, RAVENSPERGER RUTGERSIUS Y EN LOS AÑOS 1591-1618


 


Estudiante - Origen - Estudio - Ciudad / Escuela


Adolphus Benthem, Nordhorn 1615 Ra/Ru Dwingeloo 1629–1654.


(http://www.paulabels.nl/2009/03/kweekvijver/ ) ,... ntent


BIOGRAFIEPUBLICATIES BRONNENOUDE DRUKKEN


Een Kweekvijver met troebel water


Posted on 31 maart 2009 by Paul Abels


De beteke­nis van het Arnold­inum te Ste­in­furt voor de Ned­er­landse en Ben­theimse gere­formeerde kerken in de jaren 1588–1618.


 


Una incubadora con agua turbia


Publicado el 31 de marzo 2009 por Pablo Abels


El significado de la Arnoldinum a Steinfurt las iglesias holandesas reformadas y Bentheimse en los años 1588-1618


Apareció en los Países Bajos y Bentheim. Eso Niederlande und Bentheim. Cinco siglos la iglesia en la frontera. Fünf Jahrhunderte Kirche an der Grenze (Delft, 2003) p. 99-129


----------------------------------------------------------------------------------------------------------


Está casado con Sara van Thyen Thijen en 1630,Dwingel(Dwingeloo),Westerveld,Drenthe,Nederland.


 


Hijos:


- Gerardus Gerrit Adolfz Benthem 1630-1698.


----------------------------------------------------------------------------------------------------


Dwingeloo Iglesia Reformada


 


Clásico: Meppel,


Drente


Anillo: Diever


radiodifusión digital: no hay ministros de la Iglesia Reformada Dwingeloo fundada en el año 1600:


 


* bre el origen del nombre de entrada de despedida


/ losmakingvervolgber **


Ae. Johannis (Egidio) 1600 profesor 1605 Welsrijp-Baijum


Born Berg JJ (James Jani Culinaria) 1608 09-1610 de


S. Johannis (Samuel) 1613 1613 de


M. Baltasar (Melchor) 05-1615 Tolbert 1616 de


J. la Noo (Juan) 1617 Heumen-Malden 1618 Brakel


H. Frederici (Heinsius) 1619 Abierto 11/07/1629 de


A. Benthem ( Adolfo ) 1629 candidato 31/10/1654 emeritus


G. Benthem (Gerhardus) 09-1654 candidato 1672 Steenwijk


J. Pascua (Juan) 1673 candidato 08/08/1696 fallecido


O. de TARGA (Otto) 11-1697 ambassadepred. Inglaterra 04-1700 Zaltbommel


-


Segundo beneficio desde el año 1697 a 1715


A. Laeken (Abraham) 1697 candidato 1700 Zaltbommel


H. Van der Wall (Hermannus) 10/11/1700 candidato 28/02/1706 Zutphen


L. Le Brun (Lawrence) 10/11/1700 candidato 01/05/1708 Maastricht


Sandijck B. (Bernard) 01/08/1706 candidato 03/13/1707 Arnhem-IV


P. Berkhout (Pablo) 06/10/1708 candidato 30/05/1715 Wormerveer


J. Reconocer Distrito (Juan) 24/02/1709 candidato 07/02/1729 fallecido


01 L. Lubeleij (Lambert) 07/01/1731 candidato Steenwijk 11/12/1758 fallecido 00


01 HJ Folmer (Juan Enrique) 08/07/1759 Echteld 23/02/1781 fallecido 01


01 C. Prangan (Cornelis) 08/18/1782 candidato 30/10/1808 fallecido 02


01 WHF Cransen (William Henry Folckers) 11/13/1808 candidato 08/05/1837 fallecido 03


02 C. van Schaick (Cornelis) 01/14/1838 hulppred. Ámsterdam 02/01/1852 Paramaribo 01


02 G. Horreus de Haas (Gerardo) 10/10/1852 Ommelanderwijk 14/09/1857 fallecido 00


02 CP Hofstede de Groot (Corenlis Felipe) 15/04/1860 Rottum 16/10/1864 Purmerend 04


01 Gooszen MA (Maurice Albrecht) 02/04/1865 Wilnis 03/10/1867 Emmen 01


01 AJPW the Wild (Adam Jan Philip Winold) 23/06/1867 Rossum 02/14/1869 Gorssel 01


01 J. Pelinck (Jan) 30/05/1869 Nueva Stadskanaal 09/08/1878 Farmsum 01


03 CA Klinkenberg (Corenlis Antonie) 05/25/1879 Aalten 20/11/1881 Akkrum 02


02 Spandaw ES (Isaac Sannes) 07/05/1882 Garsthuizen 11/10/1885 Beetsterzwaag 01


03 HJ André Douwes (Julius Henry) 04/11/1886 Obdam 04/30/1893 'T Zandt 06


02 I. Busch Keiser (Isaac) 07/30/1893 Ter Apel 27/02/1898 Wognum 07


03 L. Meeth (Luis) 11/27/1898 Westerbork 19/03/1905 Sappemeer 03


03 Scholte JP (Juan Pablo) 09/24/1905 candidato Oostburg 08/26/1911 Odoorn 01


02 J. Boonstra (Jelte) 14/01/1912 Gasselte 25/07/1915 Odoorn 02


01 G. de Boer (Gerrit) 10/17/1915 Oldehove 15/10/1924 fallecido 00


01 JJ Homan (Juan Juan) 26/09/1926 Nueva Beerta 30/03/1930 IJhorst-El Distrito 02


01 H. Cannegieter (Henry) 06/22/1930 Kampen-VVH 05/24/1931 Barchem 02


04 LC en Brujas Kate (Christian Lambert) 06/12/1932 Berkenwoude 01/11/1936 Ter Apel 01


01 GJJ Rensink (Gerrit Jan James) 20/12/1936 Harkstede 31/05/1942 Caer 01


01 Heijboer FIN DE SEMANA (Eling William) 10/10/1942 Ouwerkerk 25/05/1947 Geldermalsen 03


01 P. Miedema (Pieter) 20/07/1947 Rottevalle 30/09/1952 bijz.werk Ontario 01


03 A. Oscuro (Arnoldo) 02/28/1954 IJhorst-El Distrito 14/09/1958 Stolwijk 02


01 H. Bosma 12/04/1959 Beers Jellum 30/04/1988 emeritus 00


01 Damman BJ 03/05/1989 Berkenwoude


 


*: Número de votos en el tiempo anterior de vacantes de apelación.


**: Número de votos invocar el ministro durante la estancia.


***: Número de votos de las profesiones.


****: Número de recursos recibidos por la persona interesada.


 


--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Generalis 0441 Classic, más tarde conocido como Sínodo Provincial


Características


Inventario


 


La revuelta de los holandeses contra su legítimo soberano, Felipe II, que desde 1572 y sólo comenzó a tomar forma en la historia que se conoce como la Guerra de los Ochenta Años, dio lugar a una declaración de independencia en 1581. Cada región en sus propios asuntos de forma independiente y sólo en asuntos de interés común a la autoridad de los Estados Generales reconocen. No del todo, de acuerdo con la intención de Groningen y Drenthe. Estas regiones habían desde 1577, el Conde de Rennenberg como gobernador, pero decidió en 1580 no con los otros sátrapas que van junto con la renuncia de Felipe II. Sólo después de Coevorden en 1592 por Maurice y Luis Guillermo fue capturado en el año siguiente, seguido por Drenthe conjunto y en 1594 de Groningen , los españoles fueron expulsados ??por completo de la * norte. El 22 de junio 1595 William Louis por los Estados Generales de Gobernador y Capitán General de Groningen nombrado el 24 de agosto 1596 en las mismas posiciones en Drenthe.


La desaparición del gobierno monárquico también tuvo consecuencias en la religión. Aunque la Unión de Utrecht, que también fue firmado por Drenthe, la libertad de religión, escribió, era la Iglesia Reformada Holandesa sigue siendo el oficial de la iglesia en el * Países Bajos. Drenthe tuvo el resultado que William Louis el 10 de mayo 1598 por orden de los Estados Generales proclamaron la Reforma de * Drenthe. Por cierto, antes de percibir las influencias reformatorios estado en Drenthe. Ya en la época del duque Carlos de Güeldres (1522-1536) se quejó de Assen conventualen abadesa y la opresión y la humillación del clero por el * herejía luterana. También Picardt habla en su Chronyck de Tierras Plataforma Drenthe de que en 1529 los supuestos de la Reforma, muchos, no de la misión que se fue y una aversión a las ceremonias papales y mostraron *.


Para aplicar la decisión de William Louis el 12 de agosto de ese año en el primer sínodo Drenthe Rolde, que fue designado a continuación con el nombre "clasis". Esta palabra fue complementado en 1602 por "Drentina" y en 1603 por "generalis". Desde 1618, la definición del "Sínodo" que se habla, mientras que en los últimos años la Asamblea de la Alta Iglesia término fue utilizado.


En 1602, bajo el liderazgo del pastor Menso Alting Drenthe decidió dividir en tres clases: Meppel, Rolde y * Emmen. Estas tres clases sería una vez al año como clasis generalis cumplir. Por otra parte, que fueron asesorados por el gobernador adjunto al sínodo de la ciudad de Groningen y el distrito circundante * para promover la unidad, los contactos y el cumplimiento de la orden de la iglesia. Después de tres sínodos eran de haber asistido a los ministros de Drenthe, sin embargo, después de 1604 en Groningen distancia *.


Durante el Drenthe iglesia de primer orden es algo de incertidumbre. Ya en el primer presbiterio se hablaba de una organización de la iglesia. También en la reunión de 1602 iba a ser el caso. Pero, ¿qué orden de la iglesia se ha aplicado ahora, por el conde de Leicester para las Provincias Unidas emitidos o al orden iglesia de Groningen ? En general se acepta que, en principio, las iglesias Drenthe se llevaron a cabo en Groningen orden de la iglesia para cumplir, sin embargo, complementado por las decisiones de los concilios generales, mientras que la imposición de un sistema de gobierno Drents específico desarrollado en la * decisión sinodal. Cuidado con el sínodo de 09 de noviembre 1630 se nombró una comisión a la largo de los años las decisiones del Sínodo para formar un orden en la iglesia *.


Sin embargo, hubo que esperar hasta la Dieta de la Caballería, y antes de 13 de febrero de 1638 Los accionistas aprobaron el proyecto heredado. Desde el prefacio de la Orden de la Iglesia de 1730 muestra que el diseño se compone de las decisiones anteriores de los sínodos de Drenthe, pero no sin la orden de la iglesia del Sínodo de Dordrecht en el Nacional 1618/1619 de haber consultado a *. El gran deseo de independencia absoluta del gobierno secular no se cumplió: la caballería, y el propietario heredado, por Drost y los diputados, mantiene la más alta fiscalización:


- por aquellos que tienen el derecho de beroeping había elegido pastor por Drost y los diputados confirmados (art. 3);


- el visitatoren fueron nombrados en nombre del gobernador por Drost y los Diputados (art. 62). Desde 1730 que tenían que informar sobre ellos (Orden de la Iglesia 1730 art. 55).


El fin de la nueva iglesia salió de tres congregaciones religiosas: la iglesia, la clásica y la reunión de sínodo (Art. 34). Su tarea consistía en promover el servicio, con su ejemplo los que entre la gente y llevar a los ministros, ancianos y diáconos, de la mano. Por otro lado tenía pastores, ancianos y diáconos de la iglesia de la obediencia, el amor y el respeto por el magistrado "con diligencia" (art. 39). Este artículo es sólo una guía, no una descripción de las actividades. Para la iglesia esto se hace en el artículo 43: "en Eynde sij (la iglesia) por el voto unánime de todos los nae Dios Woordt molestias onstichtelijcke disordren ingresos de Daet puede Weeren wechneemen ingresos para buenos ingresos Godtsalicheyt eenicheyt en la iglesia promueve Godts werde". En términos prácticos, los términos sobre el comportamiento de la congregación y la imitación de la doctrina y la santidad de los sacramentos.


El clasis era una reunión de ministros, que supervisó las enseñanzas y el estilo de vida de los ministros y libertad condicional, ancianos, diáconos, maestros de escuela y * los municipios. Los ministros y los maestros de escuela tuvo el Catecismo de Heidelberg y los Cánones Synodi el nacionalismo Dordacenae apoyar tanto el presbiterio y en el Sínodo (Art. 66).


La Iglesia Ordenar artículos 45-55 describe claramente el estado de cosas en las reuniones clásicas. Los hermanos presentes después de la oración de un presidente y un secretario elegidos. El presidente pide a todos los ministros o en sus iglesias


"1. Haers iglesia Raets vergaederinge Holden?


2. de la geoeffent kerckelicke diciplin?


3. a los pobres los ingresos escuelas besorgt eran?


4. o muy poco sij daerinne la compañera de ingresos ordeel del clasis al lineal, de unos Iglesia Lycke usuario Eecken ingreso abusen encontrados fueron?


5. ofter oock alguna iglesia Lycke usuario Eecken ingreso abusen encontrados fueron?


6. a vraegen, hasta qué punto un jegelyck en Catechismi predicatien gecomen sij? "


El novitii (los candidatos) hacer una proefpredicatie, que los otros te juzgarán . En la última reunión antes del sínodo, los ministros elegidos para el delegado y el visitador.


A continuación, examina los testimonios de las personas en el presbiterio del servicio va a aceptar. El vacantes ofrece el clasis en el ministerio. Por último, en la presencia de visitatoren censura morum lugar sobre aquellos que tienen delito. El visitatoren notificar a la Generalia gravamina (informes sobre las deficiencias en los municipios) para cortar a lo largo de la emisión después de las clases para discutir el sínodo. Cada año, "en Waere que la nota de otro modo vereyschte" había celebrado un sínodo en el paisaje y hacer el segundo martes después de Pentecostés (art. 56). Que esto sucedió no siempre es evidente a partir de la siguiente lista de sínodos. Cada clasis envió a tres ministros y un Visitador, con las credenciales (art. 57). En la reunión, un presidente, un secretario y (desde 1614) un asesor elegido.


Especialmente con la tarea del Sínodo de entender el concepto de "más y menos cumplir" con el fin de mantenerse. En comparación con la iglesia es la reunión de presbiterio de la mayoría, en contra del sínodo, el presbiterio de la unidad inferior. Artículos 40-42 de la Orden de la Iglesia de 1638 dicen que en la reunión de varios no cubre lo que en menos de la reunión puede ser desestimado. Esto se aplica a la casa parroquial a la iglesia, el sínodo con respecto a las clases y la Attn sínodo privado. La decisión de una reunión es menos atractivo a la reunión de la mayoría. Lo que está en la reunión clásica no puede ser tratado, se discute en el sínodo. En el sínodo llegó a la mesa de Generalia gravamina (art. 55); novitii de los certificados fueron examinados y la predicación de ellos fue escuchado (art. 52), había uno por cada visitador clasis elegido a discreción de los funcionarios locales y los estados. En el sínodo, los ministros tenían el Catecismo de Heidelberg y los Cánones Synodi el nacionalismo Dordracenae signo (art. 66).


La influencia del gobierno secular estaba otra vez en el establecimiento de un fondo de pensiones para viudas y huérfanos de los ministros que sirvieron a su muerte en Drenthe. Después de la generalis clasis 7 de septiembre de 1613 había decidió que los beneficios de jubilación tales, para lo cual cada predicador 1 € por año debe ser derivado quería Caballero y el propietario hereda anualmente a las viudas ministro de un subsidio de 50 dólares Caroli conceder para que la dominios *. Estas pensiones se pagan anualmente al sínodo, y si no sínodo se celebró, el mismo visitatoren absuelto del cargo de esta tarea (Art. 16 y 17 de la Orden de la Iglesia).


La Orden de la Iglesia de 1638 se mantuvo básicamente hasta 1730. Cuando fueron los cambios y mejoras se han convertido en tan numerosos que la revisión era necesaria. Ya en 1721, los ministros tenían en Drost y los diputados pidieron un cambio. En el sínodo de 1728 Diputados Drost gelastten y las clases para dibujar una orden de la iglesia. El concepto ha sido fabricado por ellos a la Dieta el 14 de marzo 1730 aprobó *. Se le dio permiso a la orden de la iglesia en la renovada presión para dar *. También este orden en la iglesia obsoleto, porque el 22 de marzo 1791 decidió Caballero y el propietario heredó el visitatoren tres de cada clasis a un ministro a ser designado "para reformar el orden de la iglesia" *. Este comité fue en 1793 el escritor país, y el secretario del paisaje añadido, pero será el resultado probablemente en el flujo turbulento de la ocupación francesa fueron asesinados.


El Sínodo Drenthe persisten en el siglo XIX. El 15, 16 y 17 de agosto de 1809 es la última reunión celebrada, mientras que después de 1793 sólo en 1805 fue un sínodo.


Los Países Bajos se había convertido en un reino en 1814, basado en una constitución. El 7 de enero 1816 fue también la Iglesia Reformada de base, ya que Guillermo I de Real Decreto, las "Condiciones Generales de la Administración de la Iglesia Reformada en el Reino de los Países Bajos" promulgada. Este orden en la iglesia estaba bajo la influencia muy fuerte del rey. Esto es evidente no sólo por la forma de entrada en vigencia, pero en el artículo 15 de la Orden de la Iglesia: "Los cambios Geene se puede hacer en estas reglas, por Su Majestad, a propuesta, o después de un examen previo en el Sínodo, que, sin embargo, antes de antes y en esta decisión, luego de la reunión se Consideraciones de las juntas provinciales de la iglesia "*.


Los cambios más importantes en el área administrativo de la iglesia con esta orden de la iglesia se introdujo, se encuentra en el hecho de que el Sínodo (nacional) ahora, una vez en el año cumplido, entonces el nivel provincial, el consejo de la iglesia de provincia, más o menos el sucesor del sínodo anterior. Se debe también aquí la influencia del rey. Todos los miembros de la primera Asamblea sinodal fueron nombrados por el Rey, mientras que los miembros de las juntas de la iglesia provinciales nombrados por el Rey estaban en las clases.


El consejo provincial de la iglesia estuvo integrado por los ministros de las clases, uno de cada clasis, y un anciano (ex-) (Art. 31). Fue por el Rey nombró a un presidente y un secretario (artículos 37 y 38). Cada tarjeta tenía un Segundo o suplente.


El artículo 41 menciona la tarea de cuidar de los intereses de la religión, la preservación del buen orden y la aplicación de las leyes eclesiásticas. Para lograr esto, el consejo provincial de la iglesia tenía la facultad de dictar reglamentos dentro de su jurisdicción, sobre la base de normas generales, decidió que los conflictos dentro o entre el control clásico, actuó como la autoridad de apelación en disputas eclesiásticas (artículos 41-44). El beneficiario de la importación en el servicio de predicación y tenía derecho de los ministros, los ancianos y los candidatos para apagar (artículos 45-47). También fue responsable de la gestión de la viuda Feria Provincial (art. 48). Los gobiernos provinciales, un miembro de la iglesia delegó en el Sínodo (art. 17).


La reforma constitucional de 1848 trajo consigo la separación de iglesia y estado. La iglesia sostuvo por consiguiente, un diseño propio Reglamento General Nuevo en que una vez más el Real Decreto de 23 de marzo 1852 fue ratificado entre los once reservas, sin embargo, fueron derogados por el Real Decreto de 22 de julio de 1870.


Desde 1870, varios intentos de reformar el Reglamento General. Muchos diseños fueron presentadas. Por lo tanto, también en febrero de 1942 la Comisión estableció los principios de orden en la iglesia, que es una "Orden de Trabajo" de diseño tuvo que formato. En julio de 1945 el diseño fue aprobó casi por unanimidad. El 7 de diciembre de 1950, el Sínodo General, finalmente, por 76 votos a favor y 14 en el diseño de un orden en la iglesia nueva. La fecha oficial de entrada en vigor de esta orden en la iglesia nueva se estableció el 01 de mayo 1951 *.


El nombre del gobierno de la iglesia de provincia fue cambiado en el sínodo provincial. En la Iglesia de la Asamblea Provincial de vino de cada clasis tres pastores y otros tres funcionarios (Orden 1, art. 7-9, 22). Como asesores participaron el presidente y un miembro de la provincial visitatoren. Presidente, secretario y asesor de la Iglesia Asamblea Provincial constituye el sínodo. Por el momento, la reunión no se convoca, el sínodo añadido cuatro miembros del Sínodo de ancho. La Asamblea Provincial de la Iglesia es una especie de "iglesia" por el territorio de la provincia de *, a cargo de dirigir la vida y obra de la provincia de la Iglesia, manteniendo el contacto entre la provincia y el Sínodo General y el respeto, sobre todo el ministerio de la Palabra y la catequesis.


1.1.2. Los archivos del sínodo provincial y el gobierno de la iglesia


Mostrar los detalles de esta descripción


Desde las reuniones de los generalis presbiterio o sínodo provincial de acta fueron el secretario del paisaje y el resto de la administración, tales como la gestión del fondo de la viuda, ni siquiera por él mismo o manejados fue, no es ninguna sorpresa que los archivos del Sínodo a la de la gobierno secular se añadió. A mediados del siglo XIX trató de consejo de la iglesia por lo tanto, provincial de la Junta Provincial de Drenthe para hacerse cargo. Aquí, incluso los ministros de Justicia, Interior y Finanzas sobre, pero sin * fue en vano.


Los registros sinodal se inició en 1879 con los archivos provinciales a lo largo del Imperio. Los archivos del consejo de la iglesia de provincia en 1893 se depositó al Estado, que en los años 1926, 1935, 1948, 1951 y 1975 fueron algunas adiciones *.


Con la transferencia de 1893 fue también el sello sello de plata de la Drenthe Sínodo de edad. En 1915, sin embargo este es el inbruikleengeving terminado, pero con el asesoramiento del archivero entonces el estado por el consejo de la iglesia en el Museo Provincial de la Comisión transferido *.


De acuerdo con el inventario manuscrito de los archivos Drenthe ese estado archivero Sr. Seerp Gratama alrededor de 1895 hizo (que se encuentra en los archivos de los Archivos Nacionales de Drenthe), las piezas del sínodo provincial de la Junta Provincial de Drenthe, a excepción de los descritos en la Nos. 5, 17 y los documentos recibidos desde 1784 hasta 1815 (n º, 7). El original del documento enviado, se describe en el N º 7 fue donada por el Sr. J. Homan Kymmell en Smilde.


Una primera lista impresa de los documentos del sínodo ofrece HQ Janssen en 1878 en su catálogo de los archivos antiguos sinodales en las páginas 160-162.


Un inventario impreso de ambos archivos en el año 1907 vino de la mano del Sr. Joosting JGC: Los archivos del gobierno holandés en Drenthe. Hervé. Denominación . Debido a que en el transcurso de los años se había convertido en tan numerosas adquisiciones se trataba de un herinventarisatie necesario. Así que estar en el siguiente inventario de los documentos mencionados en el inventario de Joosting, junto con las adquisiciones que se describen posteriormente adquirida. Un concordans explica la conexión entre el inventario y Joosting este trabajo.


1.1.3. Lista de los sínodos de Drenthe y su Praesidium


Mostrar los detalles de esta descripción


En la reunión se mencionó los nombres del presidente, el juez (desde 1614) y un secretario. Cuando sólo dos nombres se mencionan, le falta el asesor.


1598 Feico Rewardi, Simon Joannis Phileus.


1600 (septiembre 11) John Nicasii, Simon Joannis Phileus.


1600 (30 de septiembre) Simon Joannis Phileus, Henricus Meinardi (Raedt).


1600 (9 de diciembre) Jodocus Vossii, Henricus Meinardi Raedt.


1601 (24 de marzo) Heinricus Meinardi (Raedt), Simon Joannis Phileus.


1601 (junio 9) Simon Joannis Phileus, Heinricus Asuero.


1601 (8 de septiembre) Bokelmannus Henry, Henricus Meinardi Raedt.


1602 (9 de febrero) Bokelmannus Henry, Henricus Meinardi Raedt.


1602 (1 de noviembre) Menso Alting, Joachimus Zor.


1603 (23 de marzo) Joachimus Warmerus, Joachimus Zor.


1603 (5 de septiembre) Scroderus Juan, Lucas, en Langen.


Langius 1604 Lucas, Juan Wirrichius.


1607 (7 de septiembre) Wilhelmus Joannis, Joannis Brown.


1607 (septiembre 22) Alexander Tilekinck, Joannis Brown.


1608 (abril 18) Alexander Tilekinck, Joannis Brown.


1608 (septiembre 5) Alexander Tilekinck, Joannis Brown.


1609 Pablo Antonii, Judocus Reddinck.


1610 Warmoldus Hermanni, themo Assche von Berg.


Tilekinck 1611 Alexander, John Brown.


1612 themo Asschenberch de Henricus Von Holle.


Onías Boetii 1613, William Augusto.


Tilkinck 1614 Alejandro, Pablo Antonii, Patroclo Romelinck.


1615 John Cuperus, Onías Boetii, Heino Bollinck.


1616 Romelinck Patroclo, Alejandro Tilekinck, Henricus Van Holle.


Themo Asscheberch de 1618, Henricus ab Hollow, Hermannus Johannis.


1619 Onías Boetii, Patrolclus Romelinck, Juan Rusius.


1620 Bernhardus ab Hollow, Heine Bollinck, Herbertus Brachtesende.


1622 Hermannus Joannis, Bernhardus ab Hollow, Heino Bollinck.


1623 themo ab Asscheberch, Alexander Tilekinck, Herbertus Brachtesende.


1624 Herbertus Brachtesende, Hermannus Joannis, Heino Bollinck.


1626 Hermannus Joannis, Alexander Tilkinck, Johannes Wassenberg.


Herbertus Brachtesende 1627, Wassenberg Joannis, Joannis Rusius.


1629 Bertholdus Pauli, Juan Cuperus, Heino Bollinck.


1630 Onías Boethii, Hermannus Joannis, Herbertus Brachtesende.


1631 Rusius Joannes, Joannes Wassenberg, Heino Bollinck.


1632 John Althuesius, Heino Bollinck, Herbertus Brachtesende.


1633 Herbertus Brachtesende, Wassenberch Joannes, Joannes Rusius.


1634 Onías Boethii, Hermannus Johannis, Johannes Wassenberg.


1635 John Bock Bergh, Samuel Brumlevius, Joannes Rusius.


1636 Hermannus Juan, Juan Wassenbergius, Herbertus Brachtesende.


Herbertus Brachtesende 1637, John Bockenbergius, Juan Rusius.


1638 Hermannus Johannis, Juan Wassenbergh, Juan Bokenbergh.


1640 John Rusius, Juan Kniphuisen, Johannes Wassenberg.


Herbertus Brachtesende 1641, Cornelio Lambergius, Joannes Rusius.


1643 John Bökenbergius, Wesselus Kannegieter, Arnoldo Böttichius.


1646 Cornelius Lambergius, Arnoldo Bottichius, Heino Bollinck.


1647 David Frenzius, Juan Molano, Adolfo Benthem .-----------------------------------


Herbertus Brachtesende 1650, John Kniphuisen, Juan Beeltsnider.


1654 (enero 21) Juan Beeltsnijder, Tilekingh Samuel, Fabritius Bernhardus.


1654 (octubre 17) John Boeck Bergh, John Hoppenbrouwer, Juan Beeltsnider.


1657 John Munckerus, Bernhardus Fabritius, David Franzius.


1660 John Beeltsnider, Juan Kniphuisen, Rudolphus Pott.


1663 John Knyphuysen, Gerwinus Assche Bergh, Gerhardus Benthem .--------------------------------


1663 John Munckerus, Fredericus de Staveren, Bernhardus Fabritius.


1678 Johannes Selbach, Gerwinus Assenberch, Juan Maurick.


1683 Henry Hardenberg, Charles Neander, Juan Gorius Mich.


1693 Anthony Schucking, Reinders Lubbertus, Juan Caldera.


1697 Lubbertus Reiners, Henry Hardenberg, Hermannus Upmeier.


1721 Theodore Venta, Alexander Tiercks Athlas, Conradus Wachloo.


1725 Ulricus de Vries, Conradus Wachloo, Teodoro Venta.


1728 Petrus van Staveren, Hinderikus Horstenius Rudolph Kuen.


Alberto Haselhoff 1731, Henry Bottichius, Gerhardus Lanchorst.


1734 Reconocimiento de Gillis Distrito, Reiners Eilardus y Gomarus Hermannus.


1736 John Snethlage, Justus Halbetsma, Albert William Costerus.


1739 Schucking Lubbertus, Gerard Jan Heller, Hugo Dompselaar.


1748 Meinardus Busscher, Juan Snethlage, Pedro Haro Harens.


1751 Hendricus Verschuir, Constantino Hartman, Gillis Reconocer Distrito.


1753 Wijcher Meurs, Duirt Dyck, Louis Abrahami.


1754 Wijcher Meurs, Duirt Dyck, Louis Abrahami.


1757 Helperus Ritzema, Anthoni Enlace Camer, Albert Haselhoff.


1758 Rudolf Wildrik, Jacob Biben, Sijbrandus Hellinga.


1759 Rudolf Wildrik, Jacob Biben, Sijbrandus Hellinga.


1760 Rudolf Wildrik, Jacob Biben, Sijbrandus Hellinga.


1763 Wijcher Meurs, Berend Willinge Tjassens.


1766 Antoni Camerling, Martini Wicher.


Witse 1769 Michael Borg, Henry Dekker, James Egidio Galle.


1772 John Hermannus Schadden, Peter Brouwer, Focko Louw Ore Nieuwold.


1775 Enrique Hiller, Anthoni Bekkering, Juan Heshusius.


Heres 1778 Helmer, William Arnold Pruimers, Rudolf Banting.


1781 Christianus Enrique Hein, Coenraad Gran Holtman, Juan Hemmes.


1784 John Conraad Werndly, Jan Albert Distrito Reconocer.


Marcas en enero de 1787, Dirk Jan Baja Bosch, Enrique Crull.


1790 Theodorus van Rhee, Borrius Voget, Gerrit Albrinck.


1793 Lambert Fox, Jacobus van Loenen, Hermannus van Ittersum.


1805 William Scheltens, Peter Prince, John Dyck.


1809 Hendrik Jan Staverman, Omius de Giffen, John Hoeks.


Sin acceso 0441: Inventario de los archivos de la Classis Generalis más tarde llamado Sínodo Provincial desde 1598 hasta 1815 seguido por el consejo de la iglesia de la provincia de Drenthe desde 1816 hasta 1951.


----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Dwingeloo Hervormde Gemeente


Classis: Meppel


Provincie: Drenthe


Ring: Diever


Digitale uitzending: nee


 


Predikanten van de Hervormde Gemeente Dwingeloo opgericht in 1600:


ber* naam intrede herkomst afscheid


/losmaking vervolg ber**


Ae. Johannis (Aegidius) 1600 onderwijzer 1605 Welsrijp-Baijum


J.J. Bornberg (Jacobus Janiculi) 1608 09-1610 afgezet


S. Johannis (Samuël) 1613 1613 afgezet


M. Balthasars (Melchior) 05-1615 Tolbert 1616 afgezet


J. de Noo (Johannes) 1617 Heumen-Malden 1618 Brakel


H. Frederici (Heinsius) 1619 Opende 11-07-1629 afgezet


- A. Benthem (Adolphus) 1629 kandidaat 31-10-1654 emeritus


- G. Benthem (Gerhardus) 09-1654 kandidaat 1672 Steenwijk


J. Paschen (Johannes) 1673 kandidaat 08-08-1696 overleden


O. de Haart (Otto) 11-1697 ambassadepred. Engeland 04-1700 Zaltbommel


-


2e predikantsplaats sinds 1697 tot 1715


A. Laken (Abraham) 1697 kandidaat 1700 Zaltbommel.


-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


 https://stichting-ijsselacademie.mijnstadmijndorp.nl/verhalen/ds-gerardus-benthem-ca-1630-1698-de-predikant-die-in-steenwijk-versneld-beroepen-werd


 


Ds Gerardus Benthem (ca. 1630-1698) de predikant die in Steenwijk versneld beroepen werd.


Nadat ds Jacobus de David op 27 juli 1672 overleden was, werd in Steenwijk in zijn plaats ds Gerardus Benthem uit Dwingeloo beroepen. Deze beroeping gebeurde versneld, dat wil zeggen dat de uitgebreide procedure, die daar gewoonlijk voor stond, werd ingekort.


De reden was de politieke toestand in ons land in die dagen. Noord- en Oost-Nederland werden bedreigd door de troepen van de bisschop van Münster, Bommen-Berend. Het gevolg was dat ds Benthem al op 2 augustus 1672, een week nadat de vacature was ontstaan, beroepen kon worden. Mogelijkerwijs was men met hem eerder dat jaar in contact gekomen, toen hij om dezelfde 'tijdesomstandigheden' een tijdlang in Steenwijk had vertoefd. Ds Gerardus Benthem nam het beroep aan en werd daarmee de nieuwe 'tweede predikant' van de Hervormde gemeente van Steenwijk.


Bommen Berend voor de stad Groningen, geschilderd door Wolfgang Heimbach, 1674. Bommen Berend was de bijnaam van Christoph Bernhard Freiherr von Galen (meestal Bernard van Galen). Hij was sinds 1650 bisschop van Münster en vanaf 1663 abt van de Abdij van Corvey.


 


Zoals gezegd kwam hij van Dwingeloo. Daar was hij omstreeks 1630 ook geboren en in 1654 zijn vader Adolphus Benthem - die daar vanaf 1629 predikant was geweest - opgevolgd nadat hij eerst al een tijdlang voor hem was ingevallen.


Zijn moeder heette Sara van Thijen.


Gerardus Benthem was gehuwd met Martha van Coten. Zij was de dochter van Jan van Coten en Femmigje Berends en afkomstig uit Zwolle. Zij zou hem acht kinderen schenken. Ds Gerardus Benthem was dus een zoon van een predikant. Hij kwam trouwens helemaal uit een predikantengeslacht: zijn oom Melchior Benthem stond in Vriezenveen (1638) en in Rijssen (1639-1674). Daarnaast was Gerardus' broer Johannes predikant in Roderwolde. Veel van zijn kinderen, klein- en achterkleinkinderen zouden dominee of domineesvrouw worden.


Gedurende de tijd dat Gerardus Benthem predikant in Steenwijk was, werkte hij samen met ds Johannes Altius (1672 - 1675) en diens opvolger ds Engelbertus Curtenius (1672-1698). We lezen nergens van onderlinge problemen, zodat we mogen aannemen dat de verstandhouding tussen hem en zijn collega's goed was. Dat gold ook voor de verhouding met de kerkenraad en de gemeente. Toen ds Gerardus Benthem in 1674 een beroep naar Vollenhove ontving, bedankte hij daarvoor na sterke aandrang vanuit de kerkenraad en de lidmaten.


De Grote of St. Clemenskerk in Steenwijk is een protestantse kerk. Voor de Reformatie was de kerk gewijd aan paus Clemens I. Afbeelding: Gouwenaar.


 


Gerardus Benthem overleed op 4 september 1698 in Steenwijk en werd enkele dagen daarna in de Grote Kerk aldaar begraven. Zijn vrouw Martha stierf op 28 juli 1720. Zij was toen tachtig jaar. Ook zij werd in de Grote Kerk begraven.


Kinderen van ds Gerardus Benthem en Martha van Goten:
1: Rutger Adolph Benthem, geboren 10 augustus 1666 te Dwingeloo, studeerde theologie in Groningen, predikant te Ruinerwold (1709-1725), overleden 7 oktober 1725, gehuwd met Trijntje ter Maan, de dochter van Klaas Warners ter Maan en Albertje Haagswoud, afkomstig uit Steenwijk.


2: Johannes Benthem, studeerde theologie te Groningen, predikant te Jukwerd, overleden in 1712, gehuwd met Maria ten Wolde.


3: Femma Margaretha Benthem, deed op Kerst 1688 te Steenwijk openbare belijdenis, gehuwd met Franc ab Utregt uit Zwartsluis.


4: Sara Benthem, deed op 22 december 1693 te Steenwijk openbare belijdenis.


5: Michieltje Benthem, deed op 25 december 1695 te Steenwijk openbare belijdenis, gehuwd met Lubbertus Waterham, die van 1686-1724 predikant van Beulake was.


6: Margaretha Benthem, ongehuwd.


De St. Clemens- of Grote Kerk, met als oudste deel van de huidige kerk het koor uit 1409. In 1558 stortte in een zware storm de torenspits bovenop de kerk. Het stenen gewelf werd toen vervangen door een houten tongewelf. Na de verovering van de stad door de troepen van Prins Maurits in 1592 werd de kerk ingericht voor de protestantse eredienst. Afbeelding 1950-1972: Beeldbank HCO.


 


7: Jan Hendrik Benthem, ongehuwd, arts en burgemeester te Steenwijk, kwam in 1705 met attestatie vanuit Jacquert (= Jukwerd) in Steenwijk binnen.


8: Judith, ongehuwd


9: Gerardus Benthem, geboren 8 juni 1711, studeerde theologie te Groningen, predikant te Olde- en Nijeholtpade, Ter Idzard en Oldeholtholde (1741-1779), overleden 12 januari 1779 te Oldeholtpade, gehuwd (1) op 18 april 1742 met Pronica Johanna Hilkes, geboren 1716 te Zwolle, dochter van Sipko Hilkes, apotheker aldaar, en Elisabeth van der Velde, overleden 7 november 1750. Gehuwd (2) op 17 februari 1755 met Everharda Cocq.


10: Nicolaas Adolph Benthem


11: Hendrik Jan Benthem


12: Albertina Hester Benthem


13: Martha Benthem


14: Joachim Benthem, predikant te Morra (Fr)


15: Rutger Adolph Benthem, studeerde theologie, predikant te Adorp, Pieterburen en Usquert, gehuwd met Grietje Smedes, afkomstig uit Nieuwe Schans.


 16: Arnoldus Benthem, studeerde theologie, predikant te Schingen en Slappeterp Gehuwd met Maria Beidina van der Ley, afkomstig uit Leeuwarden.


17: Elisabeth Klaasina Benthem, gehuwd met ds Regnerus Petrus Reddingius, predikant te Engelum.


18 en 19: Trijntje Benthem en Sipko Benthem, een tweeling, vroeg gestorven.


20: Pronica Johanna Benthem, vroeg gestorven.


21: Pronica Johanna Benthem


22: Wytje Benthem


23: Gerharda Benthem


24: Johanna Benthem, kwam op 18 januari 1779 levenloos ter wereld.


25: Johanna Lammina Benthem


Dit artikel is eerder gepubliceerd in het tijdschrift “IJsselakademie”, nr.1 maart 1996.


 


--------------------------------------------------


 


 Rev. Gerardus Benthem (hacia 1630-1698) el pastor que aceleró las profesiones en Steenwijk.


Después Rev. James David el 27 de julio 1672 fallecido, estaba en sustitución Steenwijk Rev. Gerard Benthem Profesiones Dwingeloo. Esta apelación se aceleró, es decir, se acortó el extenso procedimiento, que usualmente lo representaba.


La razón fue la situación política en nuestro país en esos días. El norte y el este de los Países Bajos fueron amenazados por las tropas del obispo de Münster, Bommen-Berend. El resultado fue que ds Benthem ya podía invocarse el 2 de agosto de 1672, una semana después de que surgiera la vacante. Era posible que hubiera entrado en contacto con él a principios de ese año cuando pasó algún tiempo en Steenwijk por las mismas "circunstancias de tiempo". El reverendo Gerardus Benthem aceptó la apelación y se convirtió en el nuevo "segundo predicador" de la congregación reformada de Steenwijk.


Berend bombas de Groningen, pintado por Wolfgang Heimbach, 1674. bombas Berend fue apodado Christoph Bernhard Freiherr von Galen (por lo general Bernard van Galen). Había sido obispo de Münster desde 1650 y desde 1663 abad de la Abadía de Corvey.


 


Como se dijo, él vino de Dwingeloo. Nació hacia 1630 y en 1654 su padre Adolfo Benthem - que había estado allí desde 1629 ministro - logró sólo después de que ya había caído mucho tiempo para él.


Su madre era Sara van Thijen.


Gerardus Benthem estuvo casado con Martha van Coten. Ella era la hija de Jan van Coten y Femmigje Berends y de Zwolle. Ella le daría ocho hijos. Ds Gerardus Benthem era por lo tanto un hijo de un predicador. Llegó hasta el final de un sexo pastor: su tío Melchior Benthem estaba en Vriezenveen (1638) y en Rijssen (1639-1674). Además, el hermano de Gerardus, Johannes, fue predicador en Roderwolde. Muchos de sus hijos, nietos y bisnietos se convertirían en reverendos o esposas de pastores.


Durante el tiempo Gerard ministro Benthem estaba en Steenwijk, trabajó con el Rev. John Altius (1672-1675) y su sucesor, el Rev. Engelbertus Curtenius (1672-1698). No leemos sobre problemas mutuos, por lo que podemos suponer que la relación entre él y sus colegas fue buena. Esto también se aplica a la relación con el consejo de la iglesia y el municipio. Cuando el Rev. Gerard Benthem recibió una apelación Vollenhove en 1674, dio las gracias a él después de una fuerte presión de la iglesia y las extremidades.


La iglesia Grote o St. Clemens en Steenwijk es una iglesia protestante. Antes de la Reforma, la iglesia estaba dedicada al Papa Clemente I. Imagen: Gouwenaar.


 


Gerardus Benthem murió el 4 de septiembre de 1698 en Steenwijk y fue enterrado allí en la Grote Kerk unos días después. Su esposa Martha murió el 28 de julio de 1720. Tenía ochenta años en ese momento. Ella también fue enterrada en Grote Kerk.


Hijos de ds Gerardus Benthem y Martha van Goten:
1: Rutger Adolph Benthem, nacido el 10 de agosto de, 1666 Dwingeloo, estudió teología en Groningen, pastor en Ruinerwold (1709-1725), fallecido 7 de octubre de, 1725, casado con Trijntje Luna, hija de la Warner Klaas a la luna y el Bosque de La Haya Albertje, viniendo de Steenwijk.


2: Johannes Benthem, estudió teología en Groningen, predicador en Jukwerd, murió en 1712, casado con Maria ten Wolde.


3: Femma Margaret Benthem, lo hicieron en Navidad 1688 en Steenwijk confesión pública, casada con Franco ab Utregt de Zwartsluis.


4: Sara Benthem, hizo una confesión pública el 22 de diciembre de 1693 en Steenwijk.


5: Michieltje Benthem, lo hizo el 25 de diciembre, 1695 Steenwijk confesión pública, casado con Lubbertus Waterham que era pastor de 1686-1724 Beulake.


6: Margaretha Benthem, soltera.


St. Clemens o Gran Iglesia, con la parte más antigua de la iglesia se derrumbó el coro en 1409. En 1558 una fuerte tormenta la torre por encima de la iglesia. La bóveda de piedra fue reemplazada por una bóveda de cañón de madera. Después de la conquista de la ciudad por las tropas del Príncipe Maurice en 1592, la iglesia se organizó para el culto protestante. Imagen 1950-1972: banco de imágenes HCO.


 


7: Hendrik Ene Benthem, soltera, médico y alcalde Steenwijk, llegó en 1705 con la certificación de Jacquert (= Jukwerd) en Steenwijk.


8: Judith, soltera


9: Gerardus Benthem, nacido el 8 de junio de, 1711, estudió teología en Groningen, predicador y Olde- Nijeholtpade, Para Idzard y Olde Holt Holde (1741-1779), 12 de Enero, 1779 fallecido a Oldeholtpade, se casó (1) el 18 de abril 1742 con Johanna ProNica Hilkes, nacido en 1716 en Zwolle, hija de Sipko Hilkes farmaceuta, y Elisabeth van der Velde, fallecido 7 º november 1750. Casado (2) el 17 de febrero, 1755 Everharda Cocq.


10: Nicolaas Adolph Benthem


11: Hendrik Jan Benthem


12: Albertina Hester Benthem


13: Martha Benthem


14: Joachim Benthem, pastor en Morra (Fr)


15: Rutger Adolph Benthem, estudió teología, predicador Adorp, Pieterburen Usquert, casada con Gretel Smedes procedentes de Nieuweschans.


16: Arnoldus Benthem, estudió teología, predicador en Schingen y Slappeterp Casado con Maria Beidina van der Ley, de Leeuwarden.


17: Elisabeth Klaasina Benthem, casada con d Regnerus Petrus Reddingius, predicador en Engelum.


18 y 19: Trijntje Benthem y Sipko Benthem, gemelos, murieron temprano.


20: Pronica Johanna Benthem, murió temprano.


21: Pronica Johanna Benthem


22: Wytje Benthem


23: Gerharda Benthem


24: Johanna Benthem, nació sin vida el 18 de enero de 1779.


25: Johanna Lammina Benthem


Este artículo fue publicado previamente en la revista "IJsselakademie", el 1 de marzo de 1996.


--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


https://archive.org/stream/develuwschefamil00ansp/develuwschefamil00ansp_djvu.txt


Martha, dr v. wijlen Jan v. Coten, huwde 1665 te Zwolle Gerardus Benthem (Bentheim)
pred. te Dwingelo, 1672 te Steenwijk, f 1698 (bij wien Rutger Adolf en
Johannes; ook had hij een kleinzoon Gerhard), zoon v. Adolf [broeder
V. Melchior B., -[- 1674 als pred. te Rijssen, die als wedr v. Aaltje
Balthasarsdr v. Breijl, hertrouwde Geertruid Coninck, -j- 1688, bij wie
(blijkens Gedep. 6 Oct. 1688) Elisabeth en Maria Margaretha B., en
in 1660 een zoon; zie over deze familie de Boekzaal 1779, bl. 625].
Gieltje V. Kooien werd 4 Jan. 1060 de vrouw v. Henr. Joh. Voltelen,


 


238 KEGISTER I.


Eüima (koningin), 9, 167, 284, Emmerik, 54
30:3. Empel, 116.


 


leden was. Deze Immink maakte mede namens broeder en zusters uit
Utr. 18 Jan. 1799 het overlijden hunner moeder Aleida v. Iltersüm,
wed. F. G. Immink, oud 81 jaar bekend. Dr. Paukis Steen, pred. te
Delden, had in 1859 S. E. A. v. Eldik tot vrouw. Te Nijmegen woont
V. Eldik Thieme. Te Ochten heeft men «het Eldiksche veld». — Ger-
hardus Wilhelmus Immink, als prop. 1797 te Enter, 1800 te Gorsel,
huwde in 1797 Harmina Emmes te Groningen (-J- 18 Aug. 1847, oud
ruim 75 jaar), die zich Emmius noemde, toen zij in 1821 zijn dood
verkondigde. Was zij nazaat van den Groninger rector Ubbo Emmius
(Aai;. XXIII, '119; IV, 378; V, 258; VIII, 9; X, 478) ? G. II. Immink, ber.
1807 te Enter, ondertr. 26 Jan. 1811 G. ter Wele, wed. H. Stokkers
(f 21 Maart 18G0, oud ruim 85 jaar), die 22 Maart 1847 zijn dood,
oud bijna 62 jaar, bekend maakte. Jacobus Immink, zoon v. Warnerus,
als prop. ber. 1723 tot adj., 1727 tot ordin. pred. te Enschede, 1763
emer., \ 30 Juni 1707, liet Anna Maria Beckinck als weduwe na, en
had in 1748 twee zoons, Bernardus, beneden, en Warnerus, boven de
tien jaar oud; laatstgenoemde, als prop. ber. te Enschede, 1763 tot
adjunkt pred. en rector, -\ 15 Nov. 1779, liet Alegonda Roessingh
(-|- 1818) als weduwe na, als wier broeders in de notulen van het
Staatsbewind v. 17 Dec. 1801, nO. 15, voorkomen Henricus en Johan-
nes R. Jacobus Immink, zoon v. Gerh., als prop. 1781 te Losser,
-J- 1806, liet H. Barfde als weduwe met onmondige kinderen achter.
W. Immink, ber. pred. te Kamperveen, tr. 21 Juli 1829 J. E. Ninaber.
Wernerus Immink, emer. pred. v. Doesburg, \ 3 Febr. 1876 te Velp
(bij Arnhem). Een Immink. als wedr v. Alexandrine Dijkmans te
Amerongen (moeder Bols), geh. m. eene jkvre V. Styrum, is notaris
ter plaatse. N. Immink, cand. not. te IJsselstein, werd 3 Nov. '80 tot
notaris aldaar benoemd. Te Rijssen schonk J. C. Immink, geb. Hage-
'doorn, 11 Nov. '80 de geboorte aan eene dr. P. Immink en J. J.
Noordink, te Bergen, dankten 15 Nov. '80 voor de deelneming, onder-
vonden bij het overlijden van hun zoon W^arnerus. — Martha, dr v.
wijlen Jan v. Goten, huwde 1665 te Zwolle Gerardus Benthem (Bentheim)
pred. te Dwingelo, 1672 te Steenwijk, f 1698 (bij wien Kutger Adolf en
Johannes; ook had hij een kleinzoon Gerhard), zoon v. Adolf [broeder
V. Melchior B., -[- 1674 als pred. te Rijssen, die als wedr v. Aaltje
Balthasarsdr v. Breijl, hertrouwde Geertruid Coninck, -j- 1688, bij wie
(blijkens Gedep. 6 Oct. 1688) Elisabeth en Maria Margaretha B., en
in 1660 een zoon; zie over deze familie de Boekzaal 1779, bl. 625].
Gieltje V. Kooien werd 4 Jan. 1060 de vrouw v. Henr. Joh. Voltelen,
------------------------------------------------------


https://archive.org/stream/develuwschefamil00ansp/develuwschefamil00ansp_djvu.txt


Martha, dr v. Late Jan v. Goten, casada 1665 en Zwolle Gerardus Benthem (Bentheim)
pred. en Dwingelo, 1672 en Steenwijk, f 1698 (con quien Kutger Adolf y
John; también tenía un nieto Gerhard), hijo de Adolf [hermano
V. Melchior B., - [- 1674 como pred. en Rijssen, que como widr v. Aaltje
Balthasarsdr v. Breijl, se volvió a casar Geertruid Coninck, -y- 1688, en quien
(según Gedep, 6 de octubre de 1688) Elisabeth y Maria Margaretha B., y
en 1660 un hijo; ver la Sala del Libro 1779, b. 625].
Gieltje V. Cages se convirtió en 4 de enero. 1060 la esposa de Henr. Joh. Completo,


 


238 KEGISTER I.


Eüima (reina), 9, 167, 284, Emmerik, 54
30: 3. Empel, 116.


 


miembros. Este Immink también publicó en nombre de hermanos y hermanas
Utr. 18 de enero 1799 la muerte de su madre Aleida v. Iltersüm,
wed. F. G. Immink, viejo 81 años conocido. Dr. Paukis Stone, pred. también
Delden, en 1859, tenía a S. E. v. Eldik como esposa. Vive en Nijmegen
V. Eldik Thieme. Te Ochten tiene "el campo Eldiksche". - Ger-
Hardus Wilhelmus Immink, como un apoyo. 1797 en Enter, 1800 en Gorsel,
se casó con Harmina Emmes en Groningen en 1797 (-J- 18 de agosto de 1847, oud
más de 75 años), que se llamó a sí mismo Emmius cuando murieron en 1821
proclamado Ella era descendiente del rector de Groninger Ubbo Emmius
(Qay, XXIII, 119, IV, 378, V, 258, VIII, 9, X, 478)? G. II. Immink, ber.
1807 para entrar, ondertr. 26 de enero 1811 G. ter Wele, wed. H. Sticks
(f 21 de marzo de 18G0, con más de 85 años), que murió el 22 de marzo de 1847,
casi 62 años de edad, anunció. Jacobus Immink, hijo de Warnerus,
como un apoyo. ber. 1723 a adj., 1727 a ordin. pred. en Enschede, 1763
emer., 30 de junio de 1707, dejó a Anna Maria Beckinck como viuda, y
tenía en 1748 dos hijos, Bernardus, abajo, y Warnerus, sobre el
diez años de edad; el último, como un apoyo. ber. en Enschede, 1763 a
adjunkt pred. y rector, - \ 15 de noviembre 1779, izquierda Alegonda Roessingh
(- | - 1818) como viuda después, como hermanos en los minutos de ella
Gobierno del estado v. 17 de diciembre. 1801, nO. 15, previene a Henricus y Johan-
nes R. Jacobus Immink, son v. Gerh., como apoyo. 1781 en Losser,
-J- 1806, dejó a H. Barfde como viuda con niños.
W. Immink, ber. pred. en Kamperveen, tr. 21 de julio de 1829 J. E. Ninaber.
Wernerus Immink, emer. pred. v. Doesburg, \ 3 Febr. 1876 en Velp
(cerca de Arnhem). Un Immink. como wedr v. Alexandrine Dijkmans también
Amerongen (madre Bols), geh. m. a jkvre V. Styrum, es notario
en el acto. N. Immink, cand. no en IJsselstein, 3 de noviembre. '80 a
notario designado allí. Te Rijssen donó J. C. Immink, b. Hage-
"espina, 11 de noviembre" '80 el nacimiento de un Dr. P. Immink y J. J.
Noordink, en Bergen, agradeció el 15 de noviembre. 80 para la participación, bajo
encontrado W ^ arnerus después de la muerte de su hijo. - Martha, dr.
el último Jan v. Goten, casado 1665 en Zwolle Gerardus Benthem (Bentheim)
pred. en Dwingelo, 1672 en Steenwijk, f 1698 (con quien Kutger Adolf y
John; también tenía un nieto Gerhard), hijo de Adolf [hermano
V. Melchior B., - [- 1674 como pred. en Rijssen, que como widr v. Aaltje
Balthasarsdr v. Breijl, se volvió a casar Geertruid Coninck, -y- 1688, en quien
(según Gedep, 6 de octubre de 1688) Elisabeth y Maria Margaretha B., y
en 1660 un hijo; ver la Sala del Libro 1779, b. 625].
Gieltje V. Cages se convirtió en 4 de enero. 1060 la esposa de Henr. Joh. Completo,


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


— Martha, dr v. wijlen Jan v. Coten, huwde 1665 te Zwolle Gerardus Benthem (Bentheim) pred. te Dwingelo, 1672 te Steenwijk, f 1698 (bij wien Rutger Adolf en Johannes; ook had hij een kleinzoon Gerhard), zoon v. Adolf [broeder
V. Melchior B., -[- 1674 als pred. te Rijssen, die als wedr v. Aaltje Balthasarsdr v. Breijl, hertrouwde Geertruid Coninck, -j- 1688, bij wie
(blijkens Gedep. 6 Oct. 1688) Elisabeth en Maria Margaretha B., en
in 1660 een zoon; zie over deze familie de Boekzaal 1779, bl. 625].
Gieltje V. Kooien werd 4 Jan. 1060 de vrouw v. Henr. Joh. Voltelen,zoon V. Salomon, i,i 1060 pred. te Blankenham, \ 1070. Passen hier misschien ook Joh. Kotiu.^ geb. te Harderwijk, pred. te Nijkerk, 1674 te Blokzijl, f 19 Aug. 1678, als pred. te Nijbroek 10 Sept. 1658 geh. m. Geesje v. Wieringen, j. d. te Kampen, die hij als weduwe met zes kmderen achterliet, - en Georgius v. Goot, nopens wien , als pastor
te Emmelen (Ermelo?) de Zutfensche synode v. 8 Juni 1596 getuigde,
dat liij niet «can voor een wettelijck dienaer aengenomen werden° en
soo hij door authoriteyt des Hofls (v. Gelderland) niet conde geremoveert
worden, sa! de classis v. Harderwijk gehouden sijn op het
stichtelijkste met hem te handelen»; terwijl de Harderwijker synode
V. 10-13 Juli 1590 het besluit nam, dat v(vermits Georgius de Cota, pastor tot Emmelen, homicida (!), cauponarius et inordinatae vitae \s, men bij 't Ho ff wil aendringen dat hij afgeset worde, en die rente der
pastorij hem niet meer en volge». P. v. Gooth is geërfd te Macharen.
L- F. W. V. Gooth, med. dr. te Breda, f 27 Nov. 1880, vermaakte
aan die stad /" 300,000 tot oprichting eener ambachtsschool en / 30,000 oor den aanbouw van arbeiderswoningen. —
---------------------------
- Martha, dr v. Late Jan v. Coten, casado 1665 en Zwolle Gerardus Benthem (Bentheim) pred. en Dwingelo, 1672 en Steenwijk, f 1698 (con quien Rutger Adolf y Johannes, también tenía un nieto Gerhard), hijo de Adolf [hermano
V. Melchior B., - [- 1674 como pred. en Rijssen, quien, como wedr v. Aaltje Balthasarsdr v. Breijl, volvió a casarse con Geertruid Coninck, -y-1688, en quien
(según Gedep, 6 de octubre de 1688) Elisabeth y Maria Margaretha B., y
en 1660 un hijo; ver la Sala del Libro 1779, b. 625].
Gieltje V. Cages se convirtió en 4 de enero. 1060 la esposa de Henr. Joh. Voltelen, hijo V. Salomon, yo, yo 1060 pred. en Blankenham, \ 1070. Quizás aquí también Joh. Kotiu. en Harderwijk, pred. en Nijkerk, 1674 en Blokzijl, f 19 de agosto. 1678, como pred. en Nijbroek el 10 de septiembre. 1658 m. Geesje v. Wieringen, j. d. en Kampen, que dejó como viuda con seis kms, y Georgius v. Goot, en quien, como pastor
en Emmelen (¿Ermelo?) el sínodo de Zutfensche v. 8 de junio de 1596 testificó,
que no puede ser tomado por un acto legal
entonces él no concretó la renovación por autoriteyt des Hofls (v. Gelderland)
be, sa! el classis v. Harderwijk lo siguió
el más querido para actuar con él »; mientras que el sínodo de Harderwijker
V. 10-13 de julio de 1590 tomó la decisión de que V (como Georgius Cota, pastor para Emmelen, homicida (!), Cauponarius et inordinatae vitae \ s, uno quiere aendringen afgeset que podría estar en 't Ho ff, y interés de la
ya no lo pastoreo ». P. v. Gooth es heredado en Macharen.
L-F. W. V. Gooth, med. Dr. en Breda, f 27 Nov. 1880, entretenido
a esa ciudad / "300,000 estableciendo una escuela de artesanía y / 30,000 para construir casas de trabajadores".


--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


http://www.orgelsindrenthe.nl/nederlands/dwinghk.html
 
Dwingeloo, Hervormde kerk
 
Rijksarchief Assen, Huisarchief van Batinghe, stuk 105. Nota van de predikant van Dwingeloo (dat was vanaf 1666 Gerardus Bentheim), omtrent het tractement van de koster-schoolmeester aldaar. (gedateerd ca. 1682). In een noot van de hand van Mr. J.G.C. Joosting, rijksarchivaris in Drenthe en samensteller van het huisarchief. Uitgegeven te Leiden in l910 staat: "Volgens het stuk heette "de voorgaande coster-meister Jan; de oorlog met Munster behoorde tot het verleden. Het stuk dagteekent dus van c.1682, toen de opvolger van Jannes d'Elbrugh werd beroepen." Waarschijnlijk wordt hier dezelfde persoon genoemd als de vermelding van "Delbrugh, Ao 1674 d.9 Julij" op het orgel.
-----------------------------------
 Dwingeloo, iglesia reformada
 
Los archivos estatales de Assen, Huisarchief van Batinghe, volumen 105. Nota del predicador de Dwingeloo (desde 1666 en adelante, Gerardus Bentheim), sobre el salario del maestro de escuela sacristán allí. (con fecha de 1682). En una nota de la mano del Sr. J.G.C. Joosting, archivista del gobierno en Drenthe y compilador del archivo de la casa. Publicado en Leiden en l910: "De acuerdo con la pieza se llamaba" el coster-meister anterior Jan; la guerra con Munster era cosa del pasado. La pieza dagteekent por lo tanto, c.1682, cuando el sucesor fue profesiones Janes d'Elbrugh. "Probablemente, la misma persona se menciona aquí como una indicación de" Delbrugh, Ao 1674 d.9 julio ", el órgano.


--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------http://www.orgelsindrenthe.nl/nederlands/dwinghk-kerk.html


 


Dwingeloo, Hervormde kerk


De Hervormde kerk van Dwingeloo met zijn opvallende uivormige torenspits rijst boven het geboomte uit. In de volksmond wordt de toren "de Siepel" genoemd, de Drentse benaming voor ui. De huidige torenspits dateert van na de grote brand van Dwingeloo in 1923. De vorige spits was veel ranker en was in 1630 gebouwd. De toren behoort tot het bekende Drentse type (vergelijk Beilen en Rolde) met aan elke zijde een slanke spitsboognis, echter met dit verschil dat de hoogopgaande onderbouw gesloten is, uitgezonderd de ingangspartij aan de westzijde. Omstreeks 1500 werden de traditionele torenspitsen vaak vervangen door elegante peervormige bollen met open ornamenten, die later vaak dicht gemaakt werden. Waarschijnlijk is de peervormige torenspits in Dwingeloo gebouwd in 1631, nadat een jaar tevoren de torenspits naar beneden was gekomen en dwars door het dak van de kerk viel.


Het tijdstip waarop de kerk in Dwingeloo is gesticht is niet bekend. Men neemt aan dat het kerkgebouw in 1388? tot stand is gekomen, toen Johan de Vos van Steenwijk als bewoner van het leengoed Batinghe te Dwingeloo in de Dwingeler kerk een altaar stichtte ter ere van Maria.  De kerk bestaat uit een schip, een versmald driezijdig gesloten koor en een kapel aan de noordzijde. Kapel en koor hebben een stenen gewelf, waarvan het laatste bij de restauratie van 1923 is hersteld. Toen herkreeg de kerk ook zijn stenen venstertraceringen. De westelijke travee van het schip heeft aan noord- en zuidzijde een korfbogig poortje binnen een spitse nis waar de waterlijst rechthoekig omheen loopt.
In 1923 werd de kerk door een zware brand geteisterd: alleen de muren bleven staan. Bij de restauratie is het muurwerk volgens de mode van die tijd als schoon werk behandeld, d.w.z. dat de muren niet weer wit gepleisterd werden( vergelijk Roden). Het interieur heeft hierdoor een somber karakter, wat nog versterkt wordt door de bankenblokken in de hele kerk. Onder de vensters zijn grote korfbogige nissen aangebracht. In de noordmuur van het koor zit de (gedichte) sacramentsnis, terwijl ook het nisje in de noordoostmuur van het schip een liturgische functie gehad zal hebben. De ribben van het koorgewelf rusten op goed gebeeldhouwde kraagstenen met verschillende koppen. Bij de restauratie zijn de fundamenten gevonden van een aanbouw ten oosten van de kapel, waarschijnlijk de vroegere sacristie.


Voor de kerk staat het beeld van de juffer van Batinghe, de hoofdfiguur uit een gefantaseerd verhaal dat door J. Poortman is geschreven. Op de koperen plaat is de volgende tekst te lezen: "Toen de St. Nicolaas kerk werd gebouwd, reed elke dag de juffer van Batinghe voorbij. Ze lachte de bouwheer toe, waardoor die zijn gedachten niet meer bij zijn werk kon houden. De berekeningen en tekeningen van de nieuwe toren kwamen niet gereed. De Drost van Drenthe sprak met de heer van de Havezathe Batinghe en deze met zijn dochter. Zij wilde niemand anders dan de bouwmeester. Haar vader begreep dat en zond haar weg. Maar voor ze ging, reed ze nog eenmaal rond en toen de maan tussen de bomen scheen te hangen, zag zij de nieuwe torenspits voor zich. De juffer zag de bouwmeester aan het werk, stapte van haar paard en vertelde wat ze gezien had en hoe mooi het leek. Daarna ging ze op reis. De bouwmeester had die avond zijn ontwerp klaar. De Drost keurde het goed, ook al leek het in het geheel niet op iets dat in Drenthe gebruikelijk was. Een Jaar ging voorbij en de Sint Nicolaaskerk had zijn bekroning. Toen de juffer voor de wijding terugkwam, zegende de Drost de beide jonge mensen zonder wie er niet zulk een schoon bouwwerk verrezen zou zijn".


De heren van Batinghe waren de stichters van de Dwingelose kerk. Ze hadden niet alleen het collatierecht, het benoemen van de predikant, maar mochten ook de kerkvoogden en de schoolmeester, die in die tijd ook koster, organist en voorzanger was, aanstellen. Van 1622 tot zijn dood in 1668 was Rutger van den Boetzelaer bewoner van het huis Batinghe en Drost van Drenthe. Hij schonk de kerk in 1661 een zilveren avondmaalsbeker en in 1665 een compleet orgel met daaraan beschilderde panelen en twee zilveren avondmaalbekers. Dit orgel deed dienst tot 1887.Verder kwam zijn naam ook voor op de panelen van een vroegere preekstoel en op een steen boven de ingang. De met engelen beschilderde panelen werden er toentertijd afgehaald. De kerkvoogdij van Dwingeloo gaf de zijpanelen terug aan de familie van Boetzelaer. Zondag 7 juni 1998 bracht de adellijke familie de panelen weer terug naar de kerk van Dwingeloo en kwamer weer een stukje verleden terug in de St. Nicolaaskerk. Na restauratie zijn de panelen te bezichtigen. Rutger van den Boetzelaer was ook degene die de opvallende torenspits liet aanbrengen. De toren onder de Siepel heeft lange tijd dienst gedaan als gevangenis. Hier werden niet alleen zwervers en bedelaars opgesloten, maar ook lieden die op feest- en marktdagen te diep in het glaasje badden gekeken. Het aantal 'overnachtingen' kon soms hoog oplopen. Om ontsnappingen te voorkomen kregen de gevangenen in 1882 een ijzeren beugel met slot om het lichaam. Een wel erg drastische maatregel.
De kapel aan de noordzijde was eeuwenlang eigendom van de bewoners van het huis Batinghe en had tot 1923 een aparte ingang.  Vele herinneringen aan deze en andere adellijke geslachten zijn in de Franse tijd opgeruimd, zelfs de meeste zerken zijn toen uit de kerk verwijderd en verkocht. Enkele zijn geheel of ten dele op boerderijen teruggevonden. Het huidige meubilair dateert van 1923/24. Op de panelen van de preekstoel zijn in eenvoudig snijwerk vijf bijbelse verhalen uitgebeeld: de Zondeval, Abrahams offer van Izaäk, de Verkondiging aan de herders, de Kruisiging op Golgotha en de Opstanding.


In veel Drentse dorpen worden de kerkklokken niet alleen op zondagmorgen geluid maar ook bij speciale gelegenheden. Bij de torenbrand in Dwingeloo in 1923 zijn de uit l444 en 1449 daterende klokken zo beschadigd dat ze moesten worden vervangen. Beide klokken hadden meer dan vierhonderd jaar in tijden van vreugde, verdriet en gevaar geluid en het volk op de hoogte van het wel en wee in Dwingeloo. Tijdens een raadsvergadering in 1892 werd besloten om met ingang van januari 1893: "Bij gelegenheid van sterfgeval, verkoping, verhuring of kerkgang door de ingezetenen zal mogen worden geluid met de groote torenklok, terwijl zoo dit noodig geoordeeld wordt vooraf met de groote of kleine klok zal worden geklept. Bij brand, oproer of versperring der wegen (bijvoorbeeld door sneeuw of omgewaaide bomen) zal met beide klokken tegelijkertijd worden geluid". Tijdens de Duitse bezetting werden de klokken naar Duitsland afgevoerd en gebruikt voor de oorlogsindustrie. De van Wou-klok werd na de oorlog opgespoord en in de toren teruggeplaatst. In 1960 werden drie nieuwe klokken, die de gemeente had laten gieten, door de schooljeugd van Dwingeloo in de toren gehesen. De mannenklok met de Van Wou-versiering, de vrouwenklok en de kinderklok met als randversiering aan de bovenkant musicerende engeltjes en aan de onderkant engelenkopjes. Aan het luiden van de klokken kon men horen of er een man, vrouw of kind gestorven was.


Aan de zuidelijke buitenmuur is een zonnewijzer aangebracht, met de letters K van het Griekse Karios (=tijd) en de H, de beginletter van Helios (=zonnegod) bij de oude Grieken. Bij het afstellen van de juiste tijd van het nieuwe uurwerk op de toren moest men eerst de zonnewijzer raadplegen. Een advies uit 1846 luidde: "liever vijf minuten vóór dan één na de tijt".


 


Interieur:
Bij de grote brand van Dwingeloo in 1923 ontkwam ook de kerk niet aan de vlammen. Het interieur stamt van na de catastrofale brand. Het schip heeft een houten tongewelf met een beschilderde kleurige rand. De eikenhouten preekstoel is voorzien van een aantal uitgebeitelde bijbelse voorstellingen, namelijk Adam en Eva in het paradijs, Abraham offert zijn zoon Isaäk, de blijde boodschap aan de herders, De Kruisiging en de Opstanding.


Grafzerken zijn er in de kerk niet meer te vinden. Ze zijn in de Franse tijd verwijderd of vernield, evenals de gebrandschilderde ramen. Van de grafzerken zijn slechts fragmenten teruggevonden. Op het terrein van de voormalige havezate Oldengaerde bevindt zich de grafzerk van Cornelis baron Van Dongen en Johanna Angnis van Wijenhorst.


De zerk die in 1969 in de berm voor de pastorie gevonden werd heeft een plaats gekregen in een van de spaarbogen aan de noordwand van het koor. De laat 18e eeuwse gietijzeren sponningen zijn na de brand vervangen door nieuw raamwerk bestaande uit een gemetselde stenen naald met daartussen glas-in-loodramen.


De 'Kapel van Batinghe' is een 'heerlijk gestoelte' dat was bestemd voor de heren van de havezate Batinghe, waarin zij plaatsnamen om de dienst bij te wonen. Een van de bewoners van Oldengaerde liet in het begin van de vorige eeuw in de westelijke muur van de kapel een eigen ingang maken. Tijdens de restauratie na de brand van 1923 werd de muur dichtgemaakt en de oorspronkelijke vorm in ere hersteld.


>Bronnen:00/2001 Serie kerken in Drenthe

 


Dwingeloo, iglesia reformada


La iglesia reformada de Dwingeloo con su sorprendente aguja en forma de cebolla se eleva sobre los árboles. La torre es popularmente llamada "de Siepel", el nombre de Drenthe para cebolla. El campanario actual data del gran incendio de Dwingeloo en 1923. El pico anterior era mucho más estrecho y fue construido en 1630. La torre es parte del conocido tipo Drent (compárese con Beilen y Rolde) con un delgado arco apuntado en cada lado, sin embargo, con la diferencia de que la subestructura de gran altura está cerrada, excepto por el lado de entrada en el lado oeste. Alrededor de 1500 las agujas tradicionales fueron reemplazadas a menudo por elegantes esferas en forma de pera con ornamentos abiertos, que más tarde se cerraron con frecuencia. Probablemente la aguja en forma de pera en Dwingeloo fue construida en 1631,


Se desconoce la época en que se fundó la iglesia en Dwingeloo. Se supone que la construcción de la iglesia en 1388? surgió cuando Johan de Vos van Steenwijk estableció un altar en honor de María como habitante de la finca Batinghe en Dwingeloo en la iglesia Dwingeler. La iglesia consiste en un barco, un coro estrecho de tres lados cerrado y una capilla en el lado norte. Capilla y coro tienen una bóveda de piedra, la última de las cuales fue restaurada durante la restauración de 1923. Luego, la iglesia también recuperó sus trazados de ventanas de piedra. El lado oeste de la nave tiene un pórtico con forma de cesto en los lados norte y sur dentro de un nicho puntiagudo donde corre el nivel freático.
En 1923, la iglesia estuvo plagada por un fuego intenso: solo quedaron las paredes. Durante la restauración, el trabajo de la pared de acuerdo con la moda de la época se trató como un trabajo limpio, es decir, las paredes no se enyesaron de nuevo (comparar Roden). El interior tiene un carácter sombrío, que se ve reforzado por los bloques de bancos en toda la iglesia. Grandes nichos en forma de cesta están dispuestos debajo de las ventanas. En la pared norte del coro están los sacramentnis (cerrados), mientras que el nicho en la pared noreste del barco tendrá una función litúrgica. Las costillas de la bóveda del coro descansan en mé;nsulas bien talladas con diferentes cabezas. Durante la restauración, se encontraron los cimientos de una extensión al este de la capilla, probablemente la antigua sacristía.


Frente a la iglesia se encuentra la estatua de la damisela de Batinghe, la figura principal de una historia fantástica escrita por J. Poortman. El siguiente texto se puede leer en la placa de cobre: "Cuando se construyó la Iglesia de San Nicolás, todos los días pasaba la dama de Batinghe. Ella se rió del cliente, por lo que ya no pudo mantener sus pensamientos en el trabajo. Los cálculos y dibujos de la nueva torre no llegaron listos. El Drost van Drenthe habló con el señor de Havezathe Batinghe y esto con su hija. Ella no quería a nadie más que el constructor. Su padre lo entendió y la despidió. Pero antes de que ella se fuera, ella dio un paseo una vez más y cuando la luna pareció colgar entre los árboles, vio el nuevo campanario frente a ella. La damisela vio al constructor trabajando, bajó de su caballo y contó lo que había visto y lo hermoso que parecía. Luego ella se fue de viaje. El constructor había terminado su diseño esa noche. El Drost lo aprobó, aunque no parecía ser algo habitual en Drenthe. Pasó un año y la Sint Nicolaaskerk tuvo su coronación. Cuando la damisela regresó para la ordenación, el Drost bendijo a los dos jóvenes sin los cuales no habría un edificio tan limpio ".


Los señores de Batinghe fueron los fundadores de la iglesia Dwingelose. No solo tenían el derecho de garantía, el nombramiento del ministro, sino que también podían designar a los guardianes de la iglesia y al maestro de escuela, que en ese momento también era pretendiente, organista y cantor. Desde 1622 hasta su muerte en 1668, Rutger van den Boetzelaer era un residente de la casa Batinghe y Drost van Drenthe. Dio a la iglesia en 1661 una copa de plata y en 1665 un órgano completo con paneles pintados y dos tazas de plata para la cena. Este órgano sirvió hasta 1887. Su nombre también apareció en los paneles de un púlpito anterior y en una piedra sobre la entrada. Los paneles pintados con ángeles fueron eliminados en ese momento. La guardia de la iglesia de Dwingeloo devolvió los paneles laterales a la familia de Boetzelaer. El domingo 7 de junio de 1998, la familia noble trajo los paneles a la iglesia de Dwingeloo y devolvió un poco de historia a la Iglesia de San Nicolás. Después de la restauración, los paneles pueden verse. Rutger van den Boetzelaer fue también el que hizo encajar la llamativa aguja. La torre bajo el Siepel ha servido como prisión durante mucho tiempo. Aquí no solo quedaron atrapados los vagabundos y los mendigos, sino también personas que parecían estar demasiado inmersas en el vidrio los días festivos y de mercado. El número de "pernoctaciones" a veces puede ser alto. Para evitar fugas, en 1882 los prisioneros recibieron un refuerzo de hierro con cerradura alrededor del cuerpo. Una medida muy drástica. Después de la restauración, los paneles pueden verse. Rutger van den Boetzelaer fue también el que hizo encajar la llamativa aguja. La torre bajo el Siepel ha servido como prisión durante mucho tiempo. Aquí no solo quedaron atrapados los vagabundos y los mendigos, sino también personas que parecían estar demasiado inmersas en el vidrio los días festivos y de mercado. El número de "pernoctaciones" a veces puede ser alto. Para evitar fugas, en 1882 los prisioneros recibieron un refuerzo de hierro con cerradura alrededor del cuerpo. Una medida muy drástica. Después de la restauración, los paneles pueden verse. Rutger van den Boetzelaer fue también el que hizo encajar la llamativa aguja. La torre bajo el Siepel ha servido como prisión durante mucho tiempo. Aquí no solo quedaron atrapados los vagabundos y los mendigos, sino también personas que parecían estar demasiado inmersas en el vidrio los días festivos y de mercado. El número de "pernoctaciones" a veces puede ser alto. Para evitar fugas, en 1882 los prisioneros recibieron un refuerzo de hierro con cerradura alrededor del cuerpo. Una medida muy drástica. El número de "pernoctaciones" a veces puede ser alto. ;Para evitar fugas, en 1882 los prisioneros recibieron un refuerzo de hierro con cerradura alrededor del cuerpo. Una medida muy drástica. El número de "pernoctaciones" a veces puede ser alto. Para evitar fugas, en 1882 los prisioneros recibieron un refuerzo de hierro con cerradura alrededor del cuerpo. Una medida muy drástica.
La capilla en el lado norte era propiedad de los residentes de la casa Batinghe durante siglos y tenía una entrada independiente hasta 1923. Muchos recuerdos de estas y otras familias nobles han sido eliminados en la época de los franceses, incluso la mayoría de las iglesias han sido retiradas de la iglesia y vendidas. Algunos se han encontrado total o parcialmente en granjas. El mobiliario actual data de 1923/24. En los paneles del púlpito, cinco historias bíblicas están representadas en tallas simples: la caída, el sacrificio de Isaac por Abraham, la procesión a los pastores, la crucifixión en el calvario y la resurrección.


En muchas aldeas de Drenthe, las campanas de la iglesia no son solo los domingos por la mañana sino también en ocasiones especiales. En el incendio de la torre en Dwingeloo en 1923, los relojes que datan de 1444 y 1449 estaban tan dañados que tuvieron que ser reemplazados. Ambos relojes tenían más de cuatrocientos años en tiempos de alegría, pena y peligro, y la gente estaba al tanto de los altibajos en Dwingeloo. En una reunión del consejo en 1892 se decidió, con efecto a partir de enero de 1893: "Con motivo de la muerte, venta, alquiler o asistencia a la iglesia por parte de los residentes, se podrá hacer sonar con el reloj de la torre grande, mientras que si se considera necesario, se cortará previamente el reloj grande o pequeño. En caso de incendio, disturbios o barricada (por ejemplo, a través de nieve o árboles caídos), ambos relojes sonarán simultáneamente.". Durante la ocupación alemana, las campanas fueron deportados a Alemania y se utilizan para la industria de la guerra. Se detectó la Wou-reloj después de la guerra y regresó a la torre. En 1960 tres nuevas campanas, que había echado el municipio, el jóvenes de la escuela Dwingeloo izada en la torre. el reloj de los hombres con Van Wou-trim, reloj de la mujer y el reloj de los niños con el borde de regulación en los mejores ángeles de música de decisiones y cabezas de ángeles inferiores. en el sonido de las campanas se oía o un hombre, mujer o niño murió.


En la pared exterior sur montado en un reloj de sol, con las letras del griego Karios K (= tiempo) y H, la primera letra del Helios (dios sol =) con los antiguos griegos. Al ajustar la hora correcta del nuevo mecanismo de relojería en la torre, uno primero tuvo que consultar el reloj de sol. Una recomendación de 1846 fue: "preferir cinco minutos antes que uno después del tiempo ".


Interior:
En el gran incendio de Dwingeloo en 1923, la iglesia tampoco escapó de las llamas. El interior data de después del incendio catastrófico. El barco tiene una bóveda de cañón de madera con un borde colorido pintado. El púlpito de roble incluye algunas escenas bíblicas cincelados, a saber, Adán y Eva en el paraíso, Abraham sacrificar a su hijo Isaac, la buena noticia a los pastores, la Crucifixión y la Resurrección.


Las lápidas ya no se encuentran en la iglesia. Fueron eliminados o destruidos en tiempos de los franceses, como lo fueron las vidrieras. Solo se han encontrado fragmentos de las lá;pidas. La lápida de Cornelis Baron Van Dongen y Johanna Angnis van Wijenhorst se encuentran en el sitio de la antigua casa señorial Oldengaerde.


El zerk que se encontró en el borde de la carretera en 1969 para la casa pastoral se le ha dado un lugar en uno de los arcos de ahorro en la pared norte del coro. Las rebajas de hierro fundido de finales del siglo XVIII fueron reemplazadas después del incendio por un nuevo armazón que consistía en una aguja de piedra de mampostería con vidrieras en el medio.


La 'Capilla de Batinghe' es un 'lugar maravilloso' que estaba destinado a los señores de la casa solariega Batinghe, en el que tuvieron lugar para asistir al servicio. Uno de los residentes de Oldengaerde tenía su propia entrada en la pared occidental de la capilla a principios del siglo pasado. Durante la restauración después del incendio de 1923, la pared se cerró y se restauró la forma original.


>Fuentes:n: inherit;">Dr. Regn. Iglesias Steensma Lang de oude Drenthe (1977) ISBN 90 246 4213 2 (Bosch & Keuning - Baarn)Series iglesias en Drenthe------------------------------------------------


ADOLPHUS BENTHEM,Pastoor te Dwingelo.


  http://www.dboverijssel.nl/archieven/3830


Aanteekeningen betreffende eenige geestelijke goederen der stad Campen in Drenthe gelegen


 


|pag. 84|


Dit blijkt uit het volgende stuk:
     Poincten bij sijn Hooched.Gestr. mijn Heer de Lantdrost VAN DEN BOETSELAER, als Erff-Collator van de Pastorije tot Dwingeloo opgestelt, waerop de buyren van Dwingeloo haer verclaeringe hebben te doen, alleer en bevorents men sal connen verstaen het pastorijen waerdeel bij haer te voeghen.
1. Generale openinge daer van te doen off sij luijden geneicht sijn bij een generaele affgraevinge van haere respectieve wardeelen, nu ende voor altijt te blijven; dan of dieselve vermenen hier naemaels deselve waerdeelen voor haer stucksgewijse te scheyden.
2. En ingevalle van jaa, hoe sijluijden alsdan sullen willen verstaen dat het met pastorijen wardeel soude worden gehouden, vermits sijluijden een sodaenige naedere scheijdinge offte verdeijlinge souden comen te maecken twelck al te schaedelijck ende te naedeelich voor de pastorie waer.
3. Ingevalle men sich tot een bijeenvoeginge soude connen verstaen, dat in sulcken cas voor alle affgraevinge van dien, sonder costen ofte last van de pastorije soude moeten geschieden, te weeten voorde eerste reijse.
     Indien het oock soude mogen comen te gebeuren dat de scheijdinge in vougen verhaelt, voltrocken wordende, het den iegenwoordigen predicker niet mochte comen gelegen, de landerijen selffs te gebruijcken, maer ten meesten proffijte te verhuijren, off sijluijden in sulcken gevalle niet souden geneicht sijn, alsdan daervoor jaerlix


 |pag. 85|
te geeven tgeene nae quota andere verhuijrde waerdeelen comen vijt te brengen en doen connen.
     Hier benevents, ingevalle het sich incompstich oock mochte toedraegen, dat de buijren gesinnet waeren de stucken tot het wardeel gehoorende, wederom te scheijden offte verdeilen, dat in soodanigen gevalle sij luijden souden moeten toestaen, dat alvorents daer toe te treden, dat de pastorije nevents d’ andere erffgenaemen in alle parcelen haer part sal hebben te genieten.
     Ende dit alles in sulcken verstande, dat de voorgaende verhuijringen ten effecte van de iegenwoordige pastoor, geduijrende die drie jaeren sal sijn ende blijven in state.
     De conditien voorscreven bij ons onderbenoemt aldus op huijden aengenomen ende veraccordeert woe deselve iegenwoordich sijn leggende, om den inhoude van dien promptelijck nae te comen ende te achtervolgen, gesinnet sijnde de scheijdinge in dier voegen te doen, attesteren ende beloven wij ten proffijte van de pastorije met onse gewoontlicke handen. Datum Dwingeloo desen 20 Febr. 1632.
Onder stont


Uyt naem en ter or-
donnantie van de Magis-
traet van de Stadt
Campen.
     R. VAN BREDA,
          Secretarius. ADOLPHUS BENTHEM,
     Pastoor te Dwingelo.
JAN BLOEMERS.
HENDRICK JANSEN.
COOP SANTINGE.
JAN JANSSEN KLEIJS.


 
|pag. 86|
     Aan dit stuk is een afzonderlijk papiertje vastgehecht, evenals het stuk zelf met de hand van den Secretaris VAN BREDA geschreven van den navolgenden inhoud:
     „Memorie van die wardelen soo sich bij malcanderen hebben gevoecht:
     Die Pastorie  waer.
    ; Jan BLOEMERS seven en  van een wardeel.
     Die Stadt 3 wardel.
     COOP SANTINGE 6 wardel en .
     HENRICK JANSS COERDES 5.
     JAN CLEIJS 2.
     ALBERT HARSEN te Ruijnen met COOP HENRICKS een wardeel.”
     Wij vinden hier alzoo 20 waardeelen, die zich bij elkander gevoegd hadden en 
partij waren bij dit contract, dat echter door ALBERT HANSEN te Ruijnen en COOP HENRICKS, te zamen eigenaren van een waardeel, niet mede is onderteekend.
     De eerste vraag, die zich voordoet, is of deze 20 waardeelen de geheele marke vormden. Ik meen, dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, juist omdat deze 20 zich bij elkander gevoegd hadden.
     Naar ik vermoed, hadden deze waardeelen zich bij elkander gevoegd, om zich van de gemeene marke af te scheiden, om hun quota pars pro indiviso in individueelen eigendom te doen overgaan.
     Blijkbaar was het halve waardeel van de Pastorie, zeker omdat de predikant, ADOLPHUS BENTHEM, geen vee hield, verhuurd.
     Door het feit dat de waardeelen zouden worden afge-


 


|pag. 87|


graven, blijkt voldoende dat men er individueelen eigendom van ging maken.
     Maar tevens blijkt dat, voorloopig althans, die afgraving alleen maar zou zijn eene gezamenlijke afscheiding van deze waardeelen van de overige marke en dat dan later eene afscheiding van ieders grond in deze kleinere gemeenschap zou kunnen volgen.
     Mocht dit geschieden, dan behield de pastorie voor haar deel zich het recht voor, om hare gerechtigheid over de geheele kleinere gemeenschap voor haar deel te doen gelden.
     Tevens zou de verhuring van het aandeel van de pastorie over de loopende drie jaren gehandhaafd blijven, en daarna zou, wanneer de predikant zelf geen gebruik maakte van beweiding, hem voor zijn deel een vergoeding worden gegeven in evenredigheid tot andere verhuurde stukken.
     Deze afscheiding levert een merkwaardig voorbeeld op van de trapsgewijze overgang van ongescheiden markegronden in Drenthe tot individueelen eigendom.
     Dat de scheiding werkelijk is tot stand gekomen bewijst ons deze aanteekening in de stedelijke rekening van 1662:
     „Den 26, 27 en 28 dito (Martij) de Heeren REIJNER TENGNAGEL, WIJNTGES, secretaris en dienaar tot Dwingeloo in Drenthe een scheijdinge van een gemeente bijgewoond 27,-6,-”.
     Het erf te Dwingeloo was reeds vóór 1613 verhuurd aan CLAES VAN ECHTEN TOT OLDENGAERDEN gehuwd met ANNA BENINGA TOT GRIMERSUM, die na doode van haren man op 27 Aug. 1615 te Zwolle hertrouwde met HENDRIK BENTINCK TOT WERKEREN.
     Van zijne weduwe is omtrent deze huur voorhanden


----------------------------------


 


ADOLPHUS BENTHEM,astoor te Dwingelo.


 Apunte dibujos sobre algunos bienes espirituales de la ciudad de Campen en Drenthe


| p. 84 |


Esto es evidente en el siguiente artículo:
     Poincts en Hooched. mi Señor Lantdrost VAN DEN BOETSELAER como Erff-intercalación de Pastorije a Dwingeloo recogido estados tienen que ver verclaeringe haer waerop los buyren Dwingeloo, alleer y bevorents uno voeghen Sal CONNEN Verstaen a los presbiterios waerdeel a haer.
1. La apertura general a partir de ese momento puede ser liberada de una sangría general de las partes respectivas de haere, de vez en cuando para permanecer para siempre; dan o dieselve mezclar aquí naemels deselve waelenden partes para sus stucks geschijden.
2. y caer de yah, cómo sijluijden continuación, hosco Verstaen quiere que se llevan a cabo presbiterios wardeel soude, ya sijluijden un refresco única naedere scheijdinge offte verdeijlinge Comen souden a maecken twelck ingreso demasiado schaedelijck a naedeelich la waer rectoral.
3. Inge Valle como una sich a una agregación presiona soude CONNEN Verstaen porque, en sulcken cas affgraevinge para todo eso, Sonder Costen o demasiado sufren de debe hacerse la soude pastorije, a weeten sobreel primera Reijse.
     Si Oock soude puede suceder que Comen scheijdinge verhaelt en vougen, convirtiéndose en roca voltios, el foso iegenwoordigen predicker no está localizado Comen Möchte a gebruijcken selffs tierras de cultivo, a Maer verhuijren como máximo proffijte, fuera sijluijden en casos sulcken no sijn geneicht souden, luego para jaerlix


 | p. 85 |
dar aviso de cualquier otra cuota en la que puedan haber incurrido otras partes que hayan sido reparadas y hacer que se resuelvan.
     Aquí; bene respiraderos, Valle construido el sich incompstich toedraegen Oock Möchte que los buijren gesinnet waeren la Stucken a wardeel audición y dijo de nuevo para scheijden offte verdeilen que en los casos soodanigen SIJ souden luijden debe toestaen que alvorents Daer para unirse, los nevents pastorije los otros erffgenaemen en todos los parcelen han de disfrutar.
     Y todo esto en una comprensión amargada, que el movimiento anterior suena al efecto del sacerdote actual, recordando aquellos tres años restantes en el estado.
     El condi diez voorscreven nosotros bajo nombres según huijden aengenomen ingreso veraccordeert Mier deselve iegenwoordich sijn explicaciones que dar a la CONTENTSe consecuencias promptelijck NAE a Comen persecución de los ingresos, gesinnet sijnde añadir el scheijdinge en animales dan fe de ingreso prometemos en proffijte la pastorije con nuestras manos habituales. Fecha Dwingeloo desen 20 Febr. 1632.
Bajo stont


Uyt naem y para
dignidad de los Magis
Traet van de Stadt
Campen.
     R. VAN BREDA,
          Secretarius. ADOLPHUS BENTHEM,
     Pastor en Dwingelo.
JAN FLORERS.
HENDRICK JANSEN.
COOP SANTINGE.
JAN JANSSEN KLEIJS.


 
| p. 86 |
     Se ha adjuntado una hoja de papel separada a esta pieza, al igual que la pieza escrita por el Secretario VAN BREDA con el siguiente contenido:
     "Memorando de esas salas han luchado tanto durante los malchanges:
     Esa Pastorie waer.
     Jan FLOEMERS siete y de un barrio.
     Die Stadt 3 wardel.
     COOP SANTINGE 6 wardel y.
     HENRICK JANSS COERDES 5.
     JAN CLEIJS 2.
     ALBERT HARSEN en Ruijnen con COOP HENRICKS un desastre ".
     Aquí encontramos 20 valores que se han unido y
fueron parte de este contrato, que sin embargo no fue firmado por ALBERT HANSEN en Ruijnen y COOP HENRICKS, en conjunto propietarios de un valor.
     La primera pregunta que surge es si estos valores formaron la marca completa. Creo que esta pregunta debe ser respondida en forma negativa, precisamente porque se han unido entre sí.
     Como sospecho, estos valores se unieron, para separarse del mercado común, para transferir su cuota pars pro indiviso a la propiedad individual.
     Aparentemente era la mitad del valor de la Rectoría, especialmente porque el predicador, ADOLFO BENTHEM, no tenía ganado.
     Debido al hecho de que las valoraciones serían



| p. 87 |


Excavando, parece suficiente que lo iban a hacer dueño individual de él.
     Pero también parece que, por el momento al menos, esa excavación sería solo una separación conjunta de estos valores del otro marke y que más tarde podría seguir una separación del terreno de todos en esta comunidad más pequeña.
     Si esto sucediera, entonces la vicaría se reservaba para ella el derecho de afirmar su rectitud sobre toda la comunidad más pequeña por su parte.
     Al mismo tiempo, el alquiler de la parte del presbiterio se mantendría en el transcurso de tres años, y luego, si el pastor no usara el pastoreo por sí mismo, sería compensado por su parte en proporción a otros artículos alquilados.
     Esta separación arroja un curioso ejemplo de la transición gradual de la tierra no separada en Drenthe a la propiedad individual.
     D


| p. 87 |


Excavando, parece suficiente que lo iban a hacer dueño individual de él.
     Pero también parece que, por el momento al menos, esa excavación sería solo una separación conjunta de estos valores del otro marke y que más tarde podría seguir una separación del terreno de todos en esta comunidad más pequeña.
     Si esto sucediera, entonces la vicaría se reservaba para ella el derecho de afirmar su rectitud sobre toda la comunidad más pequeña por su parte.
     Al mismo tiempo, el alquiler de la parte del presbiterio se mantendría en el transcurso de tres años, y luego, si el pastor no usara el pastoreo por sí mismo, sería compensado por su parte en proporción a otros artículos alquilados.
     Esta separación arroja un curioso ejemplo de la transición gradual de la tierra no separada en Drenthe a la propiedad individual.
     Que el divorcio está realmente establecido nos prueba esta nota en el recuento urbano de 1662:
     "El 26, 27 y 28 ídem (Martij) Señor Reijner Tengnagel, WIJNTGES, secretario y ministro de Dwingeloo Drenthe en scheijdinge asistieron a una ciudad 27 -6 -".
     El patio Dwingeloo ya era antes de 1613 vamos a CLAES DE DERECHOS A OLDENGAERDEN casó con Anna Beninga A Grimersum, después de muertos por su marido el 27 de agosto 1615 en Zwolle se volvió a casar con HENDRIK BENTINCK PARA TRABAJAR.
     Su viuda está disponible acerca de esta renta


 


----------------------------------------------------------------------------------------------------


http://www.dboverijssel.nl/archieven/3830 


 


 


 ADOLPHUS BENTHEM,Pastoor te Dwingelo.


Aanteekeningen betreffende eenige geestelijke goederen der stad Campen in Drenthe gelegen


AANTEEKENINGEN


 


BETREFFENDE EENIGE


 


GEESTELIJKE GOEDEREN DER STAD CAMPEN


 


IN DRENTHE GELEGEN.


 


__________


     Toen in de laatste helft der zestiende eeuw de hervorming te Campen vasten voet had gekregen en geestelijken en kloosterlingen de stad hadden verlaten, trok de stad, krachtens haar souvereiniteitsrecht, de goederen der kloosters als bona vacantia tot zich.
     Tot die goederen behoorden ook eenige erven en landerijen gelegen in Drenthe, die, evenals de overige goederen van denzelfden aard, door het stadsbestuur gesteld werden onder het beheer van vier gecommitteerden, twee uit den Raad en twee uit de Gezworene gemeente, die de inkomsten daarvan als Kameraars en Rentmeesters der Ecclesiastieke goederen inden, de uitgaven deden en ondergeschikt waren aan het stadsbestuur.
     Een vaste doorgaande regel wat onder die uitgaven gebracht werd, is niet te vinden.
     Men bracht er onder wat niet in den ouden aangenomen regel der Kameraarsrekeningen paste, en waarvoor deze geen

|pag. 76|


ruimte liet. Al naar mate de Kameraarsrekeningen der stad of die der geestelijkheid daaraan behoefte hadden, werd de eene rekening door de andere ontlast, of werd de eene door de andere, bij wijze van subsidie, tot betaling in staat gesteld.
     Het kon wel niet anders of het beheer der soms verre buiten de stadsjurisdictie gelegen onroerende goederen, behoorende tot de geestelijkheid, veroorzaakte veel last, moeite en kosten.
     Geen wonder dan ook, dat de Raad de verst afgelegen goederen bij verloop van tijd van de hand wenschte te doen.
     Vandaar dat 9 en 27 Juli 1650 door Schepenen, Raad en Gezworen gemeente werd besloten: „dat de erven soo de Ecclesiastique Caemer in de Landschap Drenthe is hebbende, zullen werden bij een openbaeren opslach vercoft.”
     De penningen zouden worden besteed tot het aflossen van schuldbrieven ten laste van de stad, die in handen van uitheemschen waren.
     Vóór men echter tot dien verkoop overging, wilde men die goederen eerst eens opnemen, en zoo gingen 10, 11 en 12 Juli van dat jaar Schepenen en Raad, Oude en Nieuwe Rentmeesters, Secretarissen en Dienaren op reis naar de Landschap Drenthe, een tocht die, volgens de rekening, het voor die tijden belangrijke bedrag van 174 caroli guldens en 4 stuivers kostte. 
1)
     Het verslag van die reis is ons bewaard gebleven.

|pag. 77|


     Den 10 Julij A°. 1650 is een Achtb. Raadt deser stadt, Campen geweest op een visite van de Ecclesiastique erven in Drenthe en dien avondt gearriveert tot Meppen, alwaer sich eerstlicken geinformeert op de constitutie van het erve Tenningen, bevindende dit erve te hebben een geheele opslach, dat is, dat het selve erve op de gemeene landen van dat Boerschap, ’t welck bestaet in twaelff erven, vermach te slaen ses schapen, thijn coenen, achtijn guste beesten en vier à vijf peerden.
     Tot deze twaalf erven van het genoemde Boerschap Meppen behoort een redelijcke groote Meente met goet eiken holtgewas sodanich versien, dat ijder erve bij de eeckelen twee à drie varkens vermach te mesten en vet te maaken. 
2)

|pag. 78|


     Soo behoort oock tot dese erven een groot veen, streckende van daer soo tot aen Echtens veen, als aen het Boerschap Gijs. Edoch aldewijl de turff aldaer gegraeven niet alleen licht is, maer oock niet te water can werden gebracht, soo is hetzelve aldaer in cleijn estime.
     Opt erve Tenningen staet een goed bouhuijs, achter welcke een nieuwe turffschuir en voor een hojschuire, hebbende nevents een coolhoff, oven en schaepscoij, alsmede seecker campien beset met omtrent vijff en sestich eicken bomen, daeronder sesthijn à achtijn jonge telgen van 2 à 3 jaeren.
     Nevents het saylant, welckers publijcke metingen de Ao. 1623 en ’42 hierbij copielijck sub A is aangehecht, 
3) soo licht tot dit erve naervolgende hoij- of weijlandt.


dy>; border: #f0f0f0;" valign="bottom" width="50">
s="MsoNormal">groot


s="MsoNormal">6


ass="MsoNormal">dachwerck.


tom">
gin: 0cm 0cm 10pt;">


gin: 0cm 0cm 10pt;">1


gin: 0cm 0cm 10pt;">


tom">
gin: 0cm 0cm 10pt;">


gin: 0cm 0cm 10pt;">2


gin: 0cm 0cm 10pt;">


tom">
gin: 0cm 0cm 10pt;">


gin: 0cm 0cm 10pt;">1


gin: 0cm 0cm 10pt;">


: #f0f0f0;" valign="bottom">
gin: 0cm 0cm 10pt;">


gin: 0cm 0cm 10pt;">12


gin: 0cm 0cm 10pt;">


;">     Dit erve is vrij van alle uijtgaende renten.
     Hiernaer gereden tot het oude erve Nie Leuse, int selve Boerschap Meppen gelegen. En alhoewel ’tselve A°. 1634 aen den Achtb. Raedt door de meijer sij aengegeven op twee en twintich mudde gesays, zoo ist selve volgents de publijcke metinge de anno 1642 hiernevents sub B, groot bevonden vijff en twintich mudden, twee

|pag. 79|


schepel, drie spint en een roe, behalven het hoylandt bestaende in naervolgende campen:


dy>; border: #f0f0f0;" valign="bottom" width="50">
s="MsoNormal">groot


s="MsoNormal">2


ass="MsoNormal">dachwerck.


tom">
gin: 0cm 0cm 10pt;">


gin: 0cm 0cm 10pt;">1


gin: 0cm 0cm 10pt;">


tom">
gin: 0cm 0cm 10pt;">


gin: 0cm 0cm 10pt;">1


gin: 0cm 0cm 10pt;">


tom">
gin: 0cm 0cm 10pt;">


gin: 0cm 0cm 10pt;">2


gin: 0cm 0cm 10pt;">


tom"> ="padding-bottom: 4.5pt; background-color: transparent; padding-left: 7.5pt; padding-right: 7.5pt; padding-top: 4.5pt; border: #f0f0f0;" valign="bottom">pt;">__


gin: 0cm 0cm 10pt;">_________


: #f0f0f0;" valign="bottom"> ">
gin: 0cm 0cm 10pt;">6


gin: 0cm 0cm 10pt;">dachwerck.


;">     Dit erve heeft mede een geheele volle drift soo en als het erve Tenningen, staende hier aen te mercken, dat tot dit Boerschap Meppen, en bijgevolg pro quota mede tot dese twee arven, gehoort een groote partije holtgewas rondtom den Es staende.
     Op dit erve is een groot vorhuis, doch boven wat bouvallich, alsoock een nieuwe schuire om hoy, turff en schaepen in te setten; hiernevents elff groote eecken stammen.
     Dit erve is mede vrij van alle uijtgaende beswaernis.
     Dese visite alsoo sijnde volbracht, heeft sich den Achtb. Raedt vorderts opten selven dach begeven naer Ooster Hesselen, alwaer WOLTER GERRIJTS tegenwoordich up woont.
    ; A°. 1634 is dit erve bij den meijer aengegeven op 28 mudde gesaeijs, doch volgents die hier nevents gaende publijcque meetingen is het bevonden groot te wesen dertich mudde, drie schepel, een spint en acht roeden.
     Het hoijlandt licht in verscheijden campen, volgents de verscheijden metingen hier nevents mede sub C.
     Op dit erve staet een goet bouhuis met voor een redelijcke hoijschuire, achter een turffschuire met ter sijden een coolhoff.

|pag. 80|


     Achter dit huijs staen seven groote en acht en twintich jonge eecken stammen.
     Over het derde huijs van dit erve licht noch een coolhoff met een maete weijlandt met elff eecken boomen tot hetselve gehoorende.
     D’ uijtganck van dit erve is in de annotatie de A°. 1634 perfect aengetrocken 
4).
     Dit erve heeft mede de gerechticheijt van een geheele uytslach en opdracht.
     Denselven dach is de reijse voortgeset naar Sweel, tot besichtinge van het erve Woerdingen.
     Op dit erve is een redelijck goet en groot bouhuis, met ter zijden een turfschuir, een weijnich reddeloos, achter een hoff met 5 à 6 fruitbomen, de reste open en tegenwoordich beplant met cool. Soo is mede voor het huijs aen beijde sijden van den inganck een coolhoffien.
     Ter sijden van het huijs licht een weijcampien,

|pag. 81|


beset met 28 groote en 27 drie- à vierjarige eecken stammen.
     Dit erve heeft een halve waere, hierop kan werden geslagen 10 beesten en vier peerden. 
5)
     ’t Boulandt A°. 1634 bij de meijer aengegeven sijnde op 26¼ mudde en drie spint gesaijs, wordt volgents gedaene meetinge de A°. 1642 hiernevents sub D. groot bevonden vijffendertich mudde, drie schepel, drie spint en negen roeden, behalven het hoijlandt bestaende in naevolgende campen:


dy>; border: #f0f0f0;" valign="bottom" width="50">
s="MsoNormal">groot


s="MsoNormal">6


ass="MsoNormal">dachwerck.


tom">
gin: 0cm 0cm 10pt;">


gin: 0cm 0cm 10pt;">114


gin: 0cm 0cm 10pt;">


tom">
gin: 0cm 0cm 10pt;">


gin: 0cm 0cm 10pt;">14


gin: 0cm 0cm 10pt;">


tom">
gin: 0cm 0cm 10pt;">


gin: 0cm 0cm 10pt;">2


gin: 0cm 0cm 10pt;">


tom">
ottom: 4.5pt; background-color: transparent; padding-left: 7.5pt; padding-right: 7.5pt; padding-top: 4.5pt; border: #f0f0f0;" valign="bottom">style="font-size: medium;">__


gin: 0cm 0cm 10pt;">_________


: #f0f0f0;" valign="bottom"> ">
gin: 0cm 0cm 10pt;">912


gin: 0cm 0cm 10pt;">dachwerck.



     „D’uijtkganck can mede in de annotatie van het jaer 1634 werden naegesien. 6)
     Hier staet generalijck aen te mercken dat het mudde hier wort genomen Groninger maete, sijnde drie schepel op 4 schepel Swolsche maete”.
     Den 18en Juli 1667 verhuurden Schepenen en Raad het erve Woerdinge te Zweeloo aan GHEERT LANTINGE te Wesepe voor 100 car. gl. Doch reeds 26 Nov. 1668 werd voor het geval LANTINGE het huis zelf niet bewoonde, en het land zelf niet bebouwde, dit erf verhuurd aan WILLEM WOLTERS voor ALBERT FRERIX tot 1672 voor 100 car. gl.
     Den 9en December 1668 werd door den Schulte L. LEPEL aan GHEERT LANTINGE geinsinueerd om het huis te verlaten. De huurder verklaarde zich daartoe alleen bereid als de magistraat van Campen hem zijne verschotten vergoedde, die hij aan ’t huis en anders voor hem gedaan had.
     ALBERT FRERIX kwam op het erve te wonen, en toen hij het in 1672 verliet, gaf de predikant te Zweeloo WOLTHERUS SCHOONEBEECK, in afwezigheid van den scholte Hindrick Olffen, eene verklaring af dat ALBERT WOERDINGE, zooals hij nu naar het erve genoemd wordt, in 1670 aan de kerk heeft bekostigd 3 gl. en in het huis een nieuwe balk heeft laten aanbrengen voor 23 gl. 3 st., aan glazen heeft laten repareeren voor 4 gl. 3 st. en 15 eiken telgen heeft gekocht en in den hof geplant voor 3 st., samen 2 gld. 10 st.
     Deze erven werden 7 Aug. 1650 in publieke veiling

|pag. 83|


gebracht en konden toen te zamen 16000 car. gl. opbrengen, en werden daarvoor ingehouden.
     De drost van Vollenhove JOHAN VAN ISSELMUDEN bood er daarna uit de hand 15000 car. gl. voor, welk bod werd aangenomen bij besluit van Schepenen, Raad en Gezworen gemeente van 30 Oct. 1650.
     Daar men elkander niet goed begrepen had, aangezien de Raad ook nog het plakken geld verlangde en de drost dit niet wilde betalen, werd 20 Nov. 1650 besloten den koop niet door te laten gaan.
     Verstandig is dit niet geweest, want in 1695 werd bij besluit van 10 en 25 Juli goedgevonden de erven voor 13000 car. gl. te verkoopen.
     Ook te Dwingeloo had de geestelijkheid een erve liggen.
     Dit erve werd krachtens besluit van Schepenen, Raad en Gezworen gemeente van 11 April 1692 verruild aan den landdrost van Drenthe VAN PALLANT tegen een maete lands dezen toebehoorende, gelegen aan den Zwarten dijk bij bij Kampen en eene obligatie groot 1200 car. gl. rentende vijf ten honderd ten laste van het kantoor van Vollenhove.
     Tot de gerechtigheid van dit erve behoorden ook drie waardeelen in de marke van Dwingeloo.
     In 1652 wilde men deze marke scheiden. Nu was ook de pastorie van Dwingeloo voor ¼ waardeel in de marke gerechtigd.
     De landdrost VAN DEN BOETZELAER als erf-collator van de kerk te Dwingeloo, wilde tot deze scheiding niet medewerken, tenzij de andere geërfden vooraf eene verklaring teekenden omtrent eenige punten die ten opzichte van dit Pastoriewaardeel bij de scheiding zouden worden in acht genomen.

|pag. 84|


Dit blijkt uit het volgende stuk:


dy>f0;" valign="top"> MsoNormal">     Poincten bij sijn Hooched.Gestr. mijn Heer de Lantdrost VAN DEN BOETSELAER, als Erff-Collator van de Pastorije tot Dwingeloo opgestelt, waerop de buyren van Dwingeloo haer verclaeringe hebben te doen, alleer en bevorents men sal connen verstaen het pastorijen waerdeel bij haer te voeghen.


">
: 0cm 0cm 10pt;">Generale openinge daer van te doen off sij luijden geneicht sijn bij een generaele affgraevinge van haere respectieve wardeelen, nu ende voor altijt te blijven; dan of dieselve vermenen hier naemaels deselve waerdeelen voor haer stucksgewijse te scheyden.


">
: 0cm 0cm 10pt;">En ingevalle van jaa, hoe sijluijden alsdan sullen willen verstaen dat het met pastorijen wardeel soude worden gehouden, vermits sijluijden een sodaenige naedere scheijdinge offte verdeijlinge souden comen te maecken twelck al te schaedelijck ende te naedeelich voor de pastorie waer.


: #f0f0f0;" valign="top">
: 0cm 0cm 10pt;">Ingevalle men sich tot een bijeenvoeginge soude connen verstaen, dat in sulcken cas voor alle affgraevinge van dien, sonder costen ofte last van de pastorije soude moeten geschieden, te weeten voorde eerste reijse.
     Indien het oock soude mogen comen te gebeuren dat de scheijdinge in vougen verhaelt, voltrocken wordende, het den iegenwoordigen predicker niet mochte comen gelegen, de landerijen selffs te gebruijcken, maer ten meesten proffijte te verhuijren, off sijluijden in sulcken gevalle niet souden geneicht sijn, alsdan daervoor jaerlix



dy>p: 4.5pt; border: #f0f0f0;" valign="top"> align="top">te brengen en doen connen.
     Hier benevents, ingevalle het sich incompstich oock mochte toedraegen, dat de buijren gesinnet waeren de stucken tot het wardeel gehoorende, wederom te scheijden offte verdeilen, dat in soodanigen gevalle sij luijden souden moeten toestaen, dat alvorents daer toe te treden, dat de pastorije nevents d’ andere erffgenaemen in alle parcelen haer part sal hebben te genieten.
     Ende dit alles in sulcken verstande, dat de voorgaende verhuijringen ten effecte van de iegenwoordige pastoor, geduijrende die drie jaeren sal sijn ende blijven in state.
     De conditien voorscreven bij ons onderbenoemt aldus op huijden aengenomen ende veraccordeert woe deselve iegenwoordich sijn leggende, om den inhoude van dien promptelijck nae te comen ende te achtervolgen, gesinnet sijnde de scheijdinge in dier voegen te doen, attesteren ende beloven wij ten proffijte van de pastorije met onse gewoontlicke handen. Datum Dwingeloo desen 20 Febr. 1632.



Onder stont


 


dy>p: 4.5pt; border: #f0f0f0;" valign="top"> de Magis-
traet van de Stadt
Campen.
     R. VAN BREDA,
          Secretarius.


: 0cm 0cm 10pt;">ADOLPHUS BENTHEM,
     Pastoor te Dwingelo.
JAN BLOEMERS.
HENDRICK JANSEN.
COOP SANTINGE.
JAN JANSSEN KLEIJS.


|


     Aan dit stuk is een afzonderlijk papiertje vastgehecht, evenals het stuk zelf met de hand van den Secretaris VAN BREDA geschreven van den navolgenden inhoud:
     „Memorie van die wardelen soo sich bij malcanderen hebben gevoecht:
     Die Pastorie 12 waer.
     
Jan BLOEMERS seven en 18 van een wardeel.
     Die Stadt 3 wardel.
     COOP SANTINGE 612 wardel en 18.
     HENRICK JANSS COERDES 512.
     JAN CLEIJS 212.
     ALBERT HARSEN te Ruijnen met COOP HENRICKS een wardeel.”
     Wij vinden hier alzoo 20 waardeelen, die zich bij elkander gevoegd hadden en partij waren bij dit contract, dat echter door ALBERT HANSEN te Ruijnen en COOP HENRICKS, te zamen eigenaren van een waardeel, niet mede is onderteekend.
     De eerste vraag, die zich voordoet, is of deze 20 waardeelen de geheele marke vormden. Ik meen, dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, juist omdat deze 20 zich bij elkander gevoegd hadden.
     Naar ik vermoed, hadden deze waardeelen zich bij elkander gevoegd, om zich van de gemeene marke af te scheiden, om hun quota pars pro indiviso in individueelen eigendom te doen overgaan.
     Blijkbaar was het halve waardeel van de Pastorie, zeker omdat de predikant, ADOLPHUS BENTHEM, geen vee hield, verhuurd.
     Door het feit dat de waardeelen zouden worden afge-

|pag. 87|


graven, blijkt voldoende dat men er individueelen eigendom van ging maken.
     Maar tevens blijkt dat, voorloopig althans, die afgraving alleen maar zou zijn eene gezamenlijke afscheiding van deze waardeelen van de overige marke en dat dan later eene afscheiding van ieders grond in deze kleinere gemeenschap zou kunnen volgen.
     Mocht dit geschieden, dan behield de pastorie voor haar deel zich het recht voor, om hare gerechtigheid over de geheele kleinere gemeenschap voor haar deel te doen gelden.
     Tevens zou de verhuring van het aandeel van de pastorie over de loopende drie jaren gehandhaafd blijven, en daarna zou, wanneer de predikant zelf geen gebruik maakte van beweiding, hem voor zijn deel een vergoeding worden gegeven in evenredigheid tot andere verhuurde stukken.
     Deze afscheiding levert een merkwaardig voorbeeld op van de trapsgewijze overgang van ongescheiden markegronden in Drenthe tot individueelen eigendom.
     Dat de scheiding werkelijk is tot stand gekomen bewijst ons deze aanteekening in de stedelijke rekening van 1662:
     „Den 26, 27 en 28 dito (Martij) de Heeren REIJNER TENGNAGEL, WIJNTGES, secretaris en dienaar tot Dwingeloo in Drenthe een scheijdinge van een gemeente bijgewoond 27,-6,-”.
     Het erf te Dwingeloo was reeds vóór 1613 verhuurd aan CLAES VAN ECHTEN TOT OLDENGAERDEN gehuwd met ANNA BENINGA TOT GRIMERSUM, die na doode van haren man op 27 Aug. 1615 te Zwolle hertrouwde met HENDRIK BENTINCK TOT WERKEREN.
     Van zijne weduwe is omtrent deze huur voorhanden

|pag. 88|


een eigenhandige brief van 27 November 1613 aan het stadsbestuur van Kampen van den navolgenden inhoud.
                              „Edele Vroeme vorsenighe Borghemesteren
                 ;                            und Raedt der stadt Campen.
     V.E. brieff an den schulten geschreven is mi van hem verthoendt gheworden den 25 deser maendt November ende daeruth verstaen die opsegginghe van WYCHER WOLTERS arve, twelck min salighe man und ick bis hero int ghebruck hebben ghehadtt ende van V. Ed. nu an JAN BLOEMERS und GHERT LUSSINGHE verhuirett, hetwelcke ick mi tot V. E. niet voorsien hadde 
7), dewile min salighe man und ick het laendt belmondig 8) wesende hebben angetastet, und groete moeijte und onkosten daeraen gelecht, alener
wij het sus wijt gebrocht hebben, dat het onder die ploech well beghaen is gheworden; oock so hebben wij voor twe jaren het groenlandt nies laeten begraeuen, also dat wij tot nochto ghroete schaede, uud ghien vordiel daervan ghehadt en hebben; hadde oock niet vermoedet V. E. an
sulke ondankbare luide hett thoe Campen verhuiren, dewile V. E. lestmaell teghen brengher deses ghesecht hebben dat bij V. E. het arve niett solde verhuirt worden aleher eenighe van V. E. daertho ghecommittiertt, hier quemen omme die lande tho besichtighen, waertho ick mi ganselick hebbe verlaten ende vermende alsdan hier met V. E. enen vaste huire tho maken; doch ick vermoede vastelick dat V. E. van die beide huirders qualick werden berichtet sijn, dije doch anders niet soecken als dije landen van ehen ander tho scheijden ende op die mes so het landt

|pag. 89|


onder sich hefft, eenighe jaeren tho bouwen ende alsdan na verstrekene jaermalen sollen V. E. het laendt wederomme vinden ghelick als doe het het eherst anghetastet is gheworden.
Oick so sijnt eenighe van die lande itsens mit winterkoren beseijtt ende dije reste alrede ghemesset, omme met sommerrogghe tho seijen, so duncket mi well onbehoirlick tho wesen, dat V. E. mi het groenlandt wolde nhemen ende ick alsdan den swaren thinden solde moeten bethalen, die doch wel ruim so hoghe belopt als den lesten huirserter van 1609 vermeldett. Edoch laten sich die beijde huirluijden bedencken mi ankompstighen Jacobi het gerfdiell van het landt na die derde garve te willen nhemen, hetwelcke ick niet verstaen en kan, dewile den lesten huircerter van ghien gerfdiel vermeldet. So is mits desen min frundtlichen begheren, dat V. E. mi het voerges. arve willen laten ghebruken voer ehen behoerlike huire des jaers, die ick op de belaueden dach V. E. sal doen behandighen ende oock ghenoechsaem borghe voer stellen; dat die huijre van verganghene Sanckt Mertin op den belaueden dach V. E. niet behandighet, is bi foute dat ick niet tho huis bin ghewest. Hirmede wijl V. E. in schutz des Almachtighen beuelen. Actum Dwingelo A°. 1613 den 27 Novembris.


                                      ;       ANNA BENINGHA VAN GRIMERSUM
                                        genanth VAN ECHTEN weduwe.
Opschrift:
               Edele vrome voersenighe Borghe-
          mesteren und raedt. der stadt Campen
          mine besondere goede vrunden.
                                             Campen.

|pag. 90|


     Heel veel gevolg schijnt dit schrijven niet gehad te hebben, want den 15 November 1613 was het goed reeds door de stad verhuurd aan GEERT LEUSINCK en JOHAN BLOEMERTS voor den tijd van zes jaren, ingaande op Mei 1615 voor zestig goudguldens des jaars.
     Uit de daarvan opmaakte acte blijkt, dat het erf afkomstig was van het vroegere St. Agnesklooster te Kampen. De vier andere hier boven genoemde erven waren van het St. Birgittenklooster geweest.
     Blijkens het rapport van het bezoek aan dit erve op 29 Mei 1634 was er toen reeds op dat erve geen hofstede of huis aanwezig.
     Waarschijnlijk was dit reeds in het laatst van de 16e eeuw gedurende den krijg verwoest, en lag het land daarom belmondig toen CLAES VAN ECHTEN het huurde.
     CLAES VAN ECHTEN had het erf 23 Mei 1609 gehuurd voor drie jaren tegen 22 goudguldens pacht.
     Volgens het verslag van het bezoek aan het erve te Dwingeloo, op 29 Mei 1634, gingen uit dat erf de navolgende heffingen:
     „Jhr. WESTERHOLTE 212 mudde rogge des jaers.
     Jhr. ROETSELAER 218 mudde rogge des jaers.
     Jhr. VOS VAN STEENWIJK St. Olofs pacht 112 schepel rogge des jaers.
     De kercke aldaer tot onze L. Vrouwen Vicarie 12 mudde rogge des jaers.
     Het Clooster van Dickninge soe Jhr. ECHTEN heeft gecoft, 412 schepel rogge en een mudde haver.”


     Kampen, November 1909.


Mr. J. NANNINGA UITTERDIJK.


– Uitterdijk, J.N. (1910) Aanteekeningen betreffende eenige geestelijke goederen der stad Campen in Drenthe gelegen. Nieuwe Drentsche Volksalmanak, 28, 75-90.


--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 


 489 RAK 94 FOLIO: 188v DATUM: 23-02-1663
onderwerp Verklaring
onroerend goed n.v.t.
comparanten Clement, Hendrick Adriaensz Comparant
Bentheim, mr Hendrick van Voogd Organist
samenvatting Comparant verklaart van zijn voogd de goederen te hebben ontvangen die
zijn grootmoeder Aeltien Gerrits hem had vermaakt in haar testament,
waarvoor hij hem bedankt met belofte van vrijwaring.
bijzonderheden Geen


----------------------------


489 RAK 94 FOLIO: 188v FECHA: 23-02-1663
sujeto
bienes inmuebles n.v.t.
apariciones Clement, Hendrick Adriaensz Comparant
Bentheim, Sr. Hendrick van Voogd Organista
Resumen Comparant declara de su tutor que ha recibido la mercancía
su abuela Aeltien Gerrits lo había entretenido en su testamento,
por lo cual le agradeció con la promesa de indemnización.
detalles Ninguno


-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


De organistenfamilie Van Benthem te Zutphen in de zeventiende
eeuw
door R.C.C. de Savornin Lohman
Mevrouw M.M. Doornink - Hoogenraad geeft in het Tijdschrift van de Vereniging
voor Nederlandse Muziekgeschiedenis, Dl. XIX, - 3,4 (Amsterdam 1962-
1963) in haar artikel "Een Zutphense organist uit Sweelinck's tijd" (blz. 192-
199) een boeiende beschrijving van het leven en werken van Mr. Godefrid Oldenraet,
die van 1613-1630 organist der stad Zutphen was. Het artikel besluit met
de vermelding dat na de dood van Oldenraet eind 1630/begin 1631 zijn functie
tijdelijk werd uitgeoefend door zijn blinde leerling Gerrit Hansen, en dat op 1
oktober 163 1 als vaste organist werd aangesteld Mr. Arnold van Benthem, afkomstig
uit Groningen. Deze Van Benthem en zijn muzikale familie vormen het
onderwerp van onderstaande studie.
Voorop mag gesteld worden dat sinds de Reformatie de organist te Zutphen
slechts gedeeltelijk "stadsorganist" was; hij werd weliswaar door de Magistraat
benoemd en ontslagen, maar zijn bezoldiging geschiedde - evenals voor de predikanten
en schoolmeesters - door het kwartierlijke Zutphense rentambt, terwijl
emolumenten zoals huishuur en honorarium voor buitengewone orgelbespelingen
uit de stedelijke geestelijke rentambten werden bekostigd. Daarnaast had de kerkeraad
een belangrijke stem in de instructie voor de organist (verg. bovenvermeld
artikel van Mevrouw Doornink; en het artikel "Een afgedwaalde stadsorganist"
van J. de Graaf, in Gelre 1953, blz. 196).
Arent, ofwel Arnold(us) van Benthem werd omstreeks 1610 geboren in het
handelsstadje Nordhorn, aan de Vecht in het graafschap Bentheim. Zijn vader
Hendrick van Benthe(i)m stamde uit een bastaardtak van het Duitse gravenhuis
Van Bentheim; zijn vader en grootvader waren richter in Nordhorn. Hendrick bekleedde
van 16 10- 1648 aldaar de toendertijd vaak gecombineerde functies van
schoolmeester, organist en stadssecretaris. Hij trouwde omstreeks 1610 Margaretha
Spenneberg, een dochter van welgestelde boeren in Borghorst bij Steinfurt.
Zij hadden vier zonen, die alle vier eerst naar Groningen gingen, toen ook reeds
een grote stad met een rijk wetenschappelijk (Universiteit!) en cultureel leven.
De zonen Adolphus en Melchior studeerden er theologie; zij werden later predi- .I
kant, resp. te Dwingelo en te Rijssen. De zonen Arent (Arnoldus) en Hendrick
bekwaamden zich in Groningen in het orgelspel en waren er tijdelijk als organist
aan gasthuizen verbonden. Hendrick kwam via Groen10 terecht in Kampen, waar
hij in 1634 tot stadsorganist en -klokkenist werd benoemd.
Arnoldus werd komend dus uit Groningen op 1 oktober 1631 in Zutphen
aangesteld tot organist van de St. Walburgskerk, waarvan hij op 24 februari 1647
ook de klokkenist (beiaardier) werd; daarnaast wordt hij in 1655 nog aangetroffen
als licentmeester, diaken en opziender van het Arme of Vreemde Wezenhuis.
Hij was in 1631 getrouwd met Gebbetien Böttich, uit Schuttorf, behorend tot de
later in Groningen en Drenthe bekende predikantenfamilie Bottichius.


 


 Van hun zeven kinderen stierven er drie jong; één dochter trouwde naar Zwolle,
een andere naar Amsterdam, en de twee zonen werden weer organist. De oudste,
Derck ofwel Theodorus, bezocht eerst de Illustre School te Deventer, studeerde
vervolgens philosophie te Leiden en ging zich ten slotte in het orgelspel
bekwamen in het Groningerland. In 1657 volgde hij zijn in december 1656 (a.d.
pest) gestorven vader Mr. Arnoldus op als organist van de St. Walburgskerk, en
later werd hij na verkregen opleiding tevens de klokkenist. Theodorus overleed al
in 1674 op veertigjarige leeftijd. Zijn opvolger als stadsorganist werd in 1676
Cornelis van Neck.
Uit het huwelijk van Theodorus in 1667 met Catharina Crop sproten vier
kinderen, van wie de enige zoon, Arnold, jong stierf. De dochter Helena vertrok
in 1702 voorgoed naar Amsterdam. De dochter Maria Magdalena trouwde in
1716 Willem van den Berg uit Doesburg; zij overleed in 1753 te Zutphen kinderloos
en vermaakte haar bezittingen aan haar achterneef Arnoldus Revius in Amsterdam.
Het vierde kind, Theodora, werd in 1674 posthuum geboren en stierf
kinderloos vóór 1734.
De jongste zoon van Mr. Arnoldus, namelijk Hendrick van Benthem, werd in
1664 te Kampen aangesteld tot waarnemend organist van de Bovenkerk en klokkenist
van de nieuwe toren, onder zijn oom Mr. Hendrick van Benthem de stadsorganist
van Kampen. Hendrick (de jonge) vertrok in 1672 naar Amsterdam en
werd daar "suppoost". Hij wordt er in 1684 vermeld als mede-erfgenaam van zijn
oom Mr. Hendrick (wiens zes kinderen allen voordien zonder nageslacht waren
gestorven).
Hendrick (de jonge) had uit zijn huwelijk in 1663 met Elisabeth van Ceulen
vier kinderen, van wie de dochter Cornelia in 1701 te Amsterdam trouwde met
de wijnkoper Jodocus Revius uit Deventer.*
Wij hopen in een volgend artikel meer in bijzonderheden terug te komen op
de familiebetrekkingen tussen de verschillende organisten-klokkenisten Van Benthem
resp. te Nordhorn, Kampen en Zutphen, en de predikanten (Van) Benthem
te Dwingelo en te Rijssen. Voor zover valt na te gaan zijn de takken der organisten
Van Benthem uitgestorven (die te Kampen vóór 1684, en die te Amsterdam
in de eerste helft van de 18e eeuw). De predikantentakken (Van) Benthem lieten
echter een uitgebreid, ook thans nog levend nageslacht na, mede in vrouwelijke
lijn, onder de namen Benthem Reddingius en Benthem Sypkens. Deze "gestudeerde"
families met vele predikanten en ook wel medici, met name in de vier
noordelijke provincies van ons land, zijn voor Zutphen niet van direkt belang en
blijven dan ook verder buiten beschouwing.
Het op zichzelf merkwaardige fenomeen van de vijf organisten Van Benthem,
in drie generaties - waarvan twee in Zutphen bijna een halve eeuw lang - verdient
naar het voorkomt alleszins op deze wijze aan de vergetelheid ontrukt te worden.
* kleinzoon van Hendrick Reefsen, of Revius, gemeensman van Deventer, die een broer was van de beroemde theoloog-historicus en dichter Jacobus Revius. 


------------------------------


La familia del organista Van Benthem en Zutphen en el decimoséptimo
siglo
por R.C.C. el Savornin Lohman
Sra. M.M. Doornink - Hoogenraad cede en la Revista de la Asociación
para la historia de la música holandesa, Dl. XIX, - 3.4 (Amsterdam 1962-
1963) en su artículo "Un organista de Zutphen del tiempo de Sweelinck" (p.
199) una descripción fascinante de la vida y el trabajo del Sr. Godefrid Oldenraet,
quien fue organista de la ciudad de Zutphen desde 1613-1630. El artículo concluye con
la declaración de que después de la muerte de Oldenraet a fines de 1630 / principios de 1631 su función
temporalmente fue ejercida por su estudiante ciego Gerrit Hansen, y que el 1
Octubre 163 1 fue nombrado organista permanente. Arnold van Benthem, de
de Groningen. Estos Van Benthem y su familia musical lo forman
sujeto del estudio a continuación.
En primer lugar, se puede decir que desde la Reforma el organista en Zutphen
era solo parcialmente "organista de la ciudad"; él fue admitido por el Magistrado
nombrado y despedido, pero su remuneración fue hecha, así como para los pastores
y maestros de escuela - por el prometido trimestral de Zutphen, mientras
emolumentos como el alquiler de la casa y los honorarios por juegos de órgano extraordinarios
fuera de las tasas de interés espirituales urbanas se financiaron. Además, el consejo de la iglesia
una voz importante en la instrucción para el organista (citado anteriormente
artículo de la Sra. Doornink; y el artículo "Un organista de la ciudad callejero"
por J. de Graaf, en Gelre 1953, página 196).
Arent, o Arnold (nosotros) van Benthem, nació alrededor de 1610 en el
ciudad comercial Nordhorn, en el Vecht en el condado de Bentheim. Su padre
Hendrick van Benthe (i) m se originó a partir de una rama bastarda de la tumba alemana
Van Bentheim; su padre y su abuelo fueron directores en Nordhorn. Hendrick aguantó
a partir del 16 10-1648 allí las funciones a menudo combinadas de
maestro de escuela, organista y secretario de la ciudad. Se casó con Margaretha alrededor de 1610
Spenneberg, una hija de granjeros ricos en Borghorst cerca de Steinfurt.
Tuvieron cuatro hijos, todos fueron a Groningen primero, y luego también
una gran ciudad con una rica vida científica (¡Universidad!) y cultural.
Los hijos Adolphus y Melchior estudiaron teología allí; luego se volvieron predispuestos
lado, resp. en Dwingelo y Rijssen. Los hijos Arent (Arnoldus) y Hendrick
calificado en Groningen en el juego del órgano y fue temporalmente como organista
conectado a casas de huéspedes. Hendrick terminó en Groen10 en Kampen, donde
en 1634 fue nombrado organista de la ciudad y relojero.
Por lo tanto, Arnoldus venía de Groninga el 1 de octubre de 1631 en Zutphen.
nombrado organista de la Iglesia de San Walburg, de la que fue el 24 de febrero de 1647
también el jugador del reloj (carillonneur) era; además, todavía se encuentra en 1655
como maestro de licencia, diácono y supervisor del orfanato de pobres o extranjeros.
Se casó en 1631 con Gebbetien Böttich, de Schuttorf, que pertenece al
más tarde en Groningen y Drenthe conocido pastor familia Bottichius.


 


Tres de sus siete hijos murieron jóvenes; una hija casada con Zwolle,
otro a Amsterdam, y los dos hijos se volvieron organistas otra vez. El más antiguo,
Derck o Theodorus, primero asistieron a la Escuela Illustre en Deventer, estudiaron
entonces la filosofía en Leiden y finalmente entró en el juego del órgano
hábil en el Groningerland. En 1657 siguió la suya en diciembre de 1656 (a.d.
plaga) murió padre Arnoldus como organista de la Iglesia de St. Walburg, y
más tarde, después de haber sido entrenado, también se convirtió en el jugador del reloj. Theodorus ya murió
en 1674 a la edad de cuarenta. Su sucesor como organista de la ciudad fue en 1676
Cornelis van Neck.
Del matrimonio de Theodorus en 1667 con Catharina Crop cuatro espadines
niños, cuyo único hijo, Arnold, murió joven. La hija que Helena dejó
en 1702 para bien a Amsterdam. La hija María Magdalena se casó
1716 Willem van den Berg de Doesburg; ella murió sin hijos en Zutphen en 1753
y entretenía sus posesiones a su sobrino nieto Arnoldus Revius en Amsterdam.
El cuarto niño, Theodora, nació póstumamente en 1674 y murió
sin hijos antes de 1734.
El hijo más joven del Sr. Arnoldus, a saber, Hendrick van Benthem, estaba en
1664 en Kampen nombrado organista en funciones de Bovenkerk y jugador de reloj
de la nueva torre, bajo su tío el Sr. Hendrick van Benthem el organista de la ciudad
van Kampen. Hendrick (el joven) se fue a Amsterdam en 1672 y
se convirtió en "asistente" allí. Él se menciona allí en 1684 como co-heredero de su
Tío Sr. Hendrick (cuyos seis hijos estaban todos sin descendencia antes
murió).
Hendrick (el joven) tuvo de su matrimonio en 1663 con Elisabeth van Ceulen
cuatro hijos, de los cuales la hija Cornelia se casó en 1701 en Amsterdam
el vendedor de vinos Jodocus Revius de Deventer. *
Esperamos volver al siguiente artículo con más detalle
las relaciones familiares entre los diversos relojes de organista Van Benthem
resp. en Nordhorn, Kampen y Zutphen, y los pastores (Van) Benthem
en Dwingelo y Rijssen. Por lo que se puede ver, las ramas de los organistas son
Van Benthem extinto (que en Kampen antes de 1684, y que en Amsterdam
en la primera mitad del siglo XVIII). Las ramas del pastor (Van) Benthem se fueron
sin embargo, una descendencia extensa, incluso ahora viva después, también en mujeres
línea, bajo los nombres de Benthem Reddingius y Benthem Sypkens. Este "estudiado"
familias con muchos predicadores y también médicos, especialmente en los cuatro
las provincias del norte de nuestro país no tienen ninguna importancia para Zutphen y
por lo tanto, permanecen fuera de consideración.
El fenómeno en sí mismo notable de los cinco organistas Van Benthem,
en tres generaciones, de las cuales dos en Zutphen han ganado casi medio siglo
parece que se sacó del olvido de esta manera de cualquier manera.
* nieto de Hendrick Reefsen, o Revius, compañero de Deventer, que era hermano del famoso teólogo-historiador y poeta Jacobus Revius.


-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------



 Parenteel Hendrick Benthem



1 Hendrick Bentheim.


Beroep:


td>EN-US">schoolmeester, organist en stadssecretaris Nordhorn


bsp;ily: Calibri;">Kind van Hendrick uit onbekende relatie:


1 Arent Hendricks Benthem, geboren in Nordhorn. Volgt 1.1.


1.1 Arent Hendricks Benthem is geboren in Nordhorn, zoon van Hendrick van Bentheim (zie 1). Arent is overleden in 12-1656 in Zutphen.


Beroep:


 
td>EN-US">schoolmeester, organist en stadssecretaris Nordhorn


bsp;>
 
td>medium;">De organistenfamilie Van Benthem te Zutphen in de zeventiende eeuw door R.C.C. de Savornin Lohman
Mevrouw M.M. Doornink - Hoogenraad geeft in het Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis, Dl. XIX, - 3,4 (Amsterdam 1962-1963) in haar artikel "Een Zutphense organist uit Sweelinck’s tijd" (blz. 192-199) een boeiende beschrijving van het leven en werken van Mr. Godefrid Oldenraet,
die van 1613-1630 organist der stad Zutphen was. Het artikel besluit met de vermelding dat na de dood van Oldenraet eind 1630/begin 1631 zijn functie tijdelijk werd uitgeoefend door zijn blinde leerling Gerrit Hansen, en dat op 1 oktober 163 1 als vaste organist werd aangesteld Mr. Arnold van Benthem, afkomstig
uit Groningen. Deze Van Benthem en zijn muzikale familie vormen het onderwerp van onderstaande studie. 

Voorop mag gesteld worden dat sinds de Reformatie de organist te Zutphen slechts gedeeltelijk "stadsorganist" was; hij werd weliswaar door de Magistraat benoemd en ontslagen, maar zijn bezoldiging geschiedde - evenals voor de predikanten en schoolmeesters - door het kwartierlijke Zutphense rentambt, terwijl
emolumenten zoals huishuur en honorarium voor buitengewone orgelbespelingen uit de stedelijke geestelijke rentambten werden bekostigd. Daarnaast had de kerkeraad een belangrijke stem in de instructie voor de organist (verg. bovenvermeld artikel van Mevrouw Doornink; en het artikel "Een afgedwaalde stadsorganist" van J. de Graaf, in Gelre 1953, blz. 196).

Arent, ofwel Arnold(us) van Benthem werd omstreeks 1610 geboren in het handelsstadje Nordhorn, aan de Vecht in het graafschap Bentheim. Zijn vader Hendrick van Benthe(i)m stamde uit een bastaardtak van het Duitse gravenhuis Van Bentheim; zijn vader en grootvader waren richter in Nordhorn. Hendrick bekleedde van 16 10- 1648 aldaar de toendertijd vaak gecombineerde functies van schoolmeester, organist en stadssecretaris. Hij trouwde omstreeks 1610 Margaretha Spenneberg, een dochter van welgestelde boeren in Borghorst bij Steinfurt. Zij hadden vier zonen, die alle vier eerst naar Groningen gingen, toen ook reeds een grote stad met een rijk wetenschappelijk (Universiteit!) en cultureel leven.

De zonen Adolphus en Melchior studeerden er theologie; zij werden later predikant, resp. te Dwingelo en te Rijssen. 

De zonen Arent (Arnoldus) en Hendrick bekwaamden zich in Groningen in het orgelspel en waren er tijdelijk als organist aan gasthuizen verbonden. 

Hendrick kwam via groningen terecht in Kampen, waar hij in 1634 tot stadsorganist en -klokkenist werd benoemd.

Arnoldus werd komend dus uit Groningen op 1 oktober 1631 in Zutphen aangesteld tot organist van de St. Walburgskerk, waarvan hij op 24 februari 1647 ook de klokkenist (beiaardier) werd; daarnaast wordt hij in 1655 nog aangetroffen als licentmeester, diaken en opziender van het Arme of Vreemde Wezenhuis.
Hij was in 1631 getrouwd met Gebbetien Böttich, uit Schuttorf, behorend tot de later in Groningen en Drenthe bekende predikantenfamilie Bottichius.

Van hun zeven kinderen stierven er drie jong; één dochter trouwde naar Zwolle, een andere naar Amsterdam, en de twee zonen werden weer organist. 
De oudste, Derck ofwel Theodorus, bezocht eerst de Illustre School te Deventer, studeerde vervolgens philosophie te Leiden en ging zich ten slotte in het orgelspel bekwamen in het Groningerland. In 1657 volgde hij zijn in december 1656 (a.d. pest) gestorven vader Mr. Arnoldus op als organist van de St. Walburgskerk, en later werd hij na verkregen opleiding tevens de klokkenist. Theodorus overleed al in 1674 op veertigjarige leeftijd. Zijn opvolger als stadsorganist werd in 1676 Cornelis van Neck.

Uit het huwelijk van Theodorus in 1667 met Catharina Crop sproten vier kinderen, van wie de enige zoon, Arnold, jong stierf. De dochter Helena vertrok in 1702 voorgoed naar Amsterdam. De dochter Maria Magdalena trouwde in 1716 Willem van den Berg uit Doesburg; zij overleed in 1753 te Zutphen kinderloos
en vermaakte haar bezittingen aan haar achterneef Arnoldus Revius in Amsterdam.
Het vierde kind, Theodora, werd in 1674 posthuum geboren en stierf kinderloos vóór 1734. 

De jongste zoon van Mr. Arnoldus, namelijk Hendrick van Benthem, werd in 1664 te Kampen aangesteld tot waarnemend organist van de Bovenkerk en klokkenist van de nieuwe toren, onder zijn oom Mr. Hendrick van Benthem de stadsorganist van Kampen. Hendrick (de jonge) vertrok in 1672 naar Amsterdam en
werd daar "suppoost". Hij wordt er in 1684 vermeld als mede-erfgenaam van zijn oom Mr. Hendrick (wiens zes kinderen allen voordien zonder nageslacht waren gestorven).
Hendrick (de jonge) had uit zijn huwelijk in 1663 met Elisabeth van Ceulen vier kinderen, van wie de dochter Cornelia in 1701 te Amsterdam trouwde met de wijnkoper Jodocus Revius uit Deventer.* kind:

Wij hopen in een volgend artikel meer in bijzonderheden terug te komen op de familiebetrekkingen tussen de verschillende organisten-klokkenisten Van Benthem resp. te Nordhorn, Kampen en Zutphen, en de predikanten (Van) Benthem te Dwingelo en te Rijssen.
Voor zover valt na te gaan zijn de takken der organisten
Van Benthem uitgestorven (die te Kampen vóór 1684, en die te Amsterdam in de eerste helft van de 18e eeuw).
De predikantentakken (Van) Benthem lieten echter een uitgebreid, ook thans nog levend nageslacht na, mede in vrouwelijke lijn, onder de namen Benthem Reddingius en Benthem Sypkens. Deze "gestudeerde" families met vele predikanten en ook wel medici, met name in de vier noordelijke provincies van ons land, zijn voor Zutphen niet van direkt belang en blijven dan ook verder buiten beschouwing. Het op zichzelf merkwaardige fenomeen van de vijf organisten Van Benthem, in drie generaties - waarvan twee in Zutphen bijna een halve eeuw lang - verdient naar het voorkomt alleszins op deze wijze aan de vergetelheid ontrukt te worden.
* kleinzoon van Hendrick Reefsen, of Revius, gemeensman van Deventer, die een broer was van de beroemde theoloog-historicus en dichter Jacobus Revius.


bsp;ily: Calibri;">Arent trouwde met Margareta van Spennenberg. Margareta is overleden.


Kinderen van Arent en Margareta:


1 Adolph Arents Benthem, geboren omstreeks 1603 in Noordhoorn. Volgt 1.1.1.


2 Arent Arents Benthem, geboren omstreeks 1605. Volgt 1.1.2.


3 Hendrick Arents Benthem [1.1.3], geboren omstreeks 1608. Hendrick is overleden.


Beroep:


 
td>font-family: Calibri;">stadsorganist en -klokkenist Kampen


bsp;>
 
td>medium;">Kampen (De Mey 1940; Van der Kleij & Zwart 1995) [Met dank aan F. D. Zeiler (Kampen)]
Grote of St.-Nicolaaskerk (Bovenkerk): 1565-1608 Willem Andriessen; 1609-1612 Johan Matthijssen; 1612-1618 Arent
Janszoon van Munster; 1618-1664 Cornelis Jansen; 1664-1673 Hendrik van Benthem de Jonge; 1673-1669 Gijsbert
Steenwijck; 1679-1691 Johannes Kempher; 1691-1700 Theodorus Holtius; 1700-1705 Lucas Wolters; 1705-1736 Jan
Nicolaas Berff; 1741-1745 Willem Bruinier Janszoon; 1745-1786 Caspar Berghuys; 1786-1791 Cornelis Buijs; 1791-1804
Cornelis Berghuys (Kampen 1762-1816 Alkmaar); 1805-1859 Jan Herman van der Dussen.
Kleine of Broederkerk en Buiten- of Onze-Lieve-Vrouwekerk: 1580c-1593? Gerrit Lucasz; 1593?-1602? Meester
Hendrick; 1602?-1634 Arent Janszoon van Munster; 1634-1677 Hendrick van Benthem de Olde; 1677-1679 Johannes
Kempher; 1679-1690 Jan David Drellinger; 1690-1743 Jan Everwijn Drellinger; 1743-1783 Bernhardus Bruinier; 1783-
1812 Jan Hendrik Becker.


bsp;>4 Melchior Arents Benthem, geboren omstreeks 1615. Volgt 1.1.4.


1.1.1 Adolph Arents Benthem is geboren omstreeks 1603 in Noordhoorn, zoon van Arent Hendricks Benthem (zie 1.1) en Margareta van Spennenberg. Adolph is overleden in 1659, ongeveer 56 jaar oud.


Beroep:


 
td>font-family: Calibri;">Predikant Dwingelo


bsp;>
 
td>EN-US">STEINFURTER THEOLOGIESTUDENTEN ONDER PISCATOR, VORSTIUS, RAVENSPERGER EN RUTGERSIUS IN DE JAREN 1591-1618
Student – Herkomst – Studie – Gemeente/School
Benthem, Adolphus Nordhorn 1615 Ra/Ru Dwingeloo 1629-1654

Predikanten Dwingelo
A. Benthem (Adolphus) 1629 kandidaat 31-10-1654 emeritus
G. Benthem (Gerhardus) 09-1654 kandidaat 1672 Steenwijk


bsp;. Sara is overleden.


Kinderen van Adolph en Sara:


1 Judith (Adolph) Benthem [1.1.1.1]. Judith is overleden vóór 10-05-1718.


Toelichting:


 
td>font-family: Calibri;">Erfenis Moei Judith Benthem
30e en 40e penningen (1679-1797), rekendag 13-12-1718, pagina 1824/5
Registratie 13-12-1718 1824/5 Magreta Benthem
Registratie 13-12-1718 1824/5 Michieltien Benthem
Registratie 13-12-1718 1824 Sara Benthem
Registratie 13-12-1718 1824/5 Femmegien Benthem
Registratie 13-12-1718 1824/5 doctor med.
Benthem Benthem Steenwijk


bsp;>2 Johannes (Adolph) Benthem, geboren in Dwingelo. Volgt 1.1.1.2.


3 Gerardus (Adolph) Benthem, geboren in 1630 in Dwingelo. Volgt 1.1.1.3.


1.1.1.2 Johannes (Adolph) Benthem is geboren in Dwingelo, zoon van Adolph Arents Benthem (zie 1.1.1) en Sara van Tijen. Johannes is overleden in 12-1672. Johannes trouwde op 05-09-1667 in Groningen met Lucretia Harckens. Bij het burgerlijk huwelijk van Johannes en Lucretia was de volgende getuige aanwezig: N.N. Drews.


Notitie bij het huwelijk van Johannes en Lucretia: Registratie datum: 05-09-1667
Huwelijksplaats: Kerkelijke gemeente - Groningen
Bruidegom Johannes Benthum, candidatus
Bruid Lucretia Harckens pq secretaris Drews als oom
-
Bron Ondertrouwboek 1661-1668 Kerkelijke gemeente - Groningen 
Collectie DTB (toegang 124)
Inventarisnummer 168, folio 173v


Lucretia is overleden.


Kind van Johannes en Lucretia:


1 Annichjen Benthem [1.1.1.2.1]. Zij is gedoopt op 11-09-1667 in Groningen.


Notitie bij de geboorte van Annichjen: Datum doop 11-09-1667
Plaats doop Groningen; Nieuwe Kerk
Plaats geboorte Groningen; Nieuwe Boteringestraat
Kind Annichjen
Geslacht v
Plaats geboorte Groningen; Nieuwe Boteringestraat
Vader Johannes Bentheim
Moeder Lucretia Harckens
Bron Algemeen doopboek 1658-1676 Kerkelijke gemeente - Groningen 
Collectie DTB (toegang 124)
Inventarisnummer 147


Annichjen is overleden.


1.1.1.3 Gerardus (Adolph) Benthem is geboren in 1630 in Dwingelo, zoon van Adolph Arents Benthem (zie 1.1.1) en Sara van Tijen. Gerardus is overleden op 04-09-1698 in Steenwijk, 67 of 68 jaar oud. Hij is begraven op 13-09-1698 in Steenwijk( Kerk).


Notitie bij overlijden van Gerardus: Steenwijk
zo 1698-09-04 1698-09-13 dom Benthem 3-0 5-12 in de kerk


Beroep:


 
td>font-family: Calibri;">Predikant Dwingelo en Steenwijk


bsp;>
 
td>font-family: Calibri;">Erfenis Moei Judith Benthem
30e en 40e penningen (1679-1797), rekendag 13-12-1718, pagina 1824/5
Registratie 13-12-1718 1824/5 Magreta Benthem
Registratie 13-12-1718 1824/5 Michieltien Benthem
Registratie 13-12-1718 1824 Sara Benthem
Registratie 13-12-1718 1824/5 Femmegien Benthem
Registratie 13-12-1718 1824/5 doctor med.
Benthem Benthem Steenwijk


bsp;ily: Calibri;">Gerardus ging in ondertrouw, 34 of 35 jaar oud, op 02-09-1665 in Zwolle met Martha Jans van Coten, 27 jaar oud.


Notitie bij het huwelijk van Gerardus en Martha: Den 2 September 1665
Gerrardus Benthem, predicant tot Duingelo, ende
Martha van Cooten salige Jan van Cootens, n.d.
proclamatien gaan te Duingelo
Attestatie gegeven op Blanckenham.


Martha is een dochter van Jan van Coten en Femmigje Berends. Zij is gedoopt op 11-03-1638 in Zwolle [bron: HD FS#15]. Martha is overleden op 28-07-1720 in Steenwijk, 82 jaar oud. Zij is begraven op 02-08-1720 in Steenwijk [bron: HB FS#418].


Kinderen van Gerardus en Martha:


1 Femmichjen Margarete (Gerardus) Benthem. Volgt 1.1.1.3.1.


2 Johannes (Gerardus) Benthem. Volgt 1.1.1.3.2.


3 Micheltien (Gerardus) Benthem, geboren in Steenwijk. Volgt 1.1.1.3.3.


4 Sara (Gerardus) Benthem [1.1.1.3.4]. Sara is overleden op 29-07-1722 in Steenwijk. Zij is begraven op 06-08-1722 in Steenwijk [bron: HB FS#425].


Toelichting:


 
td>EN-US">Erfgenomen Sara van Benthem
30e en 40e penningen (1679-1797), rekendag 12-12-1724, pagina 2278/9
Registratie 12-12-1724 2278/9 Sara Benthem
Registratie 12-12-1724 2278/9 Juckert Benthem
Vermelding: predikant Juckert Benthem
Datering: 31-03-1724
Registratie 12-12-1724 2278/9 Benthem Ruinerwold
Vermelding: predikant Benthem
Datering: 31-03-1724
Registratie 12-12-1724 2304 Sara van Benthem


bsp;>5 Rutger Adolph (Gerardus) Benthem, geboren op 10-08-1666 in Dwingelo. Volgt 1.1.1.3.5.


6 Margriet (Gerardus) Benthem [1.1.1.3.6]. Zij is gedoopt op 05-10-1676 in Steenwijk.


Notitie bij de geboorte van Margriet: wo 1676-05-10 Gerhard Bentem - Margri- [vader:] Dom. 1682-02-15


Margriet is overleden.


Toelichting:


 
td>EN-US">0075 Stadgericht Steenwijk
Inventaris
3. Rechtspraak
3.3. Contentieuze zaken
3.3.1. Civiele zaken
3.3.1.2. Processtukken
180 - 1790 Stukken overlegd en gebruikt in processen, 1640-1810.
Delen Reageren Print knop aanvragen
278 Tussen Godfried Waterham te Wijhe, als erfgenaam van Michieltjen Benthem, t.e.z. en Margaritha Benthem t.a.z., over de vererving van de nalatenschap
Datering: 1724
laatste wijziging 23-11-2015


bsp;ily: Calibri;">7 Hendrik Jan (Gerardus) Benthem [1.1.1.3.7]. Hij is gedoopt op 01-05-1679 in Steenwijk.


Notitie bij de geboorte van Hendrik: zo 1679-01-05 Gerh. Benthem - Jan Hendrik [vader:] Dom[inee] 1676-05-10


Hendrik is overleden op 31-10-1720 in Steenwijk, 41 jaar oud. Hij is begraven op 04-11-1720 in Steenwijk [bron: HB FS#420].


Beroep:


 
td>font-family: Calibri;">Burgemeester Steenwijk en Dr Med. Steenwijk


bsp;ily: Calibri;">8 Judith (Gerardus) Benthem [1.1.1.3.8]. Zij is gedoopt op 15-02-1685 in Steenwijk.


Notitie bij de geboorte van Judith: wo 1682-02-15 Gerh. Benthem - Judith [vader:] Dom[inee] 1679-01-05


Judith is overleden.


1.1.1.3.1 Femmichjen Margarete (Gerardus) Benthem, dochter van Gerardus (Adolph) Benthem (zie 1.1.1.3) en Martha Jans van Coten. Femmichjen is overleden vóór 21-12-1750. Femmichjen trouwde op 10-07-1698 in Steenwijk met Franciscus ab Utrecht.


Notitie bij het huwelijk van Femmichjen en Franciscus: zo 1698-07-10 Franciscus van Utrecht w Zwartsluis Femmichjen Margarete Benthem jd Steenwijk 426/077v GthT1698- 07-24, ZwaT1700-09-22


Franciscus is een zoon van Henricus van Utrecht. Franciscus is overleden op 21-12-1750 in Steenwijk.


Kind van Femmichjen en Franciscus:


1 Gerardus ab Utrecht [1.1.1.3.1.1]. Hij is gedoopt op 09-04-1699 in Zwartsluis. Gerardus is overleden op 19-01-1764 in Giethoorn, 64 jaar oud. Gerardus bleef ongehuwd.


Beroep:


 
td>font-family: Calibri;">Predikant


bsp;>
 
td>EN-US">0201.1 Nederlandse Hervormde Gemeente te Giethoorn
Inleiding
3. Predikantenlijst
Favoriet Plaats een aantekening Delen Reageren Print knop Archiefdienst
Gerardus ab Utrecht (neef van Joh. ab Utrecht), kand. bev. 1729 juli 31 overleden 1764 jan. 19
Datering: 1729-1764
Vindplaats:Historisch Centrum Overijssel (HCO)
laatste wijziging 21-02-2016


bsp;>1.1.1.3.2 Johannes (Gerardus) Benthem, zoon van Gerardus (Adolph) Benthem (zie 1.1.1.3) en Martha Jans van Coten. Johannes is overleden op 20-07-1712 in Jukwerd.


Notitie bij overlijden van Johannes: Datum overlijden: 20-07-1712
Plaats overlijden: Jukwerd
Overledene N.n. Benthem, predikant
Geslacht m
Bron Kerkeboek 1621-1743 Kerkelijke gemeente - Weiwerd 
Collectie DTB (toegang 124)
Inventarisnummer 512, folio 139v


Beroep:


 
td>font-family: Calibri;">Predikant Jukwerd


bsp;
 
td>EN-US">30e en 40e penningen (1679-1797), rekendag 15-12-1733, pagina 2870/1
Vermelding: predikant Gerhardus Benthem (erfenis van)
Datering: 15-09-1733
o.a. weduwe predikant Benthem tot Jukwerd


bsp;ily: Calibri;">Johannes trouwde op 02-03-1695 in Steenwijk met Maria Joachims ten Wolde, 23 jaar oud.


Notitie bij het huwelijk van Johannes en Maria: zo 1695-02-03 Johannes Benthem Maria ten Wolde jd Steenwijk [bg:] predicant tot Jucquart in Groningerland 426/057r


Maria is een dochter van Joachimus ten Wolde en Catharina Ruffers. Zij is gedoopt op 11-12-1671 in Steenwijk.


Notitie bij de geboorte van Maria: zo 1671-11-12 Joachim ten Wolde - Maria [vader:] Docter 1670-07-10


Maria is overleden.


Kinderen van Johannes en Maria:


1 Joachim Johannes Benthem. Volgt 1.1.1.3.2.1.


2 Catharina Benthem, geboren omstreeks 1706 in Jukwerd. Volgt 1.1.1.3.2.2.


1.1.1.3.2.1 Joachim Johannes Benthem, zoon van Johannes (Gerardus) Benthem (zie 1.1.1.3.2) en Maria Joachims ten Wolde. Joachim is overleden.


Beroep:


 
td>font-family: Calibri;">Predikant


bsp;>
 
td>font-family: Calibri;">Lidmatenregister Herv. Gemeente Morra en Lioessens
Bron: DTB LidmatenSoort registratie: DTB inschrijving lidmatenDatum: 15-06-1738Plaats: Oostdongeradeel
Bijzonderheden:Op 15 juni 1738 zij lidmaat te Morra
Man: Benthem (predikant)
Vrouw: Rinske Oebles

Autorisatieboek
Bron: Nedergerechten; autorisatiesSoort registratie: Inschrijving nedergerechten; autorisatiesDatum: 26-06-1734
Bijzonderheden:
Romke Oebles weeskind
Joachimus Benthem predikant, woonachtig te Morra curator bonorum
Weeskind Romke Oebles
Curator bonorum Joachimus Benthem

FRIESLANDS HOOGESCHOOL EN HET RIJKS ATHENAEUM TE FRANEKER. 
A. Schultens, Orat. funelris in. obitum Lamherti Bos. Fran. 1717, waarbij het Progr. funeljre
door Dom. Balck is herdrukt, en waaraan eene Megia van Ds. Corn. Schellinger is
toegevoegd; Carminct, ediia in fimere D. Lainb.
Bos (houdende eea Grisksch vers van
Bern. de Reiger, Latijnsehe zangen van Joh. Alberti, Guil. Muilman en Joh. Andriessen,
Nederlandsche van F. Halma, 3, G. van de Poll, Andr. Andriessen, Ann. Adriani, G. Abhring,
Joach.
Benthem en Joh. K, Aitema) Fran, 1717; Vriemoet, 723—727; Add. 15,


bsp;ily: Calibri;">Joachim trouwde met Rinske Oebles. Rinske is overleden.


Kinderen van Joachim en Rinske:


1 Maria Joachims Benthem. Volgt 1.1.1.3.2.1.1.


2 Martha Joachims Benthem. Volgt 1.1.1.3.2.1.2.


3 Grietje Joachims Benthem. Volgt 1.1.1.3.2.1.3.


4 Dieuwke Joachims Benthem, gedoopt op 28-08-1729 in Morra. Volgt 1.1.1.3.2.1.4.


1.1.1.3.2.1.1 Maria Joachims Benthem, dochter van Joachim Johannes Benthem (zie 1.1.1.3.2.1) en Rinske Oebles. Maria is overleden.


Toelichting:


 
td>EN-US">Lidmatenregister Herv. Gemeente Morra en Lioessens
Bron: DTB LidmatenSoort registratie: DTB inschrijving lidmatenDatum: 05-1751Plaats: Oostdongeradeel
Bijzonderheden:
In mei 1751 belijdenis
Lidmaat Maria Benthem


bsp;ily: Calibri;">Maria trouwde op 05-05-1753 in Morra met Gerrit Gerrits Sinia.


Notitie bij het huwelijk van Maria en Gerrit: Trouwregister Hervormde gemeente Morra Lioessens
Bron: DTB TrouwenSoort registratie: DTB inschrijving trouwenDatum: 05-05-1753Soort akte: bevestiging huwelijk
Bijzonderheden:
op Pinksterzondag
Bruidegom
Gerryt Sinia wonende te Morra
Bruid
Maria Benthem wonende te Morra


Gerrit is overleden.


1.1.1.3.2.1.2 Martha Joachims Benthem, dochter van Joachim Johannes Benthem (zie 1.1.1.3.2.1) en Rinske Oebles. Martha is overleden.


Toelichting:


 
td>EN-US">Lidmatenregister Herv. Gemeente Morra en Lioessens
Bron: DTB LidmatenSoort registratie: DTB inschrijving lidmatenDatum: 05-1760Plaats: Oostdongeradeel
Bijzonderheden:
In mei 1760 belijdenis
Lidmaat Martha Benthem


bsp;ily: Calibri;">Martha trouwde op 27-05-1759 in Morra met Pieter Nannes.


Notitie bij het huwelijk van Martha en Pieter: Trouwregister Hervormde gemeente Morra Lioessens

Bron: DTB TrouwenSoort registratie: DTB inschrijving trouwenDatum: 27-05-1759Soort akte: bevestiging huwelijk
Bruidegom
Pytter Nannes wonende te Morra
Bruid
Martha Benthem wonende te Morra


Pieter is overleden.


1.1.1.3.2.1.3 Grietje Joachims Benthem, dochter van Joachim Johannes Benthem (zie 1.1.1.3.2.1) en Rinske Oebles. Grietje is overleden. Grietje trouwde op 09-05-1762 in Morra met Menne Wiebes Haiema.


Notitie bij het huwelijk van Grietje en Menne: Trouwregister Hervormde gemeente Morra Lioessens
Bron: DTB TrouwenSoort registratie: DTB inschrijving trouwenDatum: 09-05-1762Soort akte: bevestiging huwelijk
Bruidegom
Menne Wybes wonende te Burum
Bruid
Grytje Benthem wonende te Morra


Menne is overleden.


1.1.1.3.2.1.4 Dieuwke Joachims Benthem, dochter van Joachim Johannes Benthem (zie 1.1.1.3.2.1) en Rinske Oebles. Zij is gedoopt op 28-08-1729 in Morra.


Notitie bij de geboorte van Dieuwke: Doopboek Herv. gem. Morra en Lioessens
Bron: DTB DopenSoort registratie: DTB inschrijving doopDatum: 28-08-1729Plaats: Morra
Dopeling Dieuwke
Vader Joachim Benthem (predikant)


Dieuwke is overleden. Dieuwke trouwde, 21 jaar oud, op 10-01-1751 in Morra met Jacobus Sjordema, ongeveer 23 jaar oud.


Notitie bij het huwelijk van Dieuwke en Jacobus: Trouwregister Hervormde gemeente Morra Lioessens
Bron: DTB TrouwenSoort registratie: DTB inschrijving trouwenDatum: 10-01-1751Soort akte: bevestiging huwelijk
Bruidegom
Jacob Sjordema wonende te Dokkum
Bruid
Dieuke Benthem wonende te Morra


Jacobus is geboren omstreeks 1728, zoon van Eilardus Sjordema en Sara de Wallencourt. Jacobus is overleden.


 -----------------------------------------------


 Parenteel Hendrick Benthem


1 Hendrick Bentheim .


Ocupacion:


 
td>ily: Calibri;">maestro de escuela, organista y secretario de la ciudad Nordhorn


bsp;ocida:


1 Arent Hendricks Benthem , nacido en Nordhorn . Sigue 1.1 .


1.1 Arent Hendricks Benthem ;nació en Nordhorn , hijo de Hendrick van Bentheim (ver 1 ). Arent murió en 12-1656 en Zutphen .


Ocupacion:


 
td>ily: Calibri;">maestro de escuela, organista y secretario de la ciudad Nordhorn


bsp;
 
td>ily: Calibri;">La familia organista Van Benthem Zutphen en el siglo XVII por el RCC Savornin Lohman 
la señora MM Doornink - Hoogenraadstraat muestra en la Revista de la Asociación para la historia de la música holandesa, vol. XIX, - 3,4 (Amsterdam 1962-1963) en su artículo "Organista de Een Zutphense del tiempo de Sweelinck" (pp. 192-199) una fascinante descripción de la vida y obra del Sr. Godefrid Oldenraet, 
que fue organista de la ciudad de Zutphen desde 1613-1630. El artículo concluye afirmando que después de la muerte de Oldenraet finales de 1630 / principios de 1631 se llevó a cabo sus funciones temporalmente por su alumno ciego Gerrit Hansen, y de octubre fue nombrado 1 1 163 organista titular el Sr. Arnold van Benthem, de
de Groningen. Estos Van Benthem y su familia musical son el tema del estudio a continuación. 

Primero se puede decir que desde la Reforma, el organista en Zutphen era solo parcialmente "organista de la ciudad"; En realidad, era nombrado por el juez y los despidos, pero llegó a su salario -, así como los ministros y maestros - por barrio oficina de alquiler Zutphense real, mientras que 
los emolumentos que incluye las tarifas y alquiler de orgelbespelingen extraordinaria de oficinas fueron financiados alquiler mentales urbanas. Además, el consistorio fue una voz importante en la instrucción para el organista (compárese el artículo anterior por la Sra Doornink ,. Y el artículo "Un organista callejero de la ciudad" por J. de Graaf, en Gelredome 1953, p. 196).

Arent, o Arnold (us) van Benthem, nació alrededor de 1610 en la ciudad comercial de Nordhorn, en el Vecht en el condado de Bentheim. Su padre, Hendrick van Benthe (i) m, provenía de una sucursal híbrida de la tumba alemana Van Bentheim; su padre y su abuelo fueron directores en Nordhorn. Hendrick celebró allí desde 16 10-1648 en ese momento a menudo funciones combinadas de maestro de escuela, organista y secretario de la ciudad. Se casó alrededor de 1610 con Margaretha Spenneberg, una hija de agricultores ricos en Borghorst, cerca de Steinfurt. Tuvieron cuatro hijos, quienes primero fueron a Groningen, luego también a una gran ciudad con una rica vida científica (¡universitaria!) Y cultural. 

Los hijos Adolphus y Melchior estudiaron teología allí; luego se convirtieron en predicadores, resp. en Dwingelo y Rijssen.

Los hijos Arent (Arnoldus) y Hendrick entrenaron en el órgano en Groningen y se conectaron temporalmente a las casas de huéspedes como organistas. 

Hendrick terminó en Groningen a través de Groningen, donde fue nombrado organista de la ciudad y relojero en 1634. 

Arnoldus así viniendo de Groningen fue el 1 de octubre, 1631 Zutphen organista de la iglesia de St. Walburg, de la que fue también el 24 de febrero 1647 carillón (campana de timbre) nombrado; además, en 1655 todavía se lo encuentra como un maestro de licencia, diácono y supervisor del orfanato de pobres o alienígenas. 
Se casó en 1631 con Gebbetien Böttich, de Schuttorf, perteneciente a la familia de Bottichius, conocida posteriormente en Groningen y Drenthe.

Tres de sus siete hijos murieron jóvenes; una hija se casó con Zwolle, otra con Ámsterdam, y los dos hijos volvieron a ser organistas. 
El más antiguo Derck ya sea Theodore, visitó por primera vez la Escuela Ilustre en Deventer, a continuación, estudió filosofía en Leiden y comenzó a hacerse finalmente competentes en el órgano en el campo de Groningen. En 1657 siguió a su padre, que murió en diciembre de 1656 (ad peste). Arnoldus como organista de St. Walburgskerk, y más tarde se convirtió en el jugador del reloj después de su entrenamiento. Teodoro murió en 1674 a la edad de cuarenta años. Su sucesor como organista de la ciudad se convirtió en Cornelis van Neck en 1676.

Del matrimonio de Teodoro en 1667 con Catalina de cultivos brotado cuatro hijos, cuyo único hijo, Arnold, murió joven. La hija Helena se fue a Amsterdam en 1702 para siempre. La hija María Magdalena se casó en 1716 con Willem van den Berg de Doesburg; murió en Zutphen sin descendencia en 1753 
y legó sus posesiones a su primo Arnold Revius en Amsterdam. 
El cuarto niño, Theodora, nació póstumamente en 1674 y murió sin descendencia antes de 1734. 

El hijo más joven del Sr. Arnoldus, es decir, Hendrick van Benthem fue en 1664 Kampen nombrado organista adjunto de la Bovenkerk y carillón de la nueva torre, con su tío el Sr.Hendrick van Benthem, el organista de la ciudad de Kampen. Hendrick (el joven) se fue a Amsterdam en 1672 y
se convirtió en "asistente" allí. Él se menciona allí en 1684 como coheredero de su tío. Hendrick (cuyos seis hijos habían muerto todos sin descendencia antes). 
Hendrick (los jóvenes) tenía su matrimonio en 1663 con Isabel de Ceulen cuatro hijos, cuya hija Cornelia en 1701 en Amsterdam casó el comprador vino Jodocus Revius Deventer * Niño :. 

Esperamos que en un futuro artículo con más detalle la espalda llegar a las relaciones familiares entre los diversos organista-relojes Van Benthem resp. Nordhorn, Kampen y Zutphen, y los ministros (de) Benthem a Dwingelo y Rijssen. Por lo que se puede ver, las ramas de los organistas son
Van Benthem extinto (que en Kampen antes de 1684, y que en Amsterdam en la primera mitad del siglo XVIII). Las ramas ministro (Van) Benthem mostraron una amplia, incluso ahora, después de descendientes, incluidas las líneas femeninas de estar, bajo los nombres Benthem Benthem Reddingius y Sypkens. Estas familias "estudiadas" con muchos predicadores y también médicos, especialmente en las cuatro provincias del norte de nuestro país, no tienen ninguna importancia para Zutphen y, por lo tanto, no se tienen en cuenta. El fenómeno en sí mismo notable de los cinco organistas Van Benthem, en tres generaciones -dos de los cuales en Zutphen durante casi medio siglo- merece ser evitado de esta manera en la oscuridad.
* nieto de Hendrick Reefsen, o Revius, compañero de Deventer, que era hermano del famoso teólogo-historiador y poeta Jacobus Revius.


bsp;le="font-size: medium;">Margareta van Spennenberg . Margareta ha fallecido.


Hijos de Arent y Margareta:


1 Adolph Arents Benthem , nacido alrededor de 1603 en ;Noordhoorn . Sigue 1.1.1 .


2 Arent Arents Benthem , nacido alrededor de 1605. Sigue 1.1.2 .


3 Hendrick Arents Benthem [ ;1.1.3 ], nacido alrededor de 1608. Hendrick murió.


Ocupacion:


 
td>ily: Calibri;">organista de la ciudad y relojero Kampen


bsp;
 
td>>Kampen (De Mey 1940, Van der Kleij y Zwart 1995) [Gracias a FD Zeiler (Kampen)] 
Grote o St.-Nicolaaskerk (Bovenkerk): 1565-1608 Willem Andriessen; 1609-1612 Johan Matthijssen; 1612-1618 Arent 
Janszoon van Munster; 1618-1664 Cornelis Jansen; 1664-1673 Hendrik van Benthem el Joven; 1673-1669 Gijsbert 
Steenwijck; 1679-1691 Johannes Kempher; 1691-1700 Theodorus Holtius; 1700-1705 Lucas Wolters; 1705-1736 Jan 
Nicolaas Berff; 1741-1745 Willem Bruinier Janszoon; 1745-1786 Caspar Berghuys; 1786-1791 Cornelis Buijs; 1791-1804 
Cornelis Berghuys (Kampen 1762-1816 Alkmaar); 1805-1859 Jan Herman van der Dussen. 
Iglesia pequeña o fraternal e Iglesia de Nuestra Señora: 1580c-1593? Gerrit Lucasz; 1593? -1602? Maestro
Hendrick; 1602? -1634 Arent Janszoon van Munster; 1634-1677 Hendrick van Benthem the Olde; 1677-1679 Johannes 
Kempher; 1679-1690 Jan David Drellinger; 1690-1743 Jan Everwijn Drellinger; 1743-1783 Bernhardus Bruinier; 1783-1812 
Jan Hendrik Becker.


bsp;p;, nacido alrededor de 1615. Sigue 1.1.4 .


1.1.1 Adolph Arents Benthem ;nació alrededor de 1603 en Noordhoorn , hijo de Arent Hendricks Benthem (ver 1.1 ) y Margareta van Spennenberg. Adolfo murió en 1659, alrededor de 56 años.


Ocupacion:


 
td>ily: Calibri;">Pastor Dwingelo


bsp;
 
td>ily: Calibri;">Steinfurter TEOLOGÍA estudiantes menores de Piscator, Vorstius, RAVENSPERGER RUTGERSIUS y en los años 1591-1618 
Estudiantes - Origen - Estudio - Ciudad / Escuela 
Benthem, Adolphus Nordhorn 1615 RA / Ru Dwingeloo 1629-1654 

Parsons Dwingelo 
A. Benthem (Adolfo) 1629 Candidato 31-10 -1654 retiró
G. Benthem (Gerhardus) 09 hasta 1654 candidato 1672 Steenwijk


bsp;yle="font-size: medium;">Sara van Tijen . Sara ha fallecido.


Hijos de Adolph y Sara:


1 Judith (Adolph) Benthem [ ;1.1.1.1 ]. Judith murió antes del 10-05-1718.


Explicación


 
td>ily: Calibri;">Patrimonio Moei Judith Benthem
30a y 40a fichas (1679-1797), rekendag 13-12-1718, página 1824/5 
Registro 13-12-1718 1824/5 Magreta Benthem
Registro 13-12-1718 1824/5 Michiel Diez Benthem
Registro 13- 12-1718 1824 Sara Benthem
registro 13-12-1718 1824/5 Femmegien Benthem
registro 13-12-1718 1824/5 Dr. med. Benthem Benthem Steenwijk


bsp;bsp;, nacido en Dwingelo . Sigue 1.1.1.2 .


3 Gerardus (Adolph) Benthem , nacido en 1630 en Dwingelo . Sigue 1.1.1.3 .


1.1.1.2 Johannes (Adolph) Benthem nació en Dwingelo , hijo de Adolph Arents Benthem (ver 1.1.1 ) y Sara van Tijen. Johannes murió en 12-1672. Johannes se casó el 05-09-1667 en Groningen conLucretia Harckens . En la boda civil de Johannes y Lucrecia, el siguiente testigo estuvo presente:NN Drews.


Nota de la boda de Juan y Lucrecia: Fecha de inscripción: 09/05/1667 
lugar de la boda: Iglesia congregación - Groningen 
novio John Benthum, Candidatus 
Secretario nupcial Lucrecia Harckens PQ Drews y el tío 

Source Book 1661-1668 Ondertrouw Iglesia congregación - Groningen 
Colección DTB (acceso 124) 
Número de inventario 168, folio 173v


Lucretia ha fallecido.


Hijo de Johannes y Lucrecia:


1 Annichjen Benthem [ 1.1.1.2.1 ]. Ella fue bautizada el 11-09-1667 en Groningen .


Nota sobre el nacimiento de Annichjen: fecha del bautismo 11-09-1667 
Lugar bautismo Groningen; Nieuwe Kerk 
Place nacimiento Groningen; Nieuwe Boteringestraat 
Niño Annichjen 
Sexo v 
Lugar nacimiento Groningen; Nueva Boteringestraat 
Padre Johannes Bentheim 
Madre Lucretia Harckens 
Fuente Libro de bautismo general 1658-1676 Congregación de la iglesia - 
Colección Groningen DTB (entrada 124) 
Número de inventario 147


Annichjen murió.


1.1.1.3 Gerardus (Adolph) Benthem nació en 1630 en Dwingelo , hijo de Adolph Arents Benthem (ver 1.1.1 ) y Sara van Tijen. Gerardus murió el 04-09-1698 en Steenwijk , 67 o 68 años. Fue enterrado el 13-09-1698 en Steenwijk (Kerk) .


Nota sobre la muerte de Gerardus: Steenwijk 
1698-09-04 1698-09-13 dom Benthem 3-0 5-12 en la iglesia


Ocupacion:


 
td>ily: Calibri;">Pastor Dwingelo y Steenwijk


bsp;
 
td>ily: Calibri;">Patrimonio Moei Judith Benthem
30a y 40a fichas (1679-1797), rekendag 13-12-1718, página 1824/5 
Registro 13-12-1718 1824/5 Magreta Benthem
Registro 13-12-1718 1824/5 Michiel Diez Benthem
Registro 13- 12-1718 1824 Sara Benthem
registro 13-12-1718 1824/5 Femmegien Benthem
registro 13-12-1718 1824/5 Dr. med. Benthem Benthem Steenwijk


bsp;sp;Zwolle conMartha Jans van Coten , 27 años.


Nota a la boda de Gerardus y Martha: Los 2 de septiembre de 1665 
Gerrardus Benthem, vicario de Duingelo, los ingresos 
Martha Cooten salige Jan van Cootens nd 
proclamas van diez Duingelo 
certificación expedida por Blanckenham.


Martha es una hija de Jan van Coten y Femmigje Berends. Ella fue bautizada el 11-03-1638 en Zwolle [ fuente: HD FS # 15 ]. Martha murió el 28-07-1720 en Steenwijk , 82 años. Fue enterrada el 02-08-1720 en Steenwijk [ fuente: HB FS # 418 ].


Hijos de Gerardus y Martha:


1 Femmichjen Margarete (Gerardus) Benthem . Sigue 1.1.1.3.1 .


2 Johannes (Gerardus) Benthem . Sigue 1.1.1.3.2 .


3 Micheltien (Gerardus) Benthem , nacido en Steenwijk . Sigue 1.1.1.3.3 .


4 Sara (Gerardus) Benthem [ ;1.1.1.3.4 ]. Sara murió el 29-07-1722 en Steenwijk . Fue enterrada el 06-08-1722 en Steenwijk [ fuente: HB FS # 425 ].


Explicación


 
td>ily: Calibri;">Erfgenomen Sara van Benthem 
30a y 40a fichas (1679-1797), rekendag 12.12.1724, página 2278/9 
Registro 12/12/1724 2278/9 Sara Benthem
Registro 12/12/1724 2278/9 Juckert Benthem
entrada: ministro Juckert Benthem 
Fechado: 31-03-1724 
Matrícula 12-12-1724 2278/9 Benthem Ruinerwold Referencia
: Pastor Benthem ;
Fechado: 31-03-1724 
Matrícula 12-12-1724 2304 Sara van Benthem


bsp;rong> , nacido el 10-08-1666 en Dwingelo . Sigue 1.1.1.3.5 .


6 Margriet (Gerardus) Benthem [ 1.1.1.3.6 ]. Ella fue bautizada el 05-10-1676 en Steenwijk .


Nota sobre el nacimiento de Margriet: Wed 1676-05-10 Gerhard Bentem - Margri- [padre:] Dom. 1682-02-15


Margriet ha fallecido.


Explicación


 
td>ily: Calibri;">0075 Stadgericht Steenwijk 
Inventario 
3. Jurisdicción 
3.3. Casos de contención 
3.3.1. Casos civiles 
3.3.1.2. Documentos de proceso 
180 - 1790 Documentos enviados y utilizados en procesos, 1640-1810. 
Compartir botón Responder Imprimir solicita 
278 entre Godfrey Waterham a Wijhe, como heredera Michieltjen Benthem, tez y Margaritha Benthem Taz, la herencia de la finca 
Fecha: 1724 
modificada por última vez 23-11-2015


bsp;n (Gerardus) Benthem [ 1.1.1.3.7 ]. Fue bautizado el 01-05-1679 en Steenwijk .


Nota sobre el nacimiento de Hendrik: dom 1679-01-05 Gerh. Benthem - Jan Hendrik [padre:] Dom [inee] 1676-05-10


Hendrik murió el 31-10-1720 en Steenwijk , 41 años. ;Fue enterrado el 04-11-1720 en Steenwijk [ fuente: HB FS # 420 ].


Ocupacion:


 
td>ily: Calibri;">El alcalde Steenwijk y el Dr. Med. Steenwijk


bsp;rardus) Benthem [ 1.1.1.3.8 ]. Ella fue bautizada el 15-02-1685 en Steenwijk .


Nota sobre el nacimiento de Judith: wo 1682-02-15 Gerh. Benthem - Judith [padre:] Dom [inee] 1679-01-05


Judith está muerta.


1.1.1.3.1 Femmichjen Margarete (Gerardus) Benthem , hija de Gerardus (Adolph) Benthem (ver 1.1.1.3 ) y Martha Jans van Coten. Femmichjen murió antes del 21-12-1750. Femmichjen se casó el 10-07-1698 en Steenwijk conFranciscus ab Utrecht .


Nota a la boda de Femmichjen y Francis como Francis 10/07/1698 Utrecht w Zwartsluis Femmichjen Margarete Benthem JD Steenwijk 426 / 077v GthT1698- 07-24, ZwaT1700-09-22


Franciscus es un hijo de Henricus van Utrecht. Franciscus murió el 21-12-1750 en Steenwijk .


Niño de Femmichjen y Franciscus:


1 Gerardus ab Utrecht [ 1.1.1.3.1.1 ]. Fue bautizado el 09-04-1699 en Zwartsluis . Gerardus murió el 19-01-1764 en Giethoorn , 64 años. Gerardus permaneció soltero.


Ocupacion:


 
td>ily: Calibri;">Pastor


bsp;
 
td>ily: Calibri;">0201.1 Iglesia Reformada Holandesa en Giethoorn 
Introducción 
3. Lista de Pastor 
Favorito Poner una anotación Compartir Reaccionar Imprimir botón Archivar servicio 
Gerardus ab Utrecht (sobrino de Joh. Ab Utrecht), chand. Bev. 1729 31 de julio murió 1764 Ene. 19 
Fecha: 1729-1764 Lugar de descubrimiento 
: Historisch Centrum Overijssel (HCO) 
última actualización 21-02-2016


bsp;sp;Johannes (Gerardus) Benthem , hijo de Gerardus (Adolph) Benthem (ver 1.1.1.3 ) y Martha Jans van Coten. Johannes murió el 20-07-1712 en Jukwerd .


Tenga en cuenta la muerte de Juan: Fecha de muerte: 20-07-1712 
Lugar de la muerte: Jukwerd 
Muerto Nn Benthem, pastor 
Sexo m 
Source Book 1621-1743 Eclesiástica Iglesia congregación - Weiwerd 
Colección DTB (acceso 124) 
el número de inventario 512, folio 139V


Ocupacion:


 
td>ily: Calibri;">Pastor Jukwerd


bsp;
 
td>ily: Calibri;">30 y 40 o fichas (1679-1797), rekendag 15-12-1733, página 2870/1 
Indicación: pastor Gerhardus Benthem (legacy) 
Fecha: 15-09-1733 
incluyen clérigo viuda Benthem a Jukwerd


bsp;;conMaria Joachims ten Wolde , 23 años.


Nota a la boda de Juan y María como María 03/02/1695 Johannes Benthem ten Wolde Steenwijk jd [BG:] vicario a Jucquart en Groningerland 426 / 057r


Maria es hija de Joachimus ten Wolde y Catharina Ruffers. Ella fue bautizada el 11-12-1671 en Steenwijk .


Nota sobre el nacimiento de María: s 1671-11-12 Joachim ten Wolde - Maria [padre:] Docter 1670-07-10


Maria ha fallecido.


Hijos de Juan y María:


1 Joachim Johannes Benthem . Sigue 1.1.1.3.2.1 .


2 Catharina Benthem , nacida alrededor de 1706 en Jukwerd . Sigue 1.1.1.3.2.2 .


1.1.1.3.2.1 Joachim Johannes Benthem , hijo de Juan (Gerardus) Benthem (véase 1.1.1.3.2 ) y María Joachim ten Wolde. Joachim ha fallecido.


Ocupacion:


 
td>ily: Calibri;">Pastor


bsp;
 
td>>Registro de tamaño de miembro Herv. Municipal Morra y Lioessens 
Fuente: DTB registro extremidades Tipo: DTB fecha tierna extremidades: 15-06-1738Plaats: Oostdongeradeel 
Detalles: El 15 de junio 1738 a las extremidades Morra 
hombre: Benthem (pastor) 
Mujer: Rinske Oebles 

Autorización libro 
Fuente: tribunales inferiores; autorizacionesTipo de registro: suscripción a los platos; Fecha de autorización: 26-06-1734 
Detalles: 
Romke Oebles huérfano 
Joachimus ministro Benthem, que residen Morra curador bonorum 
huérfano Romke Oebles 
curador bonorum Joachimus Benthem 

Friesland ESCUELA SECUNDARIA Y en Austrian ATHENAEUM FRANEKER.
A. Schultens, Orat. funelris. Obitum Bosque Lamherti. Fran. 1717, donde el Progr. funeljre 
por Dom. Balck ha sido reimpreso, y a lo que una Megia de Ds. Maíz Schellinger ha sido 
agregado; Carminct, ediia in fimere D. Lainb. Bosque (que contiene Grisksch EEE fresco de 
Berna. Garza, canciones Latijnsehe de Joh. Alberti, Guil. Muilman y Juan. Andriessen, 
Holanda F. Halma, 3, G. van de Poll, André. Andriessen, Ann. Adriani, G Abhring, 
Joach, Benthem y Joh.K, Aitema) Fran, 1717; Freeze, 723-727; Agregar 15,


bsp;>Rinske Oebles . Rinske falleció.


Hijos de Joachim y Rinske:


1 Maria Joachims Benthem . Sigue 1.1.1.3.2.1.1 .


2 Martha Joachims Benthem . Sigue 1.1.1.3.2.1.2 .


3 Grietje Joachims Benthem . Sigue 1.1.1.3.2.1.3 .


4 Dieuwke Joachims Benthem , bautizado el 28-08-1729 en Morra . Sigue 1.1.1.3.2.1.4 .


1.1.1.3.2.1.1 María Joachim Benthem , hija de Joaquín Johannes Benthem (véase 1.1.1.3.2.1 ) y Rinske Oebles. Maria ha fallecido.


Explicación


 
td>ily: Calibri;">Registro de tamaño de miembro Herv. Municipal Morra y Lioessens 
Fuente: DTB extremidades de registro Tipo: DTB fecha tierna extremidades: 05-1751Plaats: Oostdongeradeel 
Detalles: 
En mayo de 1751 la confesión 
de extremidades María Benthem


bsp;pan>Gerrit Gerrits Sinia .


Nota a la boda de María y Gerrit: registro de la boda de la Iglesia Reformada Morra Lioessens 
Fuente: DTB True Type inscripción: DTB fecha de la boda de licitación: Ley 05-05-1753Soort: boda de confirmación 
de detalles: 
Domingo de Pentecostés 
novio 
Gerryt Sinia residen Morra 
novia 
María Benthem que reside en Morra


Gerrit murió.


1.1.1.3.2.1.2 Martha Joachim Benthem , hija de Joaquín Johannes Benthem (véase 1.1.1.3.2.1 ) y Rinske Oebles. Martha falleció.


Explicación


 
td>ily: Calibri;">Registro de tamaño de miembro Herv. Municipal Morra y Lioessens 
Fuente: DTB extremidades de registro Tipo: DTB fecha tierna extremidades: 05-1760Plaats: Oostdongeradeel 
Detalles: 
En mayo de 1760 la confesión 
del miembro Martha Benthem


bsp;span>Pieter Nannes .


Nota de la boda de Marta y Peter: registro de la boda de la Iglesia Reformada Morra Lioessens 

Fuente: DTB True Type inscripción: DTB fecha de la boda de licitación: Ley 27-05-1759Soort: confirmación de matrimonio 
novio 
Pytter Nannes residen Morra 
novia 
Martha Benthem que reside en Morra


Pieter ha fallecido.


1.1.1.3.2.1.3 Grietje Joachims Benthem , hija de Joachim Johannes Benthem (ver 1.1.1.3.2.1 ) y Rinske Oebles. Grietje murió. Grietje se casó el 09-05-1762 en Morra conMenne Wiebes Haiema .


Nota a la boda de Jill y Menne: registro de la boda de la Iglesia Reformada Morra Lioessens 
Fuente: DTB True Type inscripción: DTB fecha de la boda de licitación: Ley 09-05-1762Soort: confirmación de matrimonio 
novio 
Menne Wybes que reside en Burum 
nupcial 
Grytje Benthem que reside en Morra


Menne murió.


1.1.1.3.2.1.4 Dieuwke Joachims Benthem , hija de Joachim Johannes Benthem (ver 1.1.1.3.2.1 ) y Rinske Oebles. Ella fue bautizada el 28-08-1729 en Morra .


Nota sobre el nacimiento de Dieuwke: Doopboek Herv. joya Morra y Lioessens 
Fuente: bautismos DTB Tipo de registro: bautizo de registro DTB Fecha: 28-08-1729Lugar: Morra 
Dopeling Dieuwke 
Padre Joachim Benthem (predicador)


Dieuwke murió. Dieuwke se casó a los 21 años, el 10-01-1751 en Morra conJacobus Sjordema , de unos 23 años.


Nota a la boda de James y Dieuwke: registro de la boda de la Iglesia Reformada Morra Lioessens 
Fuente: DTB True Type inscripción: DTB fecha de la boda de licitación: Ley 10-01-1751Soort: confirmación de matrimonio 
novio 
Jacob Sjordema que reside en Dokkum 
nupcial 
Dieuke Benthem que reside en Morra


Jacobus nació alrededor de 1728, hijo de Eilardus Sjordema y Sara de Wallencourt. Jacobus murió.


--------------------------------------------------------------------------- 


Rev. Adolphus Benthem
Su padre 


Sara van Thijen
Su madre 


Gerrit Adolfz Benthem
Su hermano


Hijos:


- Gerardus Gerrit Adolfz Benthem 1630-1698.


  Johannes Benthem  Rev. 13 Dic 1672


Rev. Johannes Benthem
Predikant
Desde 11 de Dic de 1672 Hasta 13 de Dic de 1672


Nederlands Hervormde gemeente Roderwolde
1640-1963
Drents Archief
Nederlands
Johannes Benthem. 1672-1671.


----------------------------------------------------------------------------------


  DE
HERVORMDE PREDIKANTEN
VAN
DRENTHE,
sedert de Hervorming tot in 1861.
mrt §lantrrkrningrn.
DOOR
T. Jl. ft 0 :n E I lW ,
Emeritus Predilcant.
TE GRONINGEN, BIJ
J. OOM KEN S, J. Zoo N,
Boelc- en Steendrulclcer.
1861.


 


1629-1654.
Adolphus Benthem, was geb. te Noordhoorn, en een br. van MeIchior te Rijssen overl. in 1674: hij werd hier beroepen en geëxamineerd den 13 Oct. 1629, waarna hij spoedig in dienst trad: hij werd wegens langdurige ongesteldheid emeritus verklaard den 31 Oct. 1654 en overleed den 4 Maart 1659.
 
1654-1672.
 Gerhardus Benthem, hier geb. Adolph. zn., br. van Joh. te Roderwolde; trad hier voor het eerst in dienst in Sept. 1654 : hij hield zich wegens de tijdsomstandigheden in 1672 eenigen tijd te Steenwijk op, en keerdde hier wel terug, doeh vertrok nog in dat jaar voor vast Daar Steenwijk en overl. daar in 1698. Zie van zijne zonen op Ruinerwold. 


 


 1709-1725.
Rutger Adolph Benthem, te Dwingeloo geb. den 10 Aug. 1666, Ger. zn., bI'. van Johannes te Jukwerd over!. in 1712; werd hiel' beroepen den 25 Julij 1709 en trad daarna voor het eerst in dienst; hij over!. den 7 Oct. 1725. Zijn zoon Gerhard. overl. te Oldeholtpad0 in 1779: zie over de familie Boekzaal 1779, a. bI. 625.


 


 


ALPHA..BETISCH ltEGISTER DER PREDIKANTEN
 
Benthem, Adolph ..
- Gerh •••
- Joh .... .
- Rutg. Ad .


------------------


  DE
HERVORMDE PREDIKANTEN
VAN
DRENTHE,
sedert de Hervorming tot in 1861  


mrt §lantrrkrningrn.
DOOR
T. Jl. ft 0 :n E I lW ,
Emeritus Predilcant.
TE GRONINGEN, BIJ
J. OOM KEN S, J. Zoo N,
Boelc- en Steendrulclcer.
1861.


 


 


1629-1654.
Adolfo Benthem, nació en Noordhoorn, y un hermano. de MeIchior en Rijssen d. en 1674: fue apelado y examinado aquí el 13 de octubre 1629, después de lo cual pronto entró en servicio: fue declarado emérito el 31 de octubre debido a períodos prolongados. 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.
 
1654-1672.
  Gerhardus Benthem, nacido aquí. Adolfo hijo del hermano de Joh. en Roderwolde; entró en servicio aquí por primera vez en septiembre. 1654: debido a las condiciones de tiempo en 1672, se quedó en Steenwijk por algún tiempo, y regresó aquí, pero se fue a Steenwijk y d. allí en 1698. Véase de sus hijos en Ruinerwold.


 


1709-1725.
Rutger Adolph Benthem, en Dwingeloo b. den 10 de agosto. 1666, Ger. zn., bI '. de Johannes te Jukwerd acerca de! en 1712; se convirtió en una profesión el 25 de julio de 1709, y luego entró en servicio por primera vez; él ha terminado! 7 de octubre 1725. Su hijo Gerhard. difunto en Oldeholtpad en 1779: ver sobre la familia Boekzaal 1779, a. b. 625.


 


 ALPHA..BETISCH ltEGISTER DER PREDIKANTEN
 
Benthem, Adolph ..
- Gerh •••
- Joh .... .


---------------------------------------------------------------------------------------------------


Adolf Bentheim
Predikant,
Born in 1608
Deceased in 1659, aged 51 years old


 
Parents
Hyndrich von Bentheim, born in 1570, deceased in 1640
Married about 1600 to
Margaretha van Spannenburg, deceased in 1611
 
Married to Sara van Thijen 
children
M Gerrit Bentheim 1630-1698  Married in 1665 to Martha van Coten 1638-1720 
children
M Johannes Bentheim 1668-1712 Married in 1695 to Maria ten Wolde 1671-1713 
children
M Joachimus Bentheim 1697-ca 1737


-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


STEINFURTER THEOLOGIESTUDENTEN ONDER PISCATOR, VORSTIUS, RAVENSPERGER EN RUTGERSIUS IN DE JAREN 1591-1618


Student – Herkomst  – Studie –  Gemeente/School


Benthem, Adolphus Nordhorn 1615 Ra/Ru Dwingeloo 1629-1654 


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


1665-09-02 Gerrardus Benthem gaat in ondertrouw met Martha van Cooten.


--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


 https://www.dominees.nl/search.php?q=benthem&set=1&set1=1&set2=1&set3=1&srt=d
 
Naam [0 - 12] Geboortedatum
 
Adolphus Benthem onbekend
Melchior Benthem onbekend
Johannes Benthem onbekend
Johannes Benthem onbekend
Johannes Benthem onbekend
Joachimus Benthem 08-02-1696
Gerardus Benthem 08-06-1711
Gerhardus Benthem 1630
Arnoldus Benthem 05-1744
Arnoldus Benthem 02-1635
Albertus Benthem onbekend
Rutger Adolf Benthem 10-08-1666
 
 
A. Benthem (Adolphus)
Geboren: onbekend te Nordhorn-Bentheim
Overleden: 04 maart 1659 te Dwingeloo


Functie: predikant
Studie: onbekend
Portret: geen
Kandidaat: onbekend te onbekend
Gemeentes
Dwingeloo HG
Bevestigd op: 1629
Bevestigd door: onbekend
Bevestigingstekst: onbekend
Intrede op: 1629; tekst: onbekend
Afscheid op: 1654; tekst: onbekend


Overig
Beroepen: 1
Bevestigd: 0
Nominaties: 0
Handoplegging: 0
Bijzonderheid: 11


----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


https://www.dominees.nl/search.php?q=benthem&set=1&set1=1&set2=1&set3=1&srt=d
 
Naam [0 - 12] Geboortedatum
 
Adolphus Benthem onbekend
Melchior Benthem onbekend
Johannes Benthem onbekend
Johannes Benthem onbekend
Johannes Benthem onbekend
Joachimus Benthem 08-02-1696
Gerardus Benthem 08-06-1711
Gerhardus Benthem 1630
Arnoldus Benthem 05-1744
Arnoldus Benthem 02-1635
Albertus Benthem onbekend
Rutger Adolf Benthem 10-08-1666
 
 
 
 G. Benthem (Gerhardus)
Geboren: 1630 te Dwingeloo
Overleden: 1698 te Steenwijk


Functie: predikant
Studie: onbekend
Portret: geen
Kandidaat: onbekend te onbekend
Gemeentes
Dwingeloo HG
Bevestigd op: 1654
Bevestigd door: onbekend
Bevestigingstekst: onbekend
Intrede op: 1654; tekst: onbekend
Afscheid op: 1672; tekst: onbekend


Steenwijk HG
Bevestigd op: 1672
Bevestigd door: onbekend
Bevestigingstekst: onbekend
Intrede op: 1672; tekst: onbekend
Afscheid op: geen; tekst: geen


Overig
Beroepen: 2
Bevestigd: 1
Nominaties: 0
Handoplegging: 0
Bijzonderheid: 7


 -----------------------------------


J. Benthem (Johannes)
Geboren: onbekend te Dwingeloo
Overleden: 1672 te onbekend


Functie: kandidaat
Studie: onbekend
Portret: geen
Kandidaat: onbekend te onbekend
Gemeentes


Bevestigd op: onbekend
Bevestigd door:
Bevestigingstekst:
Intrede op: onbekend; tekst:
Afscheid op: onbekend; tekst:


Overig
Beroepen: 1
Bevestigd: 0
Nominaties: 0
Handoplegging: 0
Bijzonderheid: 0
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


 https://www.dominees.nl/search.php?q=benthem&set=1&set1=1&set2=1&set3=1&srt=d
 
Naam [0 - 12] Geboortedatum
 
Adolphus Benthem onbekend
Melchior Benthem onbekend
Johannes Benthem onbekend
Johannes Benthem onbekend
Johannes Benthem onbekend
Joachimus Benthem 08-02-1696
Gerardus Benthem 08-06-1711
Gerhardus Benthem 1630
Arnoldus Benthem 05-1744
Arnoldus Benthem 02-1635
Albertus Benthem onbekend
Rutger Adolf Benthem 10-08-1666
 
 
 
J. Benthem (Johannes)
Geboren: onbekend te Utrecht
Overleden: 1700 te onbekend


Functie: predikant
Studie: onbekend
Portret: geen
Kandidaat: onbekend te onbekend
Gemeentes
Tienhoven HG
Bevestigd op: 25 maart 1666
Bevestigd door: onbekend
Bevestigingstekst: onbekend
Intrede op: 5 maart 166-; tekst: onbekend
Afscheid op: 1700; tekst: onbekend


Overig
Beroepen: 1
Bevestigd: 0
Nominaties: 0
Handoplegging: 0
Bijzonderheid: 1
----------
G. Benthem (Gerardus)
Geboren: 08 juni 1711 te Ruinerwold
Overleden: 12 januari 1779 te Oldeholtpade


Functie: predikant
Studie: Zwolle/Giethoorn/Groningen
Portret: geen
Kandidaat: 08 juni 1711 te Steenwijk
Gemeentes
Oldeholtpade - Nijeholtpade HG
Bevestigd op: 27 augustus 1741
Bevestigd door: Jellema, J./Banga, J.
Bevestigingstekst: Hebrëen 13: 17/1Pet 5: 2
Intrede op: 03 september 1741; tekst: 1 Corinthiërs 3: 11
Afscheid op: geen; tekst: geen


Overig
Beroepen: 1
Bevestigd: 1
Nominaties: 4
Handoplegging: 3
Bijzonderheid: 15
---------------------
A. Benthem (Arnoldus)
Geboren: 1744 te onbekend
Overleden: 04 juni 1813 te Schingen


Functie: predikant
Studie: onbekend
Portret: geen
Kandidaat: 1769 te Zevenwouden
Gemeentes
Schingen – Slappeterp HG
Bevestigd op: 27 oktober 1771
Bevestigd door: Benthem, R.A./Nota/Meurs, E.
Bevestigingstekst: 1 Corinthiërs 16: 10
Intrede op: 03 november 1771; tekst: Romeinen 10: 14
Afscheid op: geen; tekst: geen


Overig
Beroepen: 1
Bevestigd: 3
Nominaties: 9
Handoplegging: 3
Bijzonderheid: 8
---------------------------
A. Benthem (Arnoldus)
Geboren: 1635 te Groningen
Overleden: 10 april 1661 te Groningen


Functie: predikant
Studie: onbekend
Portret: geen
Kandidaat: onbekend te onbekend
Gemeentes
Groningen HG
Bevestigd op: 1655
Bevestigd door: onbekend
Bevestigingstekst: onbekend
Intrede op: 1655; tekst: onbekend
Afscheid op: geen; tekst: geen


Overig
Beroepen: 1
Bevestigd: 0
Nominaties: 0
Handoplegging: 0
Bijzonderheid: 0
--------------------------------
A. Benthem (Albertus)
Geboren: onbekend te onbekend
Overleden: onbekend te onbekend


Functie: kandidaat
Studie: onbekend
Portret: geen
Kandidaat: 25 april 1770 te Zevenwouden
Gemeentes


Bevestigd op: onbekend
Bevestigd door:
Bevestigingstekst:
Intrede op: onbekend; tekst:
Afscheid op: onbekend; tekst:


Overig
Beroepen: 0
Bevestigd: 0
Nominaties: 0
Handoplegging: 0
Bijzonderheid: 0
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


  https://www.archivesportaleurope.net/ead-display/-/ead/pl/aicode/NL-AsnDA/type/fa/id/0617/unitid/0617+-+83/search/0/Johannes+Benthem


  http://www.drentsarchief.nl/onderzoeken/archiefstukken?mivast=34&mizig=210&miadt=34&miaet=1&micode=0617&minr=864356&miview=inv2


0617   Huisarchief Batinge
Kenmerken
Inventaris


 Beroep en bezoldiging van predikanten te Dwingelo,
 
 
0617 - 82 Afschrift der acte van collatie d.d. 1629 der pastorie te Dwingelo door de heren van Batinge en van Entinge op Adolphus Benthem, (laatst 17de eeuw) 
 
0617 - 83 Afschriften der acten van collatie d.d. 1629 en 1673 der pastorie te Dwingelo door de heeren van Batinge en van Entinge op Adolphus Benthem en Johannes Paschen, (c. 1700)
 


 
 
82 Afschrift der acte van collatie d.d. 1629 der pastorie te Dwingelo door de heren van Batinge en van Entinge op Adolphus Benthem, (laatst 17de eeuw)
0617 Huisarchief Batinge
2. Inventaris
2.01. Archief der heeren van Batinge (en het Klooster)
2.01.5. Stukken betreffende de bemoeiingen der heeren van Batinge met het bestuur van Dwingelo
2.01.5.2. Stukken betreffende het kerkelijk bestuur van Dwingelo
2.01.5.2.1. Beroep en bezoldiging van predikanten te Dwingelo
Archiefnummer:0617
Inventarisnummer:82
82 Afschrift der acte van collatie d.d. 1629 der pastorie te Dwingelo door de heren van Batinge en van Entinge op Adolphus Benthem, (laatst 17de eeuw)
Omvang: 
1 stuk


 
 


 0617 - 83
Afschriften der acten van collatie d.d. 1629 en 1673 der pastorie te Dwingelo door de heeren van Batinge en van Entinge op Adolphus Benthem en Johannes Paschen, (c. 1700)
 
83 Afschriften der acten van collatie d.d. 1629 en 1673 der pastorie te Dwingelo door de heeren van Batinge en van Entinge op Adolphus Benthem en Johannes Paschen, (c. 1700)
0617 Huisarchief Batinge
2. Inventaris
2.01. Archief der heeren van Batinge (en het Klooster)
2.01.5. Stukken betreffende de bemoeiingen der heeren van Batinge met het bestuur van Dwingelo
2.01.5.2. Stukken betreffende het kerkelijk bestuur van Dwingelo
2.01.5.2.1. Beroep en bezoldiging van predikanten te Dwingelo


Inventarisnummer:83
83 Afschriften der acten van collatie d.d. 1629 en 1673 der pastorie te Dwingelo door de heeren van Batinge en van Entinge op Adolphus Benthem en Johannes Paschen, (c. 1700)
NB: 
Deze stukken zijn indertijd aaneengehecht geweest. De acte d.d. 1629 is gemerkt A, die d.d. 1673 C (vroeger D en E)
Omvang: 
1 omslag


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 


HERVORMDE PREDIKANTEN VAN DRENTHE, 
sedert de Hervorming tot in 1881. 3Hrt 51l!lltrrkplling~n. DOOR T. A. n 0 /ft E I 1W , Emeritus Predikant. 
TE GRONINGEN, OIJ J. OOM KEN S, J. Zoo N, Bo.k- en Stetndruklar. 1861. f 3-00. D
 
 
 https://www.dbnl.org/arch/rome009herv01_01/pag/rome009herv01_01.pdf
 


1629-1654.
Adolphus Benthem, was geb. te Noordhoorn, en een br.
van MeIchior te Rijssen overl. in 1674: hij werd hier beroepen
en geëxamineerd den 13 Oct. 1629, waarna hij spoedig in dienst
trad: hij werd wegens langdurige ongesteldheid emeritus verklaard
den 31 Oct. 1654 en overleed den 4 Maart 1659.
1654-1672.


-------------------


MINISTROS REFORMADOS DE DRENTHE,
desde la Reforma hasta 1881. 3Hrt 51l! lltrrkplling ~ n. PUERTA T. A. n 0 / ft E I 1W, Predicador emérito.
TE GRONINGEN, OIJ J. OOM KEN S, J. Zoo N, Bo.k- y Stetndruklar. 1861. f 3-00. D
  


1629-1654.
Adolfo Benthem, nació b. en Noordhoorn, y uno br.
de MeIchior en Rijssen overl. en 1674: fue llamado aquí
y examinado el 13 de octubre. 1629, después de lo cual pronto entró en servicio
Trad: fue declarado emérito debido a una enfermedad prolongada
el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.
1654-1672. 


 


ALPHA..BETISCH ltEGISTER DER PREDIKANTEN.
 
Benthem, Adolph ..   169.
- Gerh •••· 169.
- Joh .... .∣dot; 107.
- Rutg. Ad .. ., 224.


----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


HERVORMDE PREDIKANTEN VAN DRENTHE, 
sedert de Hervorming tot in 1881. 3Hrt 51l!lltrrkplling~n. DOOR T. A. n 0 /ft E I 1W , Emeritus Predikant. 
TE GRONINGEN, OIJ J. OOM KEN S, J. Zoo N, Bo.k- en Stetndruklar. 1861. f 3-00. D
 
 
 https://www.dbnl.org/arch/rome009herv01_01/pag/rome009herv01_01.pdf
 


1629-1654.
Adolphus Benthem, was geb. te Noordhoorn, en een br.
van MeIchior te Rijssen overl. in 1674: hij werd hier beroepen
en geëxamineerd den 13 Oct. 1629, waarna hij spoedig in dienst
trad: hij werd wegens langdurige ongesteldheid emeritus verklaard
den 31 Oct. 1654 en overleed den 4 Maart 1659.
1654-1672.
 
 
Gerhardus Benthem, hier geb. Adolph. zn., br. van Joh.
te Roderwolde; trad hier voor het eerst in dienst in Sept. 1654 : hij
hield zich wegens de tijdsomstandigheden in 1672 eenigen tijd te
Steenwijk op, en keerdde hier wel terug, doeh vertrok nog in dat
jaar voor vast Daar Steenwijk en overl. daar in 1698. Zie van zijne
zonen op Ruinerwold. 


 
1709-1725.
Rutger Adolph Benthem, te Dwingeloo geb. den 10 Aug.
1666, Ger. zn., bI'. van Johannes te Jllkwerd over!. in 1712; werd
hiel' beroepen den 25 Julij 1709 en trad daarna voor het eerst in
dienst; hij over!. den 7 Oct. 1725. Zijn zoon Ge r har d. overl. te
Oldeholtpad0 in 1779: zie over de familie Boekzaal 1779, a. bI. 625. 
 
 
1836.
Regnerus Petrus Reddingius, te Assen geb. in 1813, zn.
van Gerh. Benthem, br. van Jod. Henr. te Roden, waar men
de familie verder zie; hij trad hier voor het eerst in dienst den 2
Oet. 1836. 
 
 
ALPHA..BETISCH ltEGISTER DER PREDIKANTEN.
 
Benthem, Adolph ..   169.
- Gerh •••· 169.
- Joh .... .· 107.
- Rutg. Ad .. ., 224.


--------------



MINISTROS REFORMADOS DE DRENTHE,
desde la Reforma hasta 1881. 3Hrt 51l! lltrrkplling ~ n. PUERTA T. A. n 0 / ft E I 1W, Predicador emérito.
TE GRONINGEN, OIJ J. OOM KEN S, J. Zoo N, Bo.k- y Stetndruklar. 1861. f 3-00. D
 
  
 https://www.dbnl.org/arch/rome009herv01_01/pag/rome009herv01_01.pdf
 


1629-1654.
Adolfo Benthem, nació b. en Noordhoorn, y uno br.
de MeIchior en Rijssen overl. en 1674: fue llamado aquí
y examinado el 13 de octubre. 1629, después de lo cual pronto entró en servicio
Trad: fue declarado emérito debido a una enfermedad prolongada
el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.
1654-1672.
 
 
Gerhardus Benthem, b. Adolfo zn., br. de Joh.
te Roderwolde; se unió aquí por primera vez en septiembre. 1654: él
celebrado por algún tiempo debido a las circunstancias en 1672
Steenwijk se levantó y regresó aquí, pero aún partió en ese
año antes arreglado Hay Steenwijk y overl. allí en 1698. Ver su
hijos en Ruinerwold.


  
1709-1725.
Rutger Adolph Benthem, en Dwingeloo b. el 10 de agosto
1666, Ger. zn., bI '. van Johannes te Jllkwerd! en 1712; era
heel 'ocupaciones el 25 de julio de 1709 y luego ingresó por primera vez
servicio se fue! el 7 de octubre 1725. Su hijo Gerhard. overl. te
Oldeholtpad0 en 1779: ver sobre la familia Boekzaal 1779, a. bI. 625.
 
 
1836.
Regnerus Petrus Reddingius, en Assen b. en 1813, zn.
por Gerh Benthem, br. de yodo Henr. en Roden, donde está uno
ver a la familia más lejos; fue empleado aquí por primera vez el segundo
Oet 1836.
 
  
ALFA .. REGISTROS BÉTICOS DE PREDICADORES.
 
Benthem, Adolph ... 169.
- Gerh ••• · 169.
- Joh ... 107.
- Rutg. Anuncio .., 224.


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


https://archive.org/stream/develuwschefamil00ansp/develuwschefamil00ansp_djvu.txt
 
"De veluwsche familie Tulleken : en hare aanverwanten"
 
238 KEGISTER I.


Eüima (koningin), 9, 167, 284, Emmerik, 54
30:3. Empel, 116.
 


— Martha, dr v. wijlen Jan v. Coten, huwde 1665 te Zwolle Gerardus Benthem (Bentheim) pred. te Dwingelo, 1672 te Steenwijk, f 1698 (bij wien Rutger Adolf en Johannes; ook had hij een kleinzoon Gerhard), zoon v. Adolf [broeder V. Melchior B., -[- 1674 als pred. te Rijssen, die als wedr v. Aaltje Balthasarsdr v. Breijl, hertrouwde Geertruid Coninck, -j- 1688, bij wie (blijkens Gedep. 6 Oct. 1688) Elisabeth en Maria Margaretha B., en in 1660 een zoon; zie over deze familie de Boekzaal 1779, bl. 625].
Gieltje V. Kooten werd 4 Jan. 1660 de vrouw v. Henr. Joh. Voltelen,


----------


"La familia Veluwe Tulleken: y sus parientes"
 
238 KEGISTER I.


Eüima (reina), 9, 167, 284, Emmerik, 54
30: 3. Empel, 116.
 


- Martha, Dr. v. Late Jan v. Coten, casado 1665 en Zwolle, Gerardus Benthem (Bentheim) pred. en Dwingelo, 1672 en Steenwijk, f 1698 (con quien Rutger Adolf y Johannes; él también tuvo un nieto Gerhard), hijo de Adolf [hermano V. Melchior B., - [- 1674 como pred. en Rijssen, quien se casa con Aaltje Balthasarsdr v. Breijl, se volvió a casar con Geertruid Coninck, -j-1688, con quien (según Gedep. 6 de octubre de 1688) Elisabeth y Maria Margaretha B., y en 1660 un hijo; ver sobre esta familia el Boekzaal 1779, bl. 625].
Gieltje V. Kooten se convirtió el 4 de enero. 1660 la esposa de Henr. Joh Voltelen,


--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


 1647 David Frenzius, Johannes Molanus, Adolphus Benthem.


1663 Johannes Knyphuysen, Gerwinus Asschenbergh, Gerhardus Benthem.


 


 


Drents Archief
Classis Generalis, later geheten Provinciale Synode
Classis Generalis, later geheten Provinciale Synode, 1598-1815
Provinciaal Kerkbestuur van Drenthe, 1816-1951
 
0441
Classis Generalis, later geheten Provinciale Synode
1598-1952
2016
Drents Archief
Nederlands
Notas
Otra información descriptiva
Inventaris van het archief van de Classis Generalis later geheten Provinciale Synode


 


 Beschrijving
Classis Generalis, later geheten Provinciale Synode, 1598-1815, opgevolgd door het Provinciaal Kerkbestuur van Drenthe 1816-1951


 


Inleiding


Geschiedenis en organisatie


De opstand van de Nederlanders tegen hun wettige landsheer Philips II, die vanaf 1572 enige vorm begon te krijgen en in de geschiedenis bekend is geworden als de Tachtigjarige Oorlog, heeft geleid tot een onafhankelijkheidsverklaring in 1581. Ieder gewest zou in zijn eigen zaken autonoom zijn en alleen in zaken van gemeenschappelijk belang het gezag van de Staten-Generaal erkennen. Niet geheel volgens de bedoeling ging het in Groningen en Drenthe. Deze gewesten hadden sinds 1577 de graaf van Rennenberg als stadhouder, maar hij besloot in 1580 niet met de andere stadhouders mee te gaan in de afzwering van Philips II. Pas nadat in 1592 Coevorden door Maurits en Willem Lodewijk was veroverd, in het jaar daarop gevolgd door geheel Drenthe en in 1594 door Groningen, waren de Spanjaarden geheel uit het noorden verdreven [NOTE G. Overdiep,(Groningen 1970), blz 103 e.v.] . Op 22 juni 1595 werd Willem Lodewijk door de Staten-Generaal tot stadhouder en kapitein-generaal van Groningen benoemd, op 24 augustus 1596 in diezelfde functies in Drenthe.


Het verdwijnen van de koningsgezinde regering had ook op godsdienstig gebied gevolgen. Hoewel de Unie van Utrecht, die ook door Drenthe was ondertekend, vrijheid van godsdienst voorschreef, werd de Nederduits- gereformeerde kerk toch de officiële kerk in de Nederlanden [NOTE I.H. Gosses en N. Japikse,('s-Gravenhage 1947), blz. 341.] . Voor Drenthe had dit tot resultaat dat Willem Lodewijk op 10 mei 1598 op last van de Staten- Generaal de reformatie voor Drenthe afkondigde [NOTE J.S. Magnin,(Groningen 1855), blz. 186.] . Overigens waren al eerder reformatorische invloeden waar te nemen geweest in Drenthe. Al ten tijde van hertog Karel van Gelre (1522-1536) klaagden abdis en conventualen van Assen over de verdrukking en vernedering van de geestelijkheid door de Lutheraanse ketterij [NOTE Archief der abdij te Assen, inv.nr. 51; afgedrukt bij: J.S. Magnin,(Heerenveen 1846), blz. 256.] . Ook Picardt spreekt er in zijn Chronyck der Landtschap Drenthevan, dat in 1529 zeer velen de reformatie aannamen, niet meer ter misse gingen en een afkeer van de pauselijke leer en ceremoniën toonden [NOTE Joh. Picardt,(Groningen 1731), blz. 325.] .


Ter uitvoering van het besluit van Willem Lodewijk werd op 12 augustus van dat jaar in Rolde de eerste Drentse synode gehouden, die toen aangeduid werd met de naam "classis". Dit woord werd in 1602 aangevuld door "Drentina" en in 1603 door "generalis". Sedert 1618 werd definitief van "Synodus"gesproken, terwijl in later jaren ook de term Hoge Kerkvergadering gebruikt werd.


In 1602 werd onder leiding van de predikant Menso Alting het besluit genomen Drenthe te verdelen in drie classes: Meppel, Rolde en Emmen [NOTE , verz. en uitg. door J. Reitsma en S.D. van Veen (8 dln., Groningen 1892-1899), VIII, blz. 49.] . Deze drie classes zouden dan eenmaal per jaar als classis generalis samenkomen. Bovendien werden zij op advies van de stadhouder gevoegd bij de synode van de stad Groningen en de Ommelanden [NOTE Acta, blz. 50.] ter bevordering van eenheid, contacten en naleving der kerkorde. Na drie synoden te hebben bijgewoond bleven de Drentse predikanten echter na 1604 uit Groningen weg [NOTE Acta, dl. VII, blz. 4, 57, 83.] .


Over de eerste Drentse kerkorde bestaat enige onzekerheid. Reeds op de eerste classis werd gesproken van een kerkordening. Ook op de vergadering van 1602 was daarvan sprake. Maar welke kerkorde werd nu toegepast, de door de graaf van Leicester voor de Verenigde Nederlanden uitgevaardigde kerkorde of die van Groningen? In het algemeen wordt aangenomen dat de Drentse kerken in beginsel gehouden waren de Groningse kerkorde na te leven, echter aangevuld door de besluiten van de generale synoden, terwijl daarnaast zich een specifiek Drents kerkrecht ontwikkelde in de synodale besluiten [NOTE B.M. de Jonge van Ellemeet,, XIII (1917), blz. 326, 327.] . Pas op de synode van 9 november 1630 werd een commissie benoemd om uit de in de loop der jaren genomen besluiten der synode een kerkorde te vormen [NOTE B.M. de Jonge van Ellemeet,, XIII (1917, blz. 328, 329.] .


Nog duurde het tot de landdag van 13 februari 1638 voordat Ridderschap en Eigenerfden het ontwerp goedkeurden. Uit de voorrede van de kerkorde van 1730 blijkt dat het ontwerp werd samengesteld uit de vroegere besluiten der Drentse synoden, echter niet zonder de kerkorde van de Nationale Synode van Dordrecht in 1 618/1619 geraadpleegd te hebben [NOTE C. Hooyer,(Zaltbommel 1865), blz. 464.] . De grote wens tot algehele onafhankelijkheid van het wereldlijk bestuur ging evenwel niet in vervulling: Ridderschap en Eigenerfden, vertegenwoordigd door Drost en Gedeputeerden, behielden het hoogste toezicht:
- de door degenen, die het recht van beroeping hadden, gekozen predikant werd door Drost en Gedeputeerden bevestigd (art. 3);
- de visitatoren werden benoemd namens de stadhouder door Drost en Gedeputeerden (art. 62). Sinds 1730 moesten zij hen ook rapport uitbrengen (kerkorde 1730 art. 55) .


De nieuwe kerkorde ging uit van drie kerkelijke samenkomsten: de kerkenraad, de classicale vergadering en de synode (art. 34). Hun taak was de bevordering van de kerkdienst, deze door hun voorbeeld onder de mensen te brengen en de predikanten, ouderlingen en diakenen de helpende hand te reiken. Daartegenover moesten predikanten, ouderlingen en diakenen de gemeente gehoorzaamheid, liefde en eerbied voor de magistraat "inscherpen" (art. 39). Dit artikel is slechts een richtsnoer, geen omschrijving van werkzaamheden. Voor de kerkenraad wordt dit gedaan in artikel 43: "ten eynde sij (de kerkenraad) met eenparige stemmen nae Godes Woordt alle onstichtelijcke disordren ende ergernissen in der daet mogen weeren ende wechneemen, opdat goede eenicheyt ende Godtsalicheyt in de Gemeente Godts bevordert werde". Concreter gezegd: opzicht over het gedrag der gemeente en de navolging der leer en heiliging der sacramenten.


De classis was een vergadering van predikanten, die toezicht hield op de leer en de levenswandel van predikanten en proponenten, ouderlingen, diakenen, schoolmeesters en de gemeenten [NOTE Vgl. ook C. Dekker,(Utrecht 1966), blz. 8.] . De predikanten en schoolmeesters moesten de Heidelbergse catechismus en de Canones Synodi Nationalis Dordacenae onderschrijven, zowel in de classis als in de synode (art. 66).


De kerkorde beschrijft in de artikelen 45-55 helder de gang van zaken ter classicale vergadering. Uit de aanwezige broeders wordt na gebed een praeses en een scriba gekozen. De praeses vraagt alle predikanten of zij in hun kerken
"1. haers kerkenraets vergaederinge holden?
2. off de kerckelicke diciplin geoeffent?
3. de armen ende scholen besorgt werden?
4. ofte iets daerinne sij het ordeel ende hulpe des Classis tot rechte eenige kerkelycke gebreecken ende abusen bevonden werden?
5. ofter oock eenige kerkelycke gebreecken ende abusen bevonden werden?
6. te vraegen, hoe verre een jegelyck in de Catechismi predicatien gecomen sij?"
De novitii (kandidaten) doen een proefpredicatie, waarover de anderen zullen oordelen. In de laatste vergadering vóór de synode worden de af te vaardigen predikanten gekozen alsmede de visitator.
Vervolgens onderzoekt men de testimonia van hen die in de classis de dienst zullen aanvaarden. Op vacante plaatsen voorziet de classis in de bediening. Tenslotte wordt in aanwezigheid der visitatoren censura morum gehouden over hen die strafbaar gehandeld hebben. De visitatoren stellen de gravamina generalia (verslagen over gebreken in de gemeenten) op om ze na rondzending langs de classes te bespreken op de synode. Jaarlijks, "ten waere dat den noot anders vereyschte", moest in de landschap een synode gehouden worden en wel op de tweede dinsdag na Pinksteren (art. 56). Dat dit niet altijd gebeurde, blijkt uit de hierna volgende lijst van gehouden synoden. Elke classis zond drie predikanten en een visitator, voorzien van geloofsbrieven (art. 57). Ter vergadering werd een praeses, een scriba en (sinds 1614) een assessor gekozen.


Om met name de taak van de synode te begrijpen dient het begrip van de "meerder en minder vergadering" in het oog gehouden te worden. Ten opzichte van de kerkenraad is de classis de meerder vergadering, t.o.v. de synode is de classis de minder vergadering. De artikelen 40-42 van de kerkorde van 1638 zeggen erover dat men in meerder vergadering niet zal behandelen wat in minder vergadering afgedaan kan worden. Dit geldt voor de classis ten aanzien van de kerkenraad, voor de particuliere synode t.a.v. de classes en voor de generale synode t.a.v. de particuliere. Van een besluit van een minder vergadering is beroep mogelijk op de meerder vergadering. Wat dus op de classicale vergadering niet behandeld kan worden, wordt besproken op de synode. In de synode kwamen ter tafel de gravamina generalia (art. 55); de getuigschriften der novitii werden bekeken en een predicatie van hen werd aangehoord (art. 52); er werd uit elke classis een visitator gekozen ter beoordeling van plaatselijke ambtsdragers en toestanden. In de synode moesten de predikanten de Heidelbergse Catechismus en de Canones Synodi Nationalis Dordracenae ondertekenen (art. 66).


De invloed van het wereldlijk bestuur bleek weer bij de instelling van een pensioenfonds voor weduwen en wezen van predikanten, die bij hun overlijden in Drenthe dienden. Nadat de classis generalis op 7 september 1613 besloten had een dergelijk pensioen te gaan uitkeren, voor welk doel iedere predikant 1 pond per jaar moest opbrengen, wilden Ridderschap en Eigenerfden jaarlijks aan de predikantsweduwen een subsidie van 50 Caroli guldens verlenen, op te brengen uit de domeinen [NOTE Oude Statenarchieven van Drenthe, inv.nr. 6, dl. I, fol 145.] . Deze pensioenen moesten jaarlijks op de synode betaald worden en als er geen synode gehouden werd, kweten de visitatoren zich van deze taak (art. 16 en 17 van de kerkorde).


De kerkorde van 1638 bleef in hoofdzaak gehandhaafd tot 1730. Toen waren de wijzigingen en verbeteringen zo talrijk geworden dat een herziening gewenst was. Reeds in 1721 hadden de predikanten bij Drost en Gedeputeerden aangedrongen op een dergelijke wijziging. Op de synode van 1728 gelastten Drost en Gedeputeerden de classes een kerkorde op te stellen. Het door hen vervaardigde concept werd op de landdag van 14 maart 1730 goedgekeurd [NOTE De Jonge van Ellemeet, blz. 298.] . Tevens werd toestemming gegeven om de hernieuwde kerkorde in druk uit te geven [NOTE , Meppel 1730. Op de titelpagina wordt verwezen naar de Landdag van 14 maart 1730.] . Ook deze kerkorde verouderde, want op 22 maart 1791 besloten Ridderschap en Eigenerfden de drie visitatoren en uit elke classis één predikant te benoemen 'tot revisie der kerkenorder" [NOTE Oude Statenarchieven van Drenthe, inv.nr. 6, dl. XVIII, fol. 189vo.] . Aan deze commissie werden in 1793 de landschrijver en de landschapssecretaris toegevoegd, maar het resultaat zal waarschijnlijk wel in de woelige stroom der Franse tijd zijn omgekomen.


De Drentse synode is blijven bestaan tot in het begin van de negentiende eeuw. Op 15, 16 en 17 van Oogstmaand 1809 is de laatste vergadering gehouden, terwijl na 1793 alleen nog in 1805 een synode was geweest.


De Nederlanden waren in 1814 een koninkrijk geworden, gegrondvest op een grondwet. Op 7 januari 1816 kreeg ook de Hervormde Kerk een basis, doordat Willem I bij Koninklijk Besluit het "Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden" uitvaardigde. Deze kerkorde ontstond onder zeer sterke invloed van de Koning. Dit blijkt niet alleen uit de wijze van uitvaardiging, maar vooral uit artikel 15 van de kerkorde: "Geene veranderingen kunnen in dit reglement gemaakt worden, dan door Zijne Majesteit, op voorstel, of immers na voorafgaande overweging bij het Synode, hetwelk echter, vóór en aleer ten dezen besluit te nemen, daarop de consideratiën zal inwinnen van de provinciale kerkbesturen" [NOTE , bewerkt door en onder toezigt van C.C.E. d'Engelbronner (Gorinchem 1852), blz. 283.] .


De belangrijkste veranderingen op kerkbestuurlijk gebied die met deze kerkorde werden ingevoerd, waren gelegen in het feit dat de (landelijke) synode nu eens in het jaar bijeenkwam, vervolgens dat op provinciaal niveau het provinciaal kerkbestuur min of meer de opvolger werd van de vroegere synode. Opgemerkt dient ook hier de invloed van de koning. Alle leden van de eerste synodale vergadering werden door de Koning benoemd, terwijl ook de leden van de provinciale kerkbesturen door de Koning benoemd werden uit de classes.


Het Provinciaal Kerkbestuur werd samengesteld uit de predikanten der classes, uit elke classis één, alsmede een (oud-)ouderling (art. 31). Hieruit werd door de Koning een president en een secretaris benoemd (artt. 37 en 38). Elk bestuurslid had een secundus of plaatsvervanger.


Als taak noemt artikel 41 de zorg voor de belangen van de godsdienst, de bewaring der goede orde en de handhaving der kerkelijke wetten. Om dit te bereiken kreeg het Provinciaal Kerkbestuur de bevoegdheden reglementen te maken in zijn ressort, gegrond op algemene verordeningen, besliste het in geschillen in of tussen classicale besturen, fungeerde het als beroepsinstantie in kerkelijke geschillen (artt. 41-44). Het verleende admissie tot de predikdienst en had het recht predikanten, kandidaten en ouderlingen af te zetten (artt. 45-47). Ook werd het belast met het beheer van de provinciale weduwenbeurs (art. 48). Uit de provinciale kerkbesturen werd een lid afgevaardigd naar de synode (art. 17).


De grondwetsherziening van 1848 bewerkstelligde de scheiding tussen kerk en staat. De kerk voerde dientengevolge een zelf ontworpen Nieuw Algemeen Reglement in, dat toch weer bij KB van 23 maart 1852 bekrachtigd werd onder elf reserves, die echter zijn ingetrokken bij KB van 22 juli 1870.


Vanaf 1870 werden allerlei pogingen ondernomen om het Algemeen Reglement te hervormen. Vele ontwerpen werden ingediend. Zo werd ook in februari 1942 de Commissie voor beginselen van een kerkorde ingesteld, die een "Werkorde"-ontwerp moest opmaken. In juli 1945 werd het ontwerp met vrijwel algemene stemmen aangenomen. Op 7 december 1950 nam de Generale Synode tenslotte met 76 tegen 14 stemmen het ontwerp van een nieuwe kerkorde aan. De officiële datum van in werking treding van deze nieuwe kerkorde werd vastgesteld op 1 mei 1951 [NOTE Th. L. Haitjema,(Nijkerk 1951), blz. 110.]


.


De naam van het provinciaal kerkbestuur werd gewijzigd in provinciale kerkvergadering. In de Provinciale Kerkvergadering kwamen uit elke classis drie predikanten en drie andere ambtsdragers (Ord. 1, art. 7-9, 22). Als adviseurs namen deel de praeses en een lid van de visitatoren-provinciaal. Praeses, scriba en assessor van de Provinciale Kerkvergadering vormen het moderamen. Voor de tijd dat de vergadering niet bijeen is, wordt het moderamen uitgebreid met vier leden tot het breed moderamen. De Provinciale Kerkvergadering is een soort "kerkenraad" voor het territoir der provincie [NOTE Th. L. Haitjema,(Nijkerk 1951), blz. 194.] , belast met het leiding geven aan het leven en werken der kerkprovincie, het contact houden tussen de provincie en de generale synode en het opzicht, met name over de dienst des Woords en de catechese.


De archieven van synode en provinciaal kerkbestuur


Aangezien de vergaderingen van de classis generalis of provinciale synode genotuleerd werden door de landschapssecretaris en de verdere administratie, zoals het beheer van het weduwenfonds, ook door of namens hem werd afgehandeld, zal het geen verwondering wekken dat het archief van de synode bij dat van het wereldlijk bestuur gevoegd was. In het midden van de negentiende eeuw probeerde het Provinciaal Kerkbestuur het dan ook van het Provinciaal Bestuur van Drenthe over te nemen. Hierbij werden zelfs de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en Financiën ingeschakeld, maar het mocht niet baten [NOTE J.G.C. Joosting,(Leiden 1907), blz. 5-7.] .


Het synodaal archief ging in 1879 met de provinciale archieven naar het Rijk over. Het archief van het Provinciaal Kerkbestuur werd in 1893 in bewaring gegeven aan het Rijk, waarbij in de jaren 1926, 1935, 1948, 1951 en 1975 nog enkele aanvullingen kwamen [NOTE 1926, blz. 535; 1935, blz. 113; 1948, blz. 110; 1951, blz. 90; 1975, blz. 74.] .


Bij de overdracht van 1893 bevond zich ook het zilveren zegelstempel van de oude Drentse synode. In 1915 is de inbruikleengeving hiervan echter opgezegd, maar op advies van de toenmalige rijksarchivaris door het Provinciaal Kerkbestuur aan de Museumcommissie overgedragen [NOTE 1915 blz. 374.] .


Blijkens de handgeschreven inventaris van de Drentse archieven, die rijksarchivaris mr. Seerp Gratama rond 1895 maakte (aanwezig in het archief van het Rijksarchief in Drenthe), zijn de stukken van de provinciale synode afkomstig van het Provinciaal Bestuur van Drenthe, behalve die beschreven onder de nrs. 5, 17 en de ingekomen stukken van 1784-1815 (nr, 7). De minuut van het verzonden stuk, beschreven in nr. 7 is geschonken door J. Homan Kymmell te Smilde.


Een eerste gedrukte lijst van stukken van de synode geeft H.Q. Janssen in 1878 in zijn Catalogus van het oud synodaal archiefop de bladzijden 160-162.


Een gedrukte inventaris van beide archieven kwam in 1907 uit van de hand van mr. J.G.C. Joosting: De archieven der besturen in Drenthe van het Ned. Herv. Kerkgenootschap. Omdat in de loop er jaren de aanwinsten hierbij zo talrijk geworden waren was een herinventarisatie noodzakelijk. Zodoende staan in de hierna volgende inventaris de stukken vermeld in de inventaris van Joosting, samen met de daarna verworven aanwinsten beschreven. Een concordans legt de verbinding tussen de inventaris van Joosting en dit werk.


Lijst van Drentse synoden en hun praesidium


Per vergadering zijn vermeld de namen van praeses, assessor (sinds 1614) en scriba. Wanneer slechts twee namen worden genoemd, dan ontbreekt de assessor.


1598 Feico Rewardi, Simon Joannis Phileus.


1600 (11 september) Joannes Nicasii, Simon Joannis Phileus.


1600 (30 september) Simon Joannis Phileus, Henricus Meinardi (Raedt).


1600 (9 december) Jodocus Vossii, Henricus Meinardi Raedt.


1601 (24 maart) Heinricus Meinardi (Raedt), Simon Joannis Phileus.


1601 (9 juni) Simon Joannis Phileus, Heinricus Assuerus.


1601 (8 september) Henricus Bokelmannus, Henricus Meinardi Raedt.


1602 (9 februari) Henricus Bokelmannus, Henricus Meinardi Raedt.


1602 (1 november) Menso Alting, Joachimus Zoor.


1603 (maart 23) Joachimus Warmerus, Joachimus Zoor.


1603 (5 september) Johannes Scroderus, Lucas à Langen.


1604 Lucas Langius, Johannes Wirrichius.


1607 (7 september) Wilhelmus Joannis, Joannis de Bruine.


1607 (22 september) Alexander Tilekinck, Joannis de Bruine.


1608 (18 april) Alexander Tilekinck, Joannis de Bruine.


1608 (5 september) Alexander Tilekinck, Joannis de Bruine.


1609 Paulus Antonii, Judocus Reddinck.


1610 Warmoldus Hermanni, Themo von Asscheberg.


1611 Alexander Tilekinck, Joannes de Bruine.


1612 Themo van Asschenberch Henricus von Holle.


1613 Onias Boetii, Wilhelmus Johannis.


1614 Alexander Tilkinck, Paulus Antonii, Patroclus Romelinck.


1615 Joannes Cuperus, Onias Boetii, Heino Bollinck.


1616 Patroclus Romelinck, Alexander Tilekinck, Henricus van Holle.


1618 Themo van Asscheberch, Henricus ab Holle, Hermannus Johannis.


1619 Onias Boetii, Patrolclus Romelinck, Johannes Rusius.


1620 Bernhardus ab Holle, Heine Bollinck, Herbertus Brachtesende.


1622 Hermannus Joannis, Bernhardus ab Holle, Heino Bollinck.


1623 Themo ab Asscheberch, Alexander Tilekinck, Herbertus Brachtesende.


1624 Herbertus Brachtesende, Hermannus Joannis, Heino Bollinck.


1626 Hermannus Joannis, Alexander Tilkinck, Johannes Wassenberg.


1627 Herbertus Brachtesende, Joannis Wassenberg, Joannis Rusius.


1629 Bertholdus Pauli, Joannes Cuperus, Heino Bollinck.


1630 Onias Boethii, Hermannus Joannis, Herbertus Brachtesende.


1631 Joannes Rusius, Joannes Wassenberg, Heino Bollinck.


1632 Johannes Althuesius, Heino Bollinck, Herbertus Brachtesende.


1633 Herbertus Brachtesende, Joannes Wassenberch, Joannes Rusius.


1634 Onias Boethii, Hermannus Johannis, Johannes Wassenberg.


1635 Joannes Bockenbergh, Samuel Brumlevius, Joannes Rusius.


1636 Hermannus Johannes, Johannes Wassenbergius, Herbertus Brachtesende.


1637 Herbertus Brachtesende, Johannes Bockenbergius, Johannes Rusius.


1638 Hermannus Johannis, Johannes Wassenbergh, Johannes Bokenbergh.


1640 Johannes Rusius, Johannes Kniphuisen, Johannes Wassenberg.


1641 Herbertus Brachtesende, Cornelius Lambergius, Joannes Rusius.


1643 Johannes Bökenbergius, Wesselus Kannegieter, Arnoldus Böttichius.


1646 Cornelius Lambergius, Arnoldus Bottichius, Heino Bollinck.


1647 David Frenzius, Johannes Molanus, Adolphus Benthem.


1650 Herbertus Brachtesende, Johannes Kniphuisen, Johannes Beeltsnider.


1654 (21 januari) Johannes Beeltsnijder, Samuel Tilekingh, Bernhardus Fabritius.


1654 (17 oktober) Johannes Boeckenbergh, Johannes Hoppenbrouwer, Johannes Beeltsnider.


1657 Johannes Munckerus, Bernhardus Fabritius, David Franzius.


1660 Johannes Beeltsnider, Johannes Kniphuisen, Rudolphus Pott.


1663 Johannes Knyphuysen, Gerwinus Asschenbergh, Gerhardus Benthem.


1663 Johannes Munckerus, Fredericus à Staveren, Bernhardus Fabritius.


1678 Johannes van Selbach, Gerwinus Assenberch, Johannes Maurick.


1683 Henricus Hardenberg, Carolus Neander, Joannes Michgorius.


1693 Anthonius Schucking, Lubbertus Reinders, Johannes Ketel.


1697 Lubbertus Reiners, Henricus Hardenberg, Hermannus Upmeier.


1721 Theodorus Sell, Alexander Tiercks Athlas, Conradus Wachloo.


1725 Ulricus de Vries, Conradus Wachloo, Theodorus Sell.


1728 Petrus van Staveren, Hindrikus Horstenius, Rudolph Kuen.


1731 Albertus Haselhoff, Hendrik Bottichius, Gerhardus Lanchorst.


1734 Gillis Erkenswijk, Eilardus Reiners, Hermannus Gomarus.


1736 Johannes Snethlage, Justus Halbetsma, Albert Willem Costerus.


1739 Lubbertus Schucking, Gerard Jan Hellers, Hugo van Dompselaar.


1748 Meinardus Busscher, Johannes Snethlage, Haro Petrus Harens.


1751 Hendricus Verschuir, Constantinus Hartman, Gillis Erkenswijk.


1753 Wijcher Meurs, Duirt Dijck, Lodewijk Abrahami.


1754 Wijcher Meurs, Duirt Dijck, Lodewijk Abrahami.


1757 Helperus Ritzema, Anthoni Camerlink, Albertus Haselhoff.


1758 Rudolf Wildrik, Jakob Biben, Sijbrandus Hellinga.


1759 Rudolf Wildrik, Jakob Biben, Sijbrandus Hellinga.


1760 Rudolf Wildrik, Jakob Biben, Sijbrandus Hellinga.


1763 Wijcher Meurs, Berend Tjassens Willinge.


1766 Antoni Camerling, Wicher Martini.


1769 Michael Witsenborg, Hendrik Dekker, Jacobus Aegidius Gallé.


1772 Johannes Hermannus Schadden, Petrus Brouwer, Focko Louwerts Nieuwold.


1775 Henricus Hillers, Anthoni Bekkering, Johannes Heshusius.


1778 Helmer Heres, Arnold Willem Pruimers, Rudolf Banting.


1781 Christianus Henricus Hein, Coenraad Groot Holtman, Johannes Hemmes.


1784 Johannes Conraad Werndly, Jan Albert Erkenswijk.


1787 Jan Brands, Dirk Jan Nederbosch, Hendrik Crull.


1790 Theodorus van Rhee, Borrius Voget, Gerrit Albrinck.


1793 Lambertus Vos, Jacobus van Loenen, Hermannus van Ittersum.


1805 Willem Scheltens, Petrus Prins, Johannes Dijck.


1809 Hendrik Jan Staverman, Omius van Giffen, Johannes Hoeks.


Toegang nr. 0441: Inventaris van het archief van de Classis Generalis later geheten Provinciale Synode, 1598 - 1815 opgevolgd door het Provinciaal Kerkbestuur van Drenthe 1816 - 1951


 


 https://www.archivesportaleurope.net/ead-display/-/ead/pl/aicode/NL-AsnDA/type/fa/id/0441/search/0/Gerhardus+BENTHEM
 


 


 


 1647 David Frenzius, Johannes Molanus, Adolphus Benthem.


1663 Johannes Knyphuysen, Gerwinus Asschenbergh, Gerhardus Benthem.



 
Archivo Drenthe
Classis Generalis, más tarde llamado Sínodo Provincial
Classis Generalis, más tarde llamado Sínodo Provincial, 1598-1815
Concilio de la Iglesia Provincial de Drenthe, 1816-1951
 
0441
Classis Generalis, más tarde llamado Sínodo Provincial
1598-1952
2016
Archivo Drenthe
holandés
notas
Otra información descriptiva
Inventario del archivo del Classis Generalis más tarde llamado Sínodo Provincial


 


 Descripción
Classis Generalis, más tarde llamado Sínodo Provincial, 1598-1815, sucedido por la Junta de la Iglesia Provincial de Drenthe 1816-1951


 


Introducción


Historia y organización


La revuelta de los holandeses contra su legítimo gobernante Felipe II, que comenzó a tomar forma a partir de 1572 y se ha conocido en la historia como la Guerra de los Ochenta Años, desembocó en una declaración de independencia en 1581. Cada región sería autónoma en sus propios asuntos. y reconocer la autoridad de los Estados Generales únicamente en asuntos de interés común. Las cosas no salieron del todo según lo planeado en Groningen y Drenthe. Estas provincias habían tenido al conde de Rennenberg como su estadista desde 1577, pero en 1580 decidió no acompañar a los demás estadistas en la abjuración de Felipe II. Sólo después de que Coevorden fuera conquistado por Maurits y Willem Lodewijk en 1592, seguido al año siguiente por todo Drenthe y en 1594 por Groningen, los españoles fueron completamente expulsados del norte [NOTA G. Overdiep, (Groningen 1970), página 103 ff]. El 22 de junio de 1595, Willem Lodewijk fue nombrado Stadtholder y capitán general de Groningen por los Estados Generales, el 24 de agosto de 1596 en los mismos cargos en Drenthe.


La desaparición del gobierno realista también tuvo consecuencias religiosas. Aunque la Unión de Utrecht, que también fue firmada por Drenthe, prescribía la libertad de religión, la Iglesia Reformada Holandesa se convirtió, no obstante, en la iglesia oficial en los Países Bajos [NOTA I.H. Gosses y N. Japikse, ('s-Gravenhage 1947), pág. 341.]. Para Drenthe, esto resultó en que Willem Lodewijk proclamara la Reforma para Drenthe el 10 de mayo de 1598 por orden de los Estados Generales [NOTA J.S. Magnin, (Groningen 1855), pág. 186.]. Por cierto, ya se habían observado influencias reformadoras en Drenthe antes. Ya en la época del duque Karel van Gelre (1522-1536) la abadesa y los conventuales de Assen se quejaban de la opresión y humillación del clero por la herejía luterana [NOTA Archivos de la abadía de Assen, nº inv. 51; impreso en: J.S. Magnin, (Heerenveen 1846), pág. 256.]. Picardt también habla en su Chronyck der Landtschap Drenthevan, que en 1529 muchos aceptaron la Reforma, ya no desaparecieron y mostraron una aversión a las enseñanzas y ceremonias papales [NOTA Joh. Picardt, (Groningen 1731), pág. 325.].


En cumplimiento de la decisión de Willem Lodewijk, el primer sínodo de Drenthe se celebró el 12 de agosto de ese año en Rolde, que luego se denominó "clasis". Esta palabra fue completada en 1602 por "Drentina" y en 1603 por "generalis". Desde 1618 se utilizó definitivamente el término "Sínodo", mientras que en años posteriores también se utilizó el término Asamblea de la Alta Iglesia.


En 1602, bajo el liderazgo del pastor Menso Alting, se tomó la decisión de dividir Drenthe en tres clases: Meppel, Rolde y Emmen [NOTA, verz. y fuera. por J. Reitsma y S.D. van Veen (8 vols., Groningen 1892-1899), VIII, pág. 49.]. Estas tres clases se reunirían luego como classis generalis una vez al año. Además, siguiendo el consejo del estadista, se agregaron al sínodo de la ciudad de Groningen y Ommelanden [NOTA Acta, p. 50.] para promover la unidad, los contactos y la observancia del orden de la iglesia. Sin embargo, después de asistir a tres sínodos, los ministros de Drenthe se mantuvieron alejados de Groningen después de 1604 [NOTA Acta, vol. VII, págs. 4, 57, 83.].


Existe cierta incertidumbre sobre la primera orden de la iglesia de Drenthe. Ya en el primer clasis se habló de una orden de la iglesia. Este fue también el caso en la reunión de 1602. Pero, ¿qué orden eclesiástica se aplicó ahora, la orden eclesiástica promulgada por el Conde de Leicester para los Países Bajos Unidos o la de Groningen? Generalmente se asume que las iglesias de Drenthe estaban en principio obligadas a observar el orden de la iglesia de Groningen, pero complementadas por los decretos de los sínodos generales, mientras que además una ley canónica específica de Drenthe desarrollada en los decretos sinodales [NOTA B.M. de Jonge van Ellemeet ,, XIII (1917), págs. 326, 327.]. No fue hasta el sínodo del 9 de noviembre de 1630 que se nombró un comité para formar una orden de la iglesia a partir de las decisiones tomadas por el sínodo a lo largo de los años [NOTA B.M. de Jonge van Ellemeet ,, XIII (1917, págs. 328, 329.).


Fue necesario hasta la Dieta del 13 de febrero de 1638 antes de que Ridderschap y Eigenerfden aprobaran el diseño. El prefacio de la orden de la iglesia de 1730 muestra que el diseño se compuso de las decisiones anteriores de los sínodos de Drenthe, pero no sin la orden de la iglesia del Sínodo Nacional de Dordrecht en 1618/1619 [NOTA C. Hooyer, (Zaltbommel 1865), pág. 464.]. Sin embargo, el gran deseo de completa independencia del gobierno secular no se cumplió: Ridderschap en Eigenerfden, representado por Drost y los diputados, mantuvo la máxima supervisión:
- Drost y diputados confirman al párroco elegido por quienes tenían derecho de apelación (art. 3);
- los visitadores fueron designados en nombre del estadista por Drost y los diputados (art. 62). Desde 1730 también tenían que informarles (orden de la iglesia 1730 art. 55).


El nuevo orden de la iglesia se basó en tres reuniones de la iglesia: el consistorio, la asamblea clásica y el sínodo (art. 34). Su trabajo era promover el servicio de la iglesia, llevarlo a la gente con el ejemplo y extender una mano amiga a los pastores, ancianos y diáconos. En cambio, los pastores, ancianos y diáconos debían "inculcar" a la congregación la obediencia, el amor y el respeto por el magistrado (art. 39). Este artículo es solo una guía, no una descripción de actividades. Para el consistorio esto se hace en el artículo 43: "diez eynde sij (el consistorio) con votos unánimes según la Palabra de Dios puede evitar todos los desórdenes indeseables y las molestias del día y eliminarlos, de modo que la buena unidad y la salicidad de Dios puedan ser promovidas en la Iglesia de las Diosas ". Más concretamente: vigilancia de la conducta de la congregación y seguimiento de la doctrina y santificación de los sacramentos.


El clasis era una asamblea de ministros que supervisaba la enseñanza y conducta de los ministros y proponentes, ancianos, diáconos, maestros de escuela y las congregaciones [NOTA Cf. también C. Dekker, (Utrecht 1966), pág. 8.]. Los pastores y maestros debían suscribir el Catecismo de Heidelberg y los Canones Synodi Nationalis Dordacenae, tanto en el clasis como en el sínodo (art. 66).


La Orden de la Iglesia describe claramente el estado de cosas en la asamblea clásica en los artículos 45-55. Después de la oración, se eligen un praeses y un escriba de entre los hermanos presentes. El praeses pregunta a todos los pastores si están en sus iglesias.
"1. ¿Haers kerkraets reuniéndose con helden?
2. fuera de la disciplina practicada kerckelicke?
3. ¿Se entregaron los pobres y las escuelas?
4. ¿Hay algo en lo que el orden y la ayuda del clasis hasta que se encontraron algunos defectos y abusos de la iglesia?
5. ¿También se encontraron algunas deficiencias y abusos en la iglesia?
6. preguntar hasta dónde ha llegado un error en las predicaciones del Catecismo? "
Los novitii (candidatos) hacen una predicación de prueba, sobre la que los demás juzgarán. En la última reunión antes del sínodo, se eligen los ministros a delegar, así como el visitador.
Luego se examinan los testimonios de quienes aceptarán el servicio en el clasis. El clasis proporciona el ministerio en lugares vacantes. Finalmente, en presencia de los visitantes, se realiza una censura morum sobre quienes han actuado delictivamente. Los visitadores preparan los gravamina generalia (informes sobre defectos en las congregaciones) para discutirlos en el sínodo después de ser enviados a las clases. Cada año, "cuando la nota exigía lo contrario", debía celebrarse un sínodo en el paisaje, el segundo martes después de Pentecostés (art. 56). Que esto no siempre sucedió se desprende de la siguiente lista de sínodos celebrados. Cada clasis envió tres pastores y un visitador, provistos de credenciales (art. 57). En la reunión fueron elegidos un praeses, un scriba y (desde 1614) un asesor.


En particular, para comprender la tarea del sínodo, debe tenerse en cuenta el concepto de "mayor y menor asamblea". Comparado con el consistorio el clasis es la asamblea mayor, comparado con el sínodo el clasis es la asamblea menor. Los artículos 40-42 de la Orden de la Iglesia de 1638 dicen que lo que se puede hacer en menos reuniones no se tratará en un mayor número de reuniones. Esto se aplica al clasis con respecto al consistorio, al sínodo particular con respecto a las clases y al sínodo general con respecto a lo particular. Una decisión de una reunión menor se puede apelar a la reunión mayor. Entonces, lo que no se puede discutir en la asamblea clásica se discute en el sínodo. En el sínodo se discutió la gravamina generalia (art. 55); se examinaron los certificados de los novitii y se escuchó un sermón de ellos (art. 52); Se seleccionó un visitador de cada clasis para juzgar a los funcionarios locales y las condiciones. En el sínodo los pastores debían firmar el Catecismo de Heidelberg y los Canones Synodi Nationalis Dordracenae (art. 66).


La influencia del gobierno secular volvió a ser evidente con el establecimiento de un fondo de pensiones para las viudas y los huérfanos de los pastores que sirvieron en Drenthe tras su muerte. Después de que el clasis generalis decidiera el 7 de septiembre de 1613 tal pensión Para pagar, para lo cual cada pastor tenía que recaudar 1 libra al año, Ridderschap en Eigenerfden quería otorgar a las viudas del pastor un subsidio anual de 50 florines de Caroli, que se obtendrían de los dominios [NOTA Oude Statenarchives van Drenthe, inv .No. 6, vol. I, fol 145.]. Estas pensiones debían pagarse anualmente en el sínodo y si no se realizaba ningún sínodo, los visitadores realizaban esta tarea (artículos 16 y 17 de la Orden de la Iglesia).


El orden de la iglesia de 1638 se mantuvo principalmente hasta 1730. Para entonces, los cambios y mejoras se habían vuelto tan numerosos que era necesaria una revisión. Ya en 1721, los pastores de Drost y los diputados habían instado a tal cambio. En el sínodo de 1728, Drost y los diputados ordenaron a las clases que redactaran una orden de la iglesia. El concepto elaborado por ellos fue aprobado en la Dieta del 14 de marzo de 1730 [NOTA De Jonge van Ellemeet, p. 298.]. También se dio permiso para publicar la orden renovada de la iglesia en forma impresa [NOTA, Meppel 1730. La portada se refiere al Landdag del 14 de marzo de 1730.]. Esta orden de la iglesia también se volvió obsoleta, porque el 22 de marzo de 1791 Ridderschap en Eigenerfden decidió nombrar a los tres visitadores y un pastor de cada clasis 'para la revisión de la orden de la iglesia' [NOTA Oude Statenarchives van Drenthe, inv. No. 6, vol. XVIII, fol. 189vo.] El terrateniente y el secretario de paisaje se agregaron a esta comisión en 1793, pero el resultado probablemente habrá perecido en la turbulenta corriente del período francés.


El Sínodo de Drenthe continuó existiendo hasta principios del siglo XIX. La última reunión se llevó a cabo los días 15, 16 y 17 del Mes de la Cosecha de 1809, mientras que después de 1793 solo se había celebrado un sínodo en 1805.


Los Países Bajos se habían convertido en un reino en 1814, fundado en una constitución. El 7 de enero de 1816, también se fundó; la Iglesia Reformada, porque Guillermo I por Real Decreto emitió el "Reglamento General para la Administración de la Iglesia Reformada en el Reino de los Países Bajos". Este orden de la iglesia surgió bajo la fuerte influencia del Rey. Esto es evidente no solo por la forma de promulgación, sino sobre todo por el Artículo 15 de la Orden de la Iglesia: "No se pueden hacer cambios a este Reglamento excepto por propuesta de Su Majestad, o después de todo después de una consideración previa en el Sínodo, que, sin embargo, , antes y antes de tomar una decisión al respecto, solicite la consideración de las autoridades eclesiásticas provinciales al respecto "[NOTA, editado por y bajo la dirección de CCE d'Engelbronner (Gorinchem 1852), pág. 283.].


Los cambios más importantes en la gobernanza eclesiástica introducidos con esta orden de la iglesia fueron el hecho de que el sínodo (nacional) ahora se reunía una vez al año y, posteriormente, que a nivel provincial el gobierno de la iglesia provincial se convirtió más o menos en el sucesor del sínodo anterior. También cabe señalar aquí la influencia del rey. Todos los miembros de la primera asamblea sinodal fueron nombrados por el Rey, mientras que los miembros de las juntas eclesiásticas provinciales también fueron nombrados por el Rey de las clases.


La Junta de la Iglesia Provincial estaba compuesta por los ministros de las clases, uno de cada clasis, así como un (ex) anciano (art. 31). A partir de esto, el Rey nombró un presidente y un secretario (artículos 37 y 38). Cada miembro de la junta tenía un segundo o suplente.


El artículo 41 menciona el deber de velar por los intereses de la religión, el mantenimiento del buen orden y la aplicación de las leyes eclesiásticas. Para lograr esto, se le otorgó a la Junta de la Iglesia Provincial las facultades para dictar reglamentos en su jurisdicción, con base en ordenanzas generales, resolvió en disputas en o entre gobiernos clásicos, funcionó como un órgano de apelación en disputas eclesiásticas (Artículos 41-44 ). Otorga permiso para predicar y tiene derecho a destituir a ministros, candidatos y ancianos (art. 45-47). También se le encomendó la gestión de la subvención provincial de viudedad (art. 48). Se delegó en el sínodo un miembro de las juntas eclesiásticas provinciales (art. 17).


La reforma constitucional de 1848 provocó la separación de la iglesia y el estado. Como resultado, la iglesia introdujo su propio Nuevo Reglamento General, que fue ratificado nuevamente por Real Decreto de 23 de marzo de 1852, entre once reservas, que, sin embargo, fueron retiradas por Real Decreto de 22 de julio de 1870.


A partir de 1870 se realizaron todo tipo de intentos de reforma del Reglamento General. Se enviaron muchos diseños. Asimismo, en febrero de 1942, se estableció la Comisión de Principios de una Orden de la Iglesia, que debía redactar un borrador de "Orden de Trabajo". En julio de 1945, el proyecto fue adoptado casi por unanimidad. Finalmente, el 7 de diciembre de 1950, el Sínodo General adoptó el borrador de una nueva Orden de la Iglesia por una votación de 76 a 14. La fecha oficial de entrada en vigor de esta nueva Orden de la Iglesia se fijó en el 1 de mayo de 1951 [NOTA Th. L. Haitjema, (Nijkerk 1951), pág. 110.]


 .


El nombre de la junta de la iglesia provincial se cambió a asamblea de la iglesia provincial. En la Asamblea Provincial de la Iglesia había tres ministros de cada clasis y otros tres ministros (Ord. 1, art. 7-9, 22). Participaron como asesores los praeses y un miembro de los visitadores provinciales. Praeses, escriba y asesor del Encuentro Provincial de la Iglesia forman los escaparates de la moda. Para el tiempo en que no se convoca la reunión, el moderamen se amplía con cuatro miembros al moderamen amplio. La Asamblea de la Iglesia Provincial es una especie de "consejo de la iglesia" para el territorio de la provincia [NOTA Th. L. Haitjema, (Nijkerk 1951), p. 194.], encargado de dirigir la vida y obra de la provincia eclesiástica, mantener el contacto entre la provincia y el sínodo general y supervisar, en particular, el servicio de la Palabra y la catequesis.


Los archivos del Sínodo y del Consejo Provincial de la Iglesia


Dado que las reuniones del clasis generalis o sínodo provincial fueron registradas por el secretario de paisaje y la administración posterior, como la gestión del fondo de las viudas, también fue manejada por él o en su nombre, no es de extrañar que el archivo del sínodo se suma al del gobierno secular que se incorporó. A mediados del siglo XIX, la Junta de la Iglesia Provincial intentó reemplazar a la Junta Provincial de Drenthe. Incluso los ministros de Justicia, Interior y Finanzas participaron, pero fue en vano [NOTA J.G.C. Joosting, (Leiden 1907), págs. 5-7.].


Los archivos sinodales fueron transferidos al Estado en 1879 junto con los archivos provinciales. Los archivos de la Junta de la Iglesia Provincial fueron confiados al gobierno en 1893, con algunas adiciones en los años 1926, 1935, 1948, 1951 y 1975 [NOTA 1926, p. 535; 1935, pág.113; 1948, pág. 110; 1951, pág.90; 1975, página 74.].


Con la transferencia de 1893, también estuvo presente el sello de plata del antiguo sínodo de Drenthe. En 1915, sin embargo, el préstamo de estos fue cancelado, pero por consejo del entonces Archivero del Estado, transferido al Comité del Museo por la Junta de la Iglesia Provincial [NOTA 1915 p. 374.].


Según el inventario manuscrito de los archivos de Drenthe, que el archivero estatal Sr. Seerp Gratama hizo alrededor de 1895 (disponible en los archivos de los Archivos del Estado en Drenthe), los documentos del sínodo provincial proceden del Consejo Provincial de Drenthe, excepto los descritos bajo los números 5, 17 y los documentos entrantes de 1784-1815 (n. ° 7). El acta del artículo enviado, descrito en el nº 7, fue donado por J. Homan Kymmell de Smilde.


Una primera lista impresa de documentos del sínodo da a H.Q. Janssen en 1878 en su Catalogue of the Old Synodal Archives en las páginas 160-162.


Un inventario impreso de ambos archivos fue publicado en 1907 por el Sr. J.G.C. Joosting: Los archivos de las administraciones en Drenthe van het Ned. Rdo. denominación. Debido a que las adquisiciones se habían vuelto tan numerosas a lo largo de los años, era necesario volver a hacer un inventario. Así, en el inventario a continuación, se describen los artículos que figuran en el inventario de Joosting, junto con las adquisiciones adquiridas posteriormente. Un baile de concordia establece la conexión entre el inventario de Joosting y este trabajo.


Lista de sínodos de Drenthe y su praesidium


Los nombres de praeses, asesor (desde 1614) y scriba se indican por reunión. Si solo se mencionan dos nombres, entonces falta el evaluador.


1598 Feico Rewardi, Simon Joannis Phileus.


1600 (11 de septiembre) Joannes Nicasii, Simon Joannis Phileus.


1600 (30 de septiembre) Simon Joannis Phileus, Henricus Meinardi (Raedt).


1600 (9 de diciembre) Jodocus Vossii, Henricus Meinardi Raedt.


1601 (24 de marzo) Heinricus Meinardi (Raedt), Simon Joannis Phileus.


1601 (9 de junio) Simon Joannis Phileus, Heinricus Assuerus.


1601 (8 de septiembre) Henricus Bokelmannus, Henricus Meinardi Raedt.


1602 (9 de febrero) Henricus Bokelmannus, Henricus Meinardi Raedt.


1602 (1 de noviembre) Menso Alting, Joachimus Zoor.


1603 (23 de marzo) Joachimus Warmerus, Joachimus Zoor.


1603 (5 de septiembre) Johannes Scroderus, Lucas à Langen.


1604 Lucas Langius, Johannes Wirrichius.


1607 (7 de septiembre) Wilhelmus Joannis, Joannis de Bruine.


1607 (22 de septiembre) Alexander Tilekinck, Joannis de Bruine.


1608 (18 de abril) Alexander Tilekinck, Joannis de Bruine.


1608 (5 de septiembre) Alexander Tilekinck, Joannis de Bruine.


1609 Paulus Antonii, Judocus Reddinck.


1610 Warmoldus Hermanni, Themo von Asscheberg.


1611 Alexander Tilekinck, Joannes de Bruine.


1612 Themo de Asschenberch Henricus von Holle.


1613 Onias Boetii, Wilhelmus Johannis.


1614 Alexander Tilkinck, Paulus Antonii, Patroclus Romelinck.


1615 Joannes Cuperus, Onias Boetii, Heino Bollinck.


1616 Patroclus Romelinck, Alexander Tilekinck, Henricus van Holle.


1618 Themo van Asscheberch, Henricus ab Holle, Hermannus Johannis.


1619 Onias Boetii, Patrolclus Romelinck, Johannes Rusius.


1620 Bernhaardus ab Holle, Heine Bollinck, Herbertus Brachtesende.


1622 Hermannus Joannis, Bernhardus ab Holle, Heino Bollinck.


1623 Themo ab Asscheberch, Alexander Tilekinck, Herbertus Brachtesende.


1624 Herbertus Brachtesende, Hermannus Joannis, Heino Bollinck.


1626 Hermannus Joannis, Alexander Tilkinck, Johannes Wassenberg.


1627 Herbertus Brachtesende, Joannis Wassenberg, Joannis Rusius.


1629 Bertholdus Pauli, Joannes Cuperus, Heino Bollinck.


1630 Onias Boethii, Hermannus Joannis, Herbertus Brachtesende.


1631 Joannes Rusius, Joannes Wassenberg, Heino Bollinck.


1632 Johannes Althuesius, Heino Bollinck, Herbertus Brachtesende.


1633 Herbertus Brachtesende, Joannes Wassenberch, Joannes Rusius.


1634 Onias Boethii, Hermannus Johannis, Johannes Wassenberg.


1635 Joannes Bockenbergh, Samuel Brumlevius, Joannes Rusius.


1636 Hermannus Johannes, Johannes Wassenbergius, Herbertus Brachtesende.


1637 Herbertus Brachtesende, Johannes Bockenbergius, Johannes Rusius.


1638 Hermannus Johannis, Johannes Wassenbergh, Johannes Bokenbergh.


1640 Johannes Rusius, Johannes Kniphuisen, Johannes Wassenberg.


1641 Herbertus Brachtesende, Cornelius Lambergius, Joannes Rusius.


1643 Johannes Bökenbergius, Wesselus Kannegieter, Arnoldus Böttichius.


1646 Cornelius Lambergius, Arnoldus Bottichius, Heino Bollinck.


1647 David Frenzius, Johannes Molanus, Adolphus Benthem.


1650 Herbertus Brachtesende, Johannes Kniphuisen, Johannes Beeltsnider.


1654 (21 de enero) Johannes Beeltsnijder, Samuel Tilekingh, Bernhardus Fabritius.


1654 (17 de octubre) Johannes Boeckenbergh, Johannes Hoppenbrouwer, Johannes Beeltsnider.


1657 Johannes Munckerus, Bernhardus Fabritius, David Franzius.


1660 Johannes Beeltsnider, Johannes Kniphuisen, Rudolphus Pott.


1663 Johannes Knyphuysen, Gerwinus Asschenbergh, Gerhardus Benthem.


1663 Johannes Munckerus, Fredericus à Staveren, Bernhardus Fabritius.


1678 Johannes van Selbach, Gerwinus Assenberch, Johannes Maurick.


1683 Henricus Hardenberg, Carolus Neander, Joannes Michgorius.


1693 Anthonius Schucking, Lubbertus Reinders, Johannes Ketel.


1697 Lubbertus Reiners, Henricus Hardenberg, Hermannus Upmeier.


1721 Theodorus Sell, Alexander Tiercks Athlas, Conradus Wachloo.


1725 Ulricus de Vries, Conradus Wachloo, Theodorus Sell.


1728 Petrus van Staveren, Hindrikus Horstenius, Rudolph Kuen.


1731 Albertus Haselhoff, Hendrik Bottichius, Gerhardus Lanchorst.


1734 Gillis Erkenswijk, Eilardus Reiners, Hermannus Gomarus.


1736 Johannes Snethlage, Justus Halbetsma, Albert Willem Costerus.


1739 Lubbertus Schucking, Gerard Jan Hellers, Hugo van Dompselaar.


1748 Meinardus Busscher, Johannes Snethlage, Haro Petrus Harens.


1751 Hendricus Verschuir, Constantinus Hartman, Gillis Erkenswijk.


1753 Wijcher Meurs, Duirt Dijck, Lodewijk Abrahami.


1754 Wijcher Meurs, Duirt Dijck, Lodewijk Abrahami.


1757 Helperus Ritzema, Anthoni Camerlink, Albertus Haselhoff.


1758 Rudolf Wildrik, Jakob Biben, Sijbrandus Hellinga.


1759 Rudolf Wildrik, Jakob Biben, Sijbrandus Hellinga.


1760 Rudolf Wildrik, Jakob Biben, Sijbrandus Hellinga.


1763 Wijcher Meurs, Berend Tjassens Willinge.


1766 Antoni Camerling, Wicher Martini.


1769 Michael Witsenborg, Hendrik Dekker, Jacobus Aegidius Gallé.


1772 Johannes Hermannus Schadden, Petrus Brouwer, Focko Louwerts Nieuwold.


1775 Henricus Hillers, Anthoni Bekkering, Johannes Heshusius.


1778 Helmer Heres, Arnold Willem Pruimers, Rudolf Banting.


1781 Christianus Henricus Hein, Coenraad Groot Holtman, Johannes Hemmes.


1784 Johannes Conraad Werndly, Jan Albert Erkenswijk.


1787 Jan Brands, Dirk Jan Nederbosch, Hendrik Crull.


1790 Theodorus van Rhee, Borrius Voget, Gerrit Albrinck.


1793 Lambertus Vos, Jacobus van Loenen, Hermannus van Ittersum.


1805 Willem Scheltens, Petrus Prins, Johannes Dijck.


1809 Hendrik Jan Staverman, Omius van Giffen, Johannes Hoeks.


Acceso no. 0441: Inventario del archivo del Classis Generalis más tarde llamado Sínodo Provincial, 1598-1815 seguido por la Junta de la Iglesia Provincial de Drenthe 1816-1951


--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Iglesia de Nicolás Dwingeloo
El edificio de la iglesia y el presbiterio constan de tramos, cada uno con una ventana de arco apuntado y flanqueados por un contrafuerte relativamente delgado. La iglesia está realizada en ladrillo de diferentes colores. La actual aguja en forma de cebolla ('siepel') fue colocada en 1631 tras el colapso de la anterior, por iniciativa de Rutger van den Boetzelaer, residente de la mansión Batinge y drost de Drenthe. Durante el incendio del pueblo de 1923, se incendió gran parte del mobiliario de la iglesia. Los retratos de Rutger van den Boetzelaer y su tercera esposa, Batina van Lohn, se conservaron y todavía se encuentran en la iglesia. Después del incendio, la iglesia fue completamente restaurada bajo la supervisión del arquitecto Jans Boelens, durante la cual se quitaron las yeserías internas y se instaló una nueva bóveda de cañó;n de madera con motivos florales en estilo Art Déco.(Fuente: Wikipedia)  
 
https://www.hervormddieverdwingeloo.nl/
 
Adres Nicolaaskerk: Brink 29, DWINGELOO, http://www.nicolaaskerk-dwingeloo.nl/index.php



 https://kerkfotografie.nl/nicolaaskerk-dwingeloo/
 
Nicolaaskerk Dwingeloo
Het kerkgebouw en het koor bestaat uit traveeën, elk met een spitsboogvenster en geflankeerd door een relatief slanke steunbeer. De kerk is opgetrokken uit baksteen in verschillende kleuren. De huidige torenspits in de vorm van een ui (‘siepel’) werd, na het instorten van de vorige spits, in 1631 geplaatst op initiatief van Rutger van den Boetzelaer, bewoner van de havezate Batinge en drost van Drenthe. Bij de dorpsbrand van 1923 is een groot deel van het kerkmeubilair in vlammen opgegaan. De portretten van Rutger van den Boetzelaer en zijn derde vrouw Batina van Lohn werden gered en bevinden zich nog steeds in de kerk. Na de brand werd de kerk grondig gerestaureerd onder leiding van de architect Jans Boelens, waarbij het inwendige pleisterwerk werd verwijderd en een nieuw houten tongewelf met bloemmotieven in art decostijl werd aangebracht. (Bron: Wikipedia)
 
Adres Nicolaaskerk: Brink 29, DWINGELOO, http://www.nicolaaskerk-dwingeloo.nl/index.php      
 
https://www.hervormddieverdwingeloo.nl/ 


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Sobre la iglesia
Historia
La fundación de la iglesia.


Mucho se ha escrito y, sobre todo, se ha especulado sobre la fecha de fundación de la iglesia de San Nicolás en Dwingeloo. No tenemos ninguna certeza sobre eso. La hipótesis más extendida es que la iglesia fue fundada probablemente con los bienes de la iglesia de San Pancracio en Diever y gracias a donaciones de los propietarios feudales de la casa Batinge, que era un feudo de la diócesis de Utrecht. Debido a que la veneración a San Nicolás, obispo de Myra, aumentó considerablemente en el siglo XII y pronto se generalizó, se supone que la fundación de la iglesia tuvo lugar a finales del siglo XII o principios del XIII .


Es cierto que la iglesia de Dwingeloo está estrechamente vinculada a la Casa Batinge. Se sabe que hacia 1382 Batingher gute pertenecía a los feudos de Sticht (Obispado de Utrecht). Un tal Jan de Vos van Steenwic tiene luego la corte en Dwinghelo, en Bathergoet y en el molino de agua, etc.


Se dice que este Jan de Vos van Steenwijk era hijo de Johan de Vos van Steenwijk, quien aparece en los archivos alrededor de 1339 y a través de una sucesión no especificada, habría adquirido Batinge de Coenraedt de Vos van Steenwijk (ca 1315), quien como Muere el fundador de Batinge.


Se conoce un documento de Coenraedt van Steenwyck, llamado de Voss , en el que declara que 'en honor de Jesucristo, de su madre María y de San Marten episcopus y confesor, fundó un altar en la iglesia de Dwingeloe y donó allí 34 lodos de Groninger. .centeno. Sin embargo, el año de este certificado no es legible. Se sabe que en 1388 el obispo de Utrecht, Floris van Wevelinchoven, confirmó la fundación del Altar de Nuestra Señora en la iglesia de Kerspel en Dwingeloo. De esto podemos concluir que en la época de Coenraedt, a principios del siglo XIV , había una iglesia en Dwingeloo.


El edificio de la iglesia.


Antes de que la iglesia de Sint Nicolaaskerk en Dwingeloo tomara su forma actual, pasaron aproximadamente ocho siglos, durante los cuales se produjeron cambios más o menos drásticos en el edificio a intervalos regulares.


La parte más antigua probablemente consistía en una nave de finales del siglo XII o XIII de estilo románico o romano-gótico.


El coro


El coro remata en un ábside de tres lados. La obra ascendente del coro data del período 1380-1420. Un indicio importante de ello son los rasgos estilísticos de las ménsulas figurativas de la bóveda. Las naves de las bóvedas están sostenidas por ocho ménsulas muy bellamente esculpidas en piedra arenisca de Bentheim. Seis de las piedras muestran cabezas humanas, dos tienen figuras de cuerpo entero. También hay un rostro en la clave (o clave de bóveda) de la bóveda del tramo del coro, mientras que la clave del cierre del presbiterio no está decorada.


Estas ménsulas rara vez se encuentran en el norte de los Países Bajos. La escultura es de muy alta calidad y se encuentra entre las mejores que los Países Bajos tienen para ofrecer en este ámbito. Las expresiones faciales son naturales, individuales y expresivas: los mayores tienen una mirada severa, los jóvenes sonríen con delicadeza.


En el muro norte aún quedan vestigios de una sacristía. Las molduras perfiladas de la entrada tapiada estuvieron presentes hasta 1924. Hoy en día, sólo el color de los nuevos ladrillos revela la ubicación de la puerta faltante.


El barco


La nave de la iglesia tiene un pasillo. En el lado norte hay una ampliación, la llamada Sint Maartenskapel. Desde 1410 hasta la Reforma (1598) estuvo aquí el altar de la Vicaría de San Martín. Otros tres altares vicarios de la iglesia estaban dedicados a Nuestra Señora (1382), la Santa Cruz y Santa Catalina, la última de las cuales estaba adjunta al sacristán.


La Torre


En 1630 la aguja se derrumbó y aterrizó sobre la nave. La reconstrucción de la iglesia duró hasta 1632. Durante ese tiempo, la torre adquirió su característico chapitel en forma de pera. El entonces señor de Batinge, Rutger van den Boetzelaer, significó mucho para la reputación de la iglesia. Además del diseño de la aguja, donó a la iglesia un órgano (1665), un púlpito ricamente decorado y una copa de comunión. El púlpito fue destruido durante la República Bátava y la copa de la comunión se perdió debido a un incendio en 1905.


El órgano tenía dos contraventanas que contenían retratos de tamaño natural de Rutger van den Boetzelaer y su tercera esposa, Battina van Lohn. Estos retratos todavía se encuentran en la iglesia como pintura enmarcada.


Incendio en el pueblo de Dwingeloo
En 1923, un gran incendio azotó el pueblo de Dwingeloo. Nueve granjas, una pensión, la sinagoga y la iglesia fueron destruidas. Sólo quedaron en pie los muros de la iglesia.


En los dos años siguientes, la iglesia fue restaurada a su antiguo esplendor bajo la supervisión del arquitecto Boelens Kz de Assen. El 'siepel' se levantó nuevamente en la torre y el barco obtuvo su impresionante bóveda de cañón con pintura art déco. El púlpito fue realizado por R Marissen y JBakker.


Puede leer más sobre la historia de Dwingeloo y la Iglesia de Sint Nicolaas en el folleto “Living Stones” de Arie de Muij, una publicación de la Fundación de la Iglesia de Sint Nicolaas. (ver https://www.sintnicolaaskerk.nl)


https://www.sintnicolaaskerk.nl/over-de-kerk/      


 


Over de kerk
Historie
De stichting van de kerk


Over de stichtingsdatum van de Sint Nicolaaskerk te Dwingeloo is al veel geschreven en vooral gespeculeerd. Zekerheid daarover hebben we niet. De meest verspreide hypothese is dat de kerk vermoedelijk werd gesticht uit de goederen van de Sint Pancratiuskerk in Diever en door schenkingen van de leenbezitters van het huis Batinge, dat een leengoed was van het bisdom Utrecht. Omdat de verering van de Heilige Nicolaas, bisschop te Myra in de 12e eeuw sterk opkwam en spoedig zeer algemeen werd, wordt verondersteld dat de stichting van de kerk heeft plaatsgevonden einde 12e of  begin 13e eeuw.


Vast staat dat de kerk van Dwingeloo nauw verbonden is aan het Huis Batinge. Het is bekend dat omstreeks 1382 het Batingher goet tot de leenen van het Sticht (Bisdom Utrecht) behoorde. Ene Jan de Vos van Steenwic houdt dan hof te Dwinghelo, Bathingergoet ende watermolen enz.


Deze Jan de Vos van Steenwijk zou een zoon zijn geweest van Johan de Vos van Steenwijk, die omstreeks 1339 voorkomt in de archieven en door een niet nader aan te geven opvolging Batinge zou hebben verkregen van Coenraedt de Vos van Steenwijk (ca 1315) die als stichter van Batinge wordt gedoodverfd.


Van Coenraedt van Steenwyck geheeten de Voss is een oorkonde bekend waarin hij verklaart, ‘ter eere van Jhesus Christus, zijne moeder Maria en St Marten episcopus en confessor, te hebben gesticht in de kerk ter Dwingeloe een altaar en daar te hebben geschonken 34 groninger mudden rogge. Het jaartal van deze oorkonde is echter niet leesbaar. Wel is bekend dat in 1388 de bisschop van Utrecht, Floris van Wevelinchoven, de stichting van het Onze Lieve Vrouwe-altaar in de kerspelkerk in Dwingeloo bekrachtigde. We kunnen daaruit concluderen dat ten tijde van Coenraedt, in het begin van de 14e eeuw, er een kerk heeft gestaan in Dwingeloo.


Het kerkgebouw.


Voordat de Sint Nicolaaskerk in Dwingeloo zijn huidige gestalte heeft gekregen zijn ca. acht eeuwen voorbij gegaan waarin op gezette tijden min of meer ingrijpende veranderingen aan het gebouw hebben plaatsgevonden.


Het oudste deel heeft vermoedelijk bestaan uit een laat 12e– of 13e-eeuws schip in romaanse of romano-gotische stijl.


Het koor


Het koor eindigt in een driezijde apsis. Het opgaande werk van het koor dateert uit de periode 1380 – 1420. Belangrijke aanwijzing daarvoor zijn de stijlkenmerken van de figuratieve kraagstenen van het gewelf. De geboorten van de gewelven worden gedragen door een achttal zeer fraai gebeeldhouwde kraagstenen van Bentheimer zandsteen. Zes van de stenen tonen menselijke hoofden, twee bezitten figuurtjes ten voeten uit. Ook in de sluitsteen (of gewelfsleutel) van het gewelf in de koortravee is een gezicht aangebracht De sluitsteen van de koorsluiting is onversierd.


Dergelijke kraagstenen worden in Noord Nederland nog zelden aangetroffen. Het beeldhouwwerk is van zeer hoge kwaliteit en behoort tot het beste wat Nederland op dit gebied te bieden heeft. De gezichtsuitdrukkingen zijn natuurgetrouw, individueel en expressief: de ouderen kijken streng, de jongeren glimlachen fijntjes.


In de noordmuur bevinden zich nog sporen van een sacristie. De profiellijsten van de dichtgemetselde toegang waren tot 1924 nog aanwezig. Tegenwoordig verraadt alleen de kleur van de nieuwe bakstenen de plaats van de verdwenen deur.


Het schip


Het schip van de kerk is éénbeukig. Aan de noordzijde bevindt een aanbouw, de zogenaamde Sint Maartenskapel. Vanaf 1410 tot de reformatie (1598) stond hier het altaar van het Sint Maartenvicarie. Drie andere vicariealtaren in de kerk waren gewijd aan Onze-Lieve-Vrouwe (1382), Het Heilig Kruis en Sint Catharina, waarvan de laatste verbonden was aan de kosterij.


De toren


In 1630 stortte de torenspits in en belande op het schip. De wederopbouw van de kerk duurde tot en met 1632. In die tijd heeft de toren zijn karakteristieke peervormige spits gekregen. De toenmalige heer van Batinge Rutger van den Boetzelaer heeft veel betekend voor het aanzien van de kerk. Naast de vormgeving van de torenspits heeft hij de kerk een orgel geschonken (1665), een rijk versierde preekstoel en een avondmaalsbeker. De preekstoel is ten ondergegaan ten tijde van de Bataafse republiek en de avondmaalsbeker ging verloren door een brand in 1905.


Het orgel was voorzien van twee luiken waarin levensgrote portretten van Rutger van den Boetzelaer en diens derde vrouw Battina van Lohn waren verwerkt. Deze portretten bevinden zich als ingelijst schilderij nog in de kerk.


Dorpsbrand Dwingeloo
In 1923 trof een grote brand het dorp Dwingeloo. Negen boerderijen, een logement, de synagoge en de kerk werden verwoest. Van de kerk bleven alleen de muren overeind.


In de twee jaren daaropvolgend werd de kerk o.l.v. de architect Boelens Kz uit Assen weer hersteld in oude glorie. De ‘siepel’ verrees weer op de toren en het schip kreeg zijn imposante tongewelf met de art deco beschildering. De preekstoel is gemaakt door R Marissen en J Bakker.


Meer over de geschiedenis van Dwingeloo en de Sint Nicolaaskerk kunt u lezen in het boekje “Levende Stenen” van Arie de Muij, een uitgave van de Stichting Sint Nicolaaskerk. (zie https://www.sintnicolaaskerk.nl)



1923      1963     1980


https://www.sintnicolaaskerk.nl/over-de-kerk/  


-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


 Nicolaaskerk Dwingeloo Het predikantenbord van Dwingeloo  1629-1654  A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem) ,1654-1672 G. Benthem  (Gerhardus Adolphszn van Benthem) ,,,


 


 Wie gingen voor


In de loop der eeuwen zijn er vele predikanten voorgegaan in de Pancratiuskerk Diever en de Nicolaaskerk Dwingeloo.Hieronder de overzichten



Pancratiuskerk Diever
In de nissen van de zuidbeuk zijn 2 predikantenborden aangebracht,
waarop alle namen van de predikanten vanaf 1598 staan vermeld, zie lijst


                           ;                                          
   Nicolaaskerk Dwingeloo
   Het predikantenbord van Dwingeloo,
 
1629-1654  A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem)
1654-1672 G. Benthem  (Gerhardus Adolphszn van Benthem)
 
 
 https://diever-dwingeloo.protestantsekerk.net/uploads/klant551/files/predikantenbord%201.jpg 


 


 https://diever-dwingeloo.protestantsekerk.net/wie_gingen_voor___


 
¿Quién fue primero?


A lo largo de los siglos, muchos ministros han presidido la iglesia Pancratius Diever y la iglesia Nicolaas Dwingeloo. A continuación se muestran las vistas generales de la iglesia



Pancratius Diever
. En los nichos de la nave lateral sur se encuentran 2 tableros de ministros,
en los que se encuentran todos los nombres de los los ministros están enumerados desde 1598 en adelante, consulte la lista de



                          ;                                                         
    la Iglesia Nicolaas de Dwingeloo .
   La junta de predicadores de Dwingeloo, consulte aquí...
 
1629-1654  A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem)
1654-1672 G. Benthem  (Gerhardus Adolphszn van Benthem)



 https://diever-dwingeloo.protestantsekerk.net/uploads/klant551/files/predikantenbord%201.jpg 


 


https://diever-dwingeloo.protestantsekerk.net/wie_gingen_voor___


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


 Nicolaaskerk Dwingeloo


De Sint Nicolaas of Nederlands Hervormde kerk staat op de zuidoosthoek van de Brug-es. Deze bakstenen, gotische, zaalkerk is gebouwd omstreeks 1410 op de plaats van een ouder kerkje uit de 12e eeuw. Het schip is éénbeukig en geeft aan de noordzijde toegang tot een aanbouw, de zogenaamde Sint Maartenskapel. Vanaf 1410 tot de reformatie (1598) stond hier het altaar van het Sint Maartenvicarie. De collator was de bezitter van het huis Entinge. Tussen 1640 en 1669 en van 1725 tot ca. 1777 was de kapel in eigendom van de heren van Batinge. Sindsdien behoort het toe aan de erfgenamen van de havezate Oldengaerde. Zij hebben er tevens een eigen herengestoelte, de z.g. “van Oldengaord’ns baank”. Omdat de kapel enige malen behoorde aan de heren van Batinge wordt hij in de volksmond ook wel genoemd naar deze havezate. Drie andere vicariealtaren in de kerk waren gewijd aan Onze-Lieve-Vrouwe (1382), Het Heilig Kruis en Sint Catharina, waarvan de laatste verbonden was aan de kosterij. De koster van Dwingeloo was tevens schoolmeester en vanaf 1665 ook organist.
Het versmalde overwelfde koor eindigt met een driezijde apsis. In het muurwerk aan de noordelijke buitenzijde bevinden zich nog restanten van een sacristie. De profiellijsten van de dichtgemetselde toegang waren nog tot 1924 nog aanwezig. Tegenwoordig verraadt alleen de kleur van de nieuwe bakstenen de plaats van de verdwenen deur. In het koor bevindt zich de grafkelder van het huis Batinge. Onder het gestoelte in de kapel ligt de begraafplaats van de familie Van Westerholt tot Entinge.


In 1923 trof een grote brand de kerk, alleen de muren bleven overeind. De bekende en markante ui-vormige torenspits uit 1631 ging hierbij ook verloren. Een iets minder ranke kopie kwam ervoor in de plaats en is tegenwoordig het baken van Dwingeloo. Het interieur bevat o.a. de preekstoel, vervaardigd door R. Marissen en J. Bakker, een grafzerk uit 1600 van Elisabeth van Echten, wapenstenen en portretten van het echtpaar Rutger van de Boetzelaer en Batina van Lohn. Oorspronkelijk waren de portretten gevat in de luiken van een orgel dat door dit echtpaar aan de kerk in 1665 werd geschonken.
Het tongewelf is beschilderd in art-deco stijl door de schilder J.K. Homan uit Smilde naar een ontwerp van L.A. Kortenhorst, tekenleraar te Assen. De binnenmuren zijn tijdens de restauratie 1923-’25 ontdaan van de witte bepleistering, waardoor het interieur nogal een sober karakter heeft gekregen. Het collatierecht van de kerk behoorde aan de eigenaar van Batinge. Nog in 1915 is door de erfgename ervan ds. De Boer tot predikant benoemd.
 
https://diever-dwingeloo.protestantsekerk.net/nieuw_menu-item_5 


 


Iglesia de Nicolás Dwingeloo


La iglesia de Sint Nicolaas o reformada holandesa se encuentra en la esquina sureste de Brug-es. Esta iglesia gótica de ladrillo se construyó alrededor de 1410 en el lugar de una iglesia más antigua del siglo XII. La nave tiene una nave y da acceso a una ampliación en el lado norte, la llamada Capilla de Sint Maarten. Desde 1410 hasta la Reforma (1598) estuvo aquí el altar de la Vicaría de San Martín. El alzador era el dueño de la casa de Entinge. Entre 1640 y 1669 y desde 1725 hasta aproximadamente 1777, la capilla fue propiedad de los señores de Batinge. Desde entonces pertenece a los herederos de la finca Oldengaerde. También tienen su propia silla de hombres, la llamada "van Oldengaord'nsbaank". Debido a que la capilla perteneció varias veces a los señores de Batinge, popularmente también recibe el nombre de esta mansión. Otros tres altares vicarios de la iglesia estaban dedicados a Nuestra Señora (1382), la Santa Cruz y Santa Catalina, la última de las cuales estaba adjunta al sacristán. El sacristán de Dwingeloo también fue maestro de escuela y desde 1665 también organista.
El coro de bóveda estrecha termina en un ábside de tres lados. En la muralla del exterior norte quedan restos de una sacristía. Las molduras perfiladas de la entrada tapiada estuvieron presentes hasta 1924. Hoy en día, sólo el color de los nuevos ladrillos revela la ubicación de la puerta faltante. En el coro se encuentra la cripta de la casa Batinge. Debajo de las sillas de la capilla se encuentra el cementerio de la familia Van Westerholt tot Entinge.


En 1923 un gran incendio afectó a la iglesia, dejando sólo los muros en pie. También se perdió la conocida y llamativa aguja en forma de cebolla de 1631. Una copia un poco menos esbelta lo reemplazó y ahora es el faro de Dwingeloo. El interior incluye el púlpito realizado por R. Marissen y J. Bakker, una lápida de 1600 de Elisabeth van Echten, escudos de armas y retratos de la pareja Rutger van de Boetzelaer y Batina van Lohn. Los retratos se colocaron originalmente en las contraventanas de un órgano que esta pareja donó a la iglesia en 1665.
La bóveda de cañón está pintada en estilo art déco por el pintor J.K. Homan de Smilde según un diseño de L.A. Kortenhorst, profesor de arte en Assen. Las paredes interiores fueron despojadas del yeso blanco durante la restauración de 1923-25, dando al interior un carácter bastante austero. El derecho de colación de la iglesia pertenecía al propietario de Batinge. En 1915, su heredero, el reverendo De Boer, lo nombró párroco.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


  1629-1654.
Adolphus Benthem, was geb. te Noordhoorn, en een br.
van MeIchior te Rijssen overl. in 1674: hij werd hier beroepen
en geëxamineerd den 13 Oct. 1629, waarna hij spoedig in dienst
trad: hij werd wegens langdurige ongesteldheid emeritus verklaard
den 31 Oct. 1654 en overleed den 4 Maart 1659.
 
 
1654-1672.
Gerhardus Benthem, hier geb. Adolph. zn., br. van Joh.
te Roderwolde; trad hier voor het eerst in dienst in Sept. 1654 : hij
hield zich wegens de tijdsomstandigheden in 1672 eenigen tijd te
Steenwijk op, en keerdde hier wel terug, doeh vertrok nog in dat
jaar voor vast Daar Steenwijk en overl. daar in 1698. Zie van zijne
zonen op Ruinerwold.


predikant drenthe,rome009herv01_01
 


 1629-1654.
Nace Adolfo Benthem. en Noordhoorn y un hermano van MeIchior en Rijssen murió. en 1674: trabajó aquí y examinado el 13 de octubre. 1629, tras lo cual pronto entró en servicio.
dimitió: fue declarado emérito por enfermedad prolongada el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.
 
1654-1672.
Gerhardus Benthem, nacido aquí. Adolfo. zn., hermano. de Jho. Juan.
en Roderwolde; entró en servicio por primera vez aquí en septiembre. 1654: él debido a las circunstancias de la época en 1672 Steenwijk, y regresó aquí, pero aun así se fue en ese año para Daar Steenwijk permanente y fallecido. allí en 1698. Ver de su hijos en Ruinerwold.
 


 
ALPHABETISCH ltEGISTER DER PREDIKANTEN.
 
Benthem, Adolph .. 169.
- Gerh •••                   169.
- Joh .... .                  107.
- Rutg. Ad .. .           224.
 
Reddingius, Ger. Benth. . 14.
- Jod. Henr. . . . 100, 192.
- Regn. Petr..  . . . 323.


 -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Huis te Ansen


Het Huis te Ansen in 1732 getekend door Cornelis Pronk
Het Huis te Ansen (ook Hof te Ansen) was een havezate en een van de oudste adellijke huizen in Ansen in Drenthe.


Al van de elfde tot de dertiende eeuw was er sprake van een Hof te Ansen. Deze hof lag net tegen de grens van de heerlijkheid Ruinen. In 1408 blijkt de hof in het bezit te zijn van Johan van de Goer alias Johan de Vos van Steenwijk. Leden van deze familie zouden gedurende ruim 300 jaar eigenaar van het Huis te Ansen blijven.


De familie De Vos van Steenwijk speelde een vooraanstaande rol in het bestuur van Drenthe. In de eerste helft van de 16e eeuw was Coenraad de Vos van Steenwijk, eigenaar van het Huis te Ansen, waarnemend drost van Drenthe. Zijn zoon Hendrik en zijn kleinzoon Coenraad waren in de tweede helft van de 16e eeuw drost.


Het huis te Ansen kwam na het overlijden van Coenraad in het bezit van zijn broer Reinold, gedeputeerde van Drenthe. Diens zoon Hendrik de Vos van Steenwijk werd in 1634 toegelaten tot de Landdag, omdat het huis te Ansen van oudsher altijdt voor een adellijcke havezathe is gekent. Ook zijn zoon Zeino Coenraad werd toegelaten tot de Ridderschap vanwege het bezit van de havezate in Ansen.


Via de dochter van Zeino Coenraad kwam de havezate in 1699 in het bezit van zijn schoonzoon, de ex-militair en Drentse bestuurder, Christoffel Bernard Julius von Schwartz, lid van de familie Von Schwartz. Zowel hij als zijn zoon Zeino Coenraad van Schwartz werden toegelaten tot de Ridderschap, maar werden geteisterd door financiële problemen. Hierdoor zag de laatstgenoemde zich genoodzaakt om de havezate in 1760 van de hand te doen voor f 27.500. Schwartz heeft nog wel gedurende een aantal jaren het recht van havezate in zijn bezit gehad, waardoor hij deel bleef uitmaken van het bestuur van Drenthe, maar rond 1800 moet het Huis te Ansen al niet meer hebben bestaan.[1]


Noot
 Bos, Jan (et al.) Huizen van stand: geschiedenis van de Drentse havezaten en andere herenhuizen en hun bewoners (1989) uitg. Boom, Meppel, p. 203-209.
Havezates en Kastelen in Drenthe


 


https://nl.wikipedia.org/wiki/Huis_te_Ansen 


 


Casa en Ansen


La casa de Ansen dibujada en 1732 por Cornelis Pronk
El Huis te Ansen (también Hof te Ansen) era una mansión y una de las casas nobles más antiguas de Ansen en Drenthe.


Ya había un Hof en Ansen desde el siglo XI al XIII. Este tribunal estaba situado justo en el límite del señorío de Ruinen. En 1408, el tribunal parece estar en posesión de Johan van de Goer alias Johan de Vos van Steenwijk. Los miembros de esta familia seguirían siendo los propietarios del Huis te Ansen durante más de 300 años.


La familia De Vos van Steenwijk desempeñó un papel destacado en la administración de Drenthe. En la primera mitad del siglo XVI, Coenraad de Vos van Steenwijk, propietario del Huis te Ansen, actuaba como drost de Drenthe. Su hijo Hendrik y su nieto Coenraad fueron drost en la segunda mitad del siglo XVI.


Tras la muerte de Coenraad, la casa de Ansen pasó a manos de su hermano Reinold, diputado de Drenthe. Su hijo Hendrik de Vos van Steenwijk fue admitido en el Landdag en 1634, porque la casa de Ansen siempre ha sido conocida como una mansión noble. Su hijo Zeino Coenraad también fue admitido en el título de Caballero debido a la posesión de la mansión en Ansen.


A través de la hija de Zeino Coenraad, la mansión pasó a manos de su yerno, el ex militar y administrador de Drenthe, Christoffel Bernard Julius von Schwartz, miembro de la familia Von Schwartz. Tanto él como su hijo Zeino Coenraad van Schwartz fueron admitidos en el título de Caballero, pero se vieron acosados por dificultades financieras. Como resultado, este último se vio obligado a vender la mansión en 1760 por 27.500 florines neerlandeses. Schwartz tuvo el derecho de mansión durante varios años, como resultado de lo cual siguió siendo parte de la junta de Drenthe, pero Huis te Ansen debe haber dejado de existir alrededor de 1800. [1]


Nota
 Bos, Jan (et al.) Casas de estatus: historia de las mansiones y otras mansiones de Drenthe y sus habitantes (1989) ed. Boom, Meppel, pág. 203-209.
Havezates y castillos en Drenthe


-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Batinge


Batinge getekend door Cornelis Pronk in 1732


Hoogstwaarschijnlijk het portret van Walburg van Heeckeren, die in 1701 Batinge erfde (toegeschreven aan de schilder Roelof Koets II)
Batinge was een havezate in de Drentse plaats Dwingeloo in het Dieverderdingspel.



Standbeeld van de Juffer van Batinghe door Charles Henri de Vries
Batinge was een van de vijf havezaten in Dwingeloo. Volgens de Dwingeloose predikant Cornelis van Schaick was Batinge de meest imposante van de vijf. Al in de 14e eeuw werd Batinge genoemd als adellijk huis. Op het eind van de 14e eeuw was het huis in het bezit van Johan van de Goer alias Johan de Vos van Steenwijk en zijn echtgenote Hadewich van Ansen, die tevens het Huis te Ansen bezaten. Na het overlijden van Hadewich erfde de oudste zoon Coenraad de havezate Batinge, zijn broer Bertolt werd eigenaar van het Huis te Ansen. Coenraad de Vos van Steenwijk is onder meer bekend geworden als aanvoerder van de Drentse Vetkopers in de strijd van de Schieringers en Vetkopers. Samen met zijn broer Reynold nam hij in 1415 aan het hoofd van de Drentse troepen Groningen in. Hij werd burgemeester van Groningen en kreeg na zijn aftreden in 1417 onroerend goed in de stad als dank voor de door hem aan de stad bewezen diensten. In de 16e eeuw kwam Batinge door vererving in het bezit van de stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe Georg Schenck van Toutenburg. In die periode werd Batinge uitgebreid en versterkt.


Na het overlijden van zijn erfgenamen was niet duidelijk aan wie Batinge toebehoorde. In de tweede helft van de 16e eeuw vonden er processen plaats tussen degenen die meenden aanspraak op dit bezit te kunnen maken. Batinge werd echter tijdens de procesgang gewapenderhand in bezit genomen door de familie Van den Clooster tot de Havixhorst. Uiteindelijk werden ook zij weer verdreven door stadhouder graaf Willem van Nassau en kwam Batinge in het bezit van de familie Van den Boetzelaer. Een van hen, de drost van Drenthe, Rutger van den Boetzelaer, liet Batinge verbouwen tot een verblijf dat, naar zijn oordeel, bij zijn stand paste. Hij verkreeg in 1641 ook de havezate Entinge in zijn bezit. Een volgende eigenaar, de drost Elbert Anthony van Pallant, liet Batinge vanaf 1686 verder uitbreiden en verfraaien. Hij verleende ook asiel aan uitgeweken Franse hugenoten en bood ruimte aan in zijn havezate aan voor het houden van hun kerkdiensten. Batinge telde toen 3 verdiepingen met 36 kamers en diverse bijgebouwen en boerderijen. In Dwingeloo bouwde Van Pallant enkele huizen, de zogenaamde Franse huizen[1], voor de uitgeweken Franse protestanten. Na zijn overlijden in 1701 kwam Batinge in het bezit van zijn vrouw Walburg van Heeckeren. Zij zorgde ervoor dat Batinge in handen kwam van leden van de familie Van Heeckeren. Op het einde van de 18e eeuw heeft Batinge meerdere malen leeggestaan. In 1813 is de voormalige havezate nog bewoond geweest door Petrus Hofstede, voordat hij in 1814 benoemd werd tot gouverneur van Drenthe en in 1817 ging wonen op Vredeveld bij Assen. In 1830 lieten de Van Heeckerens Batinge publiekelijk veilen en werd het voor ƒ 36.171,50 verkocht aan Aalt Willem van Holthe tot Oldengaerde, burgemeester van Dwingeloo. Het ging de nieuwe eigenaar om de landerijen en niet om de havezate, die hij dan ook in 1832 liet afbreken.


De juffer van Batinge
Aan de bouw van de Sint Nicolaaskerk in Dwingeloo is de sage verbonden van de juffer van Batinge. Deze juffer reed tijdens de bouw van de kerk elke dag voorbij, omdat ze een oogje had laten vallen op de bouwmeester van de kerk. Deze bouwmeester was niet ongevoelig voor haar schoonheid en raakte dermate van de wijs, dat hij zijn werk niet meer naar behoren kon verrichten. Door ingrijpen van de drost van Drenthe en haar vader, de heer van Batinge, werd de juffer op reis gestuurd, maar niet nadat zij haar droombeeld over deze kerk aan haar geliefde had verteld. De bouwmeester wist daarop haar droombeeld te verwezenlijken. Dit zou de reden zijn van de voor Drenthe afwijkende bouwstijl. Na voltooiing van de kerk zouden beiden alsnog getrouwd zijn.[2]


Bron
Bos, Jan (et al.) Huizen van stand: geschiedenis van de Drentse havezaten en andere herenhuizen en hun bewoners (1989) uitg. Boom, Meppel, ISBN 90-6009-889-7
Noten


 Prakke, dr. H.J. Deinig in Drenthe, historisch-sociografische speurtocht door de Olde Lantschap, de Achtste der Zeven Provinciën, derde druk, uitg. Van Gorcum & Comp., Assen, 1958
 Vrij verteld op basis van de informatie op de plaquette bij het standbeeld van de Juffer van Batinghe [1] 


 


https://nl.wikipedia.org/wiki/Batinge 


 


 Batinge


Batinge dibujado por Cornelis Pronk en 1732


Muy probablemente el retrato de Walburg van Heeckeren, quien heredó Batinge en 1701 (atribuido al pintor Roelof Koets II)
Batinge era una mansión en la ciudad Drenthe de Dwingeloo en Dieverderdingspel.



Estatua de la doncella de Batinghe por Charles Henri de Vries
Batinge fue una de las cinco mansiones de Dwingeloo. Según el clérigo de Dwingeloose Cornelis van Schaick, Batinge fue el más imponente de los cinco. Ya en el siglo XIV, se mencionó a Batinge como una casa noble. A finales del siglo XIV, la casa era propiedad de Johan van de Goer alias Johan de Vos van Steenwijk y su esposa Hadewich van Ansen, que también era propietaria del Huis te Ansen. Después de la muerte de Hadewich, el hijo mayor Coenraad heredó la mansión Batinge, su hermano Bertolt se convirtió en el propietario de Huis te Ansen. Coenraad de Vos van Steenwijk se ha hecho conocido, entre otras cosas, como capitán de los Drenthe Vetkopers en la batalla de Schieringer y Vetkopers. Junto con su hermano Reynold tomó Groningen a la cabeza de las tropas de Drenthe en 1415. Se convirtió en alcalde de Groningen y, tras su dimisión en 1417, recibió un inmueble en la ciudad como agradecimiento por los servicios que prestó a la ciudad. En el siglo XVI, Batinge pasó a manos del estadista de Frisia, Groningen y Drenthe Georg Schenck van Toutenburg por herencia. Durante ese período Batinge se amplió y fortificó.


Después de la muerte de sus herederos, no estaba claro a quién pertenecía Batinge. En la segunda mitad del siglo XVI, se llevaron a cabo juicios entre quienes creían poder reclamar esta propiedad. Sin embargo, durante el proceso, Batinge fue tomado en posesión por la fuerza de las armas por la familia Van den Clooster tot de Havixhorst. Finalmente, ellos también fueron expulsados por el Conde de Stadholder Willem van Nassau y Batinge pasó a manos de la familia Van den Boetzelaer. Uno de ellos, el imbé;cil de Drenthe, Rutger van den Boetzelaer, había renovado a Batinge para convertirlo en una residencia que, en su opinión, se adaptaba a su posición. En 1641 también adquirió la mansión de Entinge. Un propietario posterior, el drost Elbert Anthony van Pallant, amplió y embelleció Batinge a partir de 1686. También concedió asilo a los hugonotes franceses exiliados y les ofreció un espacio en su mansión para sus servicios religiosos. Batinge tenía entonces 3 pisos con 36 habitaciones y varias dependencias y granjas. En Dwingeloo Van Pallant construyó algunas casas, las llamadas casas francesas [1], para los protestantes franceses que habían huido. Después de su muerte en 1701 Batinge pasó a manos de su esposa Walburg van Heeckeren. Ella se aseguró de que Batinge llegara a manos de miembros de la familia Van Heeckeren. A finales del siglo XVIII, Batinge estuvo vacío varias veces. En 1813, la antigua casa solariega todavía estaba habitada por Petrus Hofstede, antes de que fuera nombrado gobernador de Drenthe en 1814 y en 1817 se trasladara a Vredeveld, cerca de Assen. En 1830, los Van Heeckerens hicieron subastar públicamente Batinge y se vendió por ƒ 36,171.50 a Aalt Willem van Holthe tot Oldengaerde, alcalde de Dwingeloo. El nuevo propietario estaba preocupado por las tierras y no por la mansión, que había demolido en 1832.


La señorita de Batinge
La leyenda de la señorita van Batinge está relacionada con la construcción del Sint Nicolaaskerk en Dwingeloo. Esta señora pasó todos los días durante la construcción de la iglesia, porque estaba enamorada del maestro de obras de la iglesia. Este maestro de obras no era insensible a su belleza y se confundió tanto que ya no podía realizar su trabajo correctamente. La doncella fue enviada en un viaje a través de la intervención del drost van Drenthe y su padre, el señor de Batinge, pero no después de que ella le había contado a su amado sobre la imagen de su sueño sobre esta iglesia. El maestro constructor pudo realizar la imagen de su sueño. Esta sería la razón del diferente estilo arquitectónico de Drenthe. Después de la finalización de la iglesia, ambos seguirí;an casados. [2]


Fuente
Bos, Jan (et al.) Casas de estatus: historia de las mansiones y otras mansiones de Drenthe y sus habitantes (1989) ed. Pluma, Meppel, ISBN 90-6009-889-7
nueces


 Prakke, el Dr. H.J. Deinig in Drenthe, búsqueda histórico-sociográfica a través de la Olde Lantschap, la octava de las siete provincias, tercera edición, ed. Van Gorcum y Comp., Assen, 1958
 Contado libremente basado en la información de la placa en la estatua de la Damisela van Batinghe [1]


-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------   
Het geslacht De Vos van Steenwijk behoort tot de oude Drentse adel en is een van de weinige nog bloeiende inheemse oud-adellijke Nederlandse geslachten. De bewezen, geregelde stamreeks gaat terug tot Coenraad van den Goer wiens naam met deze en gelijkluidende schrijfwijze is verbonden aan een omvangrijk bisschoppelijk goed ‘In den Goere’ nabij Steenwijk. Hij wordt het eerst vermeld in 1318 en was in het bezit van allodiale, dus niet leenroerige, goederen in en om Steenwijk en bij Kampen. Een van zijn drie zonen is de eerste die in oorkonden voorkomt als Johan van Steenwijc dictus Vos van het huis Batinge te Dwingeloo. Uit hem stamt het huidige geslacht De Vos van Steenwijk. Zijn oudere broer, Roelof, ambtman van Drenthe, zette het geslacht voort onder de naam Steenwijck. Deze tak van de familie was tegen het einde van de 17e eeuw uitgestorven. Vanaf de 15e eeuw hadden leden van dit geslacht zitting in de Ridderschappen.


Een tak kwam in de 15e eeuw op de Veluwe terecht door het huwelijk van Reinoud de Vos van Steenwijk met Aleid van Putten. Deze tak stierf in de 16e eeuw in mannelijke lijn uit met het overlijden van Frans de Vos van Steenwijk.


Een Vlaamse tak stamde af van Roelof, een natuurlijke zoon van Reynolt de Vos van Steenwijck die in 1536 werd gelegitimeerd door keizer Karel V. Deze tak stierf in de 18e eeuw uit.



https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Vos_van_Steenwijk



 La familia De Vos van Steenwijk pertenece a la antigua nobleza de Drenthe y es uno de los pocos géneros nativos holandeses antiguos que aún prosperan. El linaje comprobado y regular se remonta a Coenraad van den Goer, cuyo nombre está asociado con una extensa finca episcopal 'In den Goere' cerca de Steenwijk con esta y la misma ortografía. Se menciona por primera vez en 1318 y estaba en posesión de bienes alodiales, es decir, no de feudo, en Steenwijk y sus alrededores y cerca de Kampen. Uno de sus tres hijos es el primero en aparecer en los estatutos como Johan van Steenwijc dictus Vos de la casa Batinge en Dwingeloo. De él desciende la actual familia De Vos van Steenwijk. Su hermano mayor, Roelof, funcionario de Drenthe, continuó la familia con el nombre de Steenwijck. Esta rama de la familia se extinguió a fines del siglo XVII. Desde el siglo XV, los miembros de esta familia tenían escaños en los Caballeros.


Una rama llegó a Veluwe en el siglo XV a través del matrimonio de Reinoud de Vos van Steenwijk con Aleid van Putten. Esta rama se extinguió en la línea masculina en el siglo XVI con la muerte de Frans de Vos van Steenwijk.


Rama flamenca descendiente de Roelof, hijo natural de Reynolt de Vos van Steenwijck, legitimado en 1536 por el emperador Carlos V. Esta rama se extinguió en el siglo XVIII.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Dickninge está y De Wijk, el pueblo se llama así. Suroeste y Drente.
 
ENTINGE - Entinge era una de no menos de cinco mansiones en Dwingeloo. Fue construido en la segunda mitad del siglo XV y perteneció a la antigua familia noble de Drenthe De Vos van Steenwijk. Entinge pasó por herencia a la familia Westerholt, que la vendió en 1640 a Rutger van den Boetzelaar tot Batinge. La casa fue entonces descrita como “het huijs ende Ridderhoffstede off Alijkcke sate Entinge orte Endelinge genaempt, con toda su justicia y libertad Adelijcke como también el derecho de Collatien totte kercke van Dwingeloe y el derselve vicarien aldaer, además, construcción huijsen gaerdens, todo hueco las aguas y el Cingelen, así como las que dan justicia a las pesquerías, los canales y las demás libertades complementarias de Adelijcke, y además todos los países, tierras y mundos”.


Entinge se vendió varias veces hasta 1725 hasta que pasó a manos de Nicolaas van Echten. Pero la pareja Van Echten murió sin hijos y la mansión pasó a manos del ahijado Nicolaas Harmen van Echten. Sin embargo, había comprado una casa en Bonnen (cerca de Gieten) y recibió permiso de Ridderschap y Eigenerfden para llevarse consigo el derecho de casa solariega y el nombre de Entinge. Ese mismo año vendió la casa de Dwingeloo al señor de Batinge. En las décadas que siguieron, Entinge fue demolido poco a poco. Hoy en día, solo son visibles los cimientos y los canales de la otrora majestuosa Entinge.


Repartidas por todo Drenthe, pero especialmente en el extremo norte y sureste de nuestra provincia, encontrarás o encontrarás hermosas y señoriales casas que evocan un recuerdo de tiempos pasados. ¿Quiénes eran los habitantes de aquellas hermosas haciendas? ¿Cómo podían permitirse tal opulencia? ¿Y cuándo puede una casa realmente llamarse mansión? Este año buscamos respuestas a estas y otras preguntas en la sección Houses of Stand. Porque mirar (en línea) casas que probablemente no puedas pagar de todos modos: ¿para quién no es este un pasatiempo?


La sección Houses of Stand se realiza en colaboración con Jan Bos, ex archivero estatal de Drenthe y autor del libro del mismo nombre.


Dwingels Eigen,
 
Drents Archief,
---------------------------------------------------------------------------------------
BATINGE - Dwingeloo solía ser muy próspera. La ubicación entre Coevorden y Steenwijk era favorable y la tierra adecuada para la agricultura, la silvicultura y la ganadería. Por lo tanto, había cuatro casas solariegas en el pueblo: Entinge, Oldegaerde, Westrup y Batinge. Este último fue, con mucho, el más grande e imponente. “Un asiento de las familias más distinguidas”, lo llamó el reverendo Cornelis van Schaick en 1846. Batinge ya había sido demolido para entonces.


La primera mención de Batinge data de 1353. En ese momento, era solo una casa medieval fortificada con una torre defensiva alta y pesada, que se construyó contra la casa en una esquina. Muchos Drenthe importantes y de alto rango vivieron en Batinge en los años siguientes. La apariencia de la casa también cambió: en 1509 George Schenck la hizo reforzar, incluyendo murallas, un foso y un puente levadizo.


En 1527, el desastre golpeó a Batinge. Soldados del duque de Gelre lo saquearon y le prendieron fuego. Fue venganza contra Schenck. Batinge fue reconstruida y alrededor de 1659 la mansión fue completamente renovada y ampliada por Rutger van den Boetzelaer, Drost de Drenthe. Se agregaron alas laterales y amplios jardines. A partir de 1685, la propiedad fue propiedad de Elbert Anthony van Pallant, un drost que amplió y embelleció aún más Batinge. ¡Incluía balcones con puertas de vidrio y los primeros dos pisos tenían no menos de 36 habitaciones! ¡Era entonces la casa más hermosa de Drenthe! Van Pallant también otorgó asilo a los hugonotes franceses exiliados y ofreció espacio en su mansión para sus servicios religiosos.


A partir de 1723 Batinge pasó a manos de la familia Gelderland Van Heeckeren. Por lo general, ellos mismos no vivían allí, por lo que la casa se alquilaba principalmente. En 1830, Aalt Willem van Holthe, alcalde de Dwingeloo, compró la mansión Batinge. No fue posible vender ni alquilar la enorme casa, por lo que fue demolida en 1832.


Repartidas por todo Drenthe, pero especialmente en el extremo norte y suroeste de nuestra provincia, encontrarás o encontrarás hermosas y señ;oriales casas que evocan el recuerdo de tiempos pasados.
Jan Bos, ex archivero estatal de Drenthe y autor del libro del mismo nombre.
y Dwingeloo.
 
de Drents Archief,
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
LA IGLESIA SIEPEL DE DWINGELOO - Este es un detalle de un mapa del suroeste de Drenthe. El agrimensor, designado por la "provincia de Vrieslandt", completó su trabajo en enero de 1636, según el cartel. El mapa se encuentra entre los documentos de archivo sobre la determinación de la frontera entre Drente y Frisia, una disputa que tuvo lugar más de cien años después. Así que probablemente el mapa se utilizó como punto de partida. El topógrafo cartografió, entre otras cosas, el 'Griff', el actual Oude Vaart. Hay dibujos de varias iglesias a lo largo del río. Entre las muchas torres tradicionalmente góticas, desde esbeltas hasta rechonchas y completamente inútiles, hay una que destaca. Los nombres son bastante difíciles de leer, pero se trata de la Iglesia de San Nicolá;s de Dwingeloo, del siglo XV.
La iglesia dedicada a San Nicolás de Myra ofrece a Dwingeloo una vista única del pueblo. La iglesia también se llama 'Siepelkerk' por su torre en forma de cebolla. Si el topógrafo hubiera hecho su mapa unos años antes, probablemente no se habría visto el asilo de Dwingeler. La iglesia no recibió su "siepel" hasta 1631, cuando la antigua torre se derrumbó un año antes. Según la leyenda, la damisela de Batinghe estaba perdidamente enamorada del maestro de obras que debía cuidar la ruinosa torre. Se dice que ella le susurró una visión en la que la luna llena aparecía detrás de la aguja. La historia cuenta que esto llevó a la inspiración para la sorprendente torre de la iglesia que aparece en el mapa aquí.
 


0001 Archivos de los Antiguos Estados, número de inventario 288c
 
0001 Oude Staten Archieven, inventarisnummer 288c
 
de Drents Archief.


https://www.facebook.com/drentsarchief/posts/pfbid02Dqqi76hc2punxoKnRm2NjZixnaYUcG7nQzG8VK83xxH1u4vCSchRGTNSXVqQv9dfl
 


DE SIEPELKERK VAN DWINGELOO - Dit is een detail van uit een kaart van Zuidwest-Drenthe. De landmeter, aangesteld door de ‘Provintie van Vrieslandt’, leverde zijn werk af in januari 1636, aldus de cartouche. De kaart zit tussen archiefstukken over het vaststellen van de grens tussen Drenthe en Friesland, een geschil dat zich ruim honderd jaar later afspeelde. De kaart werd dus waarschijnlijk als vertrekpunt gebruikt. De landmeter heeft onder meer de ‘Griff’ in kaart gebracht, de hedendaagse Oude Vaart. Langs het riviertje staan tekeningen van verscheidene kerken. Tussen de vele traditioneel gotische torens – variërend van rank tot stomp tot volkomen spits-loos – is er één vreemde eend in de bijt. De namen zijn knap lastig te lezen, maar het gaat hier om de vijftiende-eeuwse Sint-Nicolaaskerk van Dwingeloo.
De aan de Heilige Nicolaas van Myra gewijde kerk levert Dwingeloo een uniek dorpsaanzicht op. De kerk wordt vanwege haar uivormige toren ook wel ‘siepelkerk’ genoemd. Als de landmeter zijn kaart enkele jaren eerder had gemaakt, dan was het Dwingeler godshuis waarschijnlijk niet opgevallen. De kerk heeft namelijk pas in 1631 haar ‘siepel’ gekregen, toen de oude toren een jaar daarvoor instortte. Volgens de legende was de Juffer van Batinghe smoorverliefd op de bouwmeester die de ruïneuze toren onder handen moest nemen. Zij zou hem een visioen ingefluisterd hebben, waarin de volle maan achter de torenspits verscheen. Het verhaal gaat dat dat leidde tot de inspiratie voor de markante kerktoren die hier op de kaart prijkt.
0001 Oude Staten Archieven, inventarisnummer 288c
 
Drents Archief 
https://www.facebook.com/drentsarchief/posts/pfbid02Dqqi76hc2punxoKnRm2NjZixnaYUcG7nQzG8VK83xxH1u4vCSchRGTNSXVqQv9dfl


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Haben Sie Ergänzungen, Korrekturen oder Fragen im Zusammenhang mit Adolphus Adolf Adolph Adoloh Hendrikszn van Benthem Bentheim Bentem ,Rev. Predikant te Dwingeloo,Drenthe,Dwingelo-NH-kerk-Nicolaaskerk, ,Nicolaaskerk Dwingeloo Het predikantenbord van Dwingeloo 1629-1654 A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem) ,1654-1672 G. Benthem (Gerhardus Adolphszn van Benthem) ,,,Dwingeloo, Westerveld, Drenthe trabajó aquí y examinado el 13 de octubre. 1629, tras lo cual pronto entró en servicio.dimitió: fue declarado emérito por enfermedad prolongada el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.?
Der Autor dieser Publikation würde gerne von Ihnen hören!


Zeitbalken Adolphus Adolf Adolph Adoloh Hendrikszn van Benthem Bentheim Bentem ,Rev. Predikant te Dwingeloo,Drenthe,Dwingelo-NH-kerk-Nicolaaskerk, ,Nicolaaskerk Dwingeloo Het predikantenbord van Dwingeloo 1629-1654 A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem) ,1654-1672 G. Benthem (Gerhardus Adolphszn van Benthem) ,,,Dwingeloo, Westerveld, Drenthe trabajó aquí y examinado el 13 de octubre. 1629, tras lo cual pronto entró en servicio.dimitió: fue declarado emérito por enfermedad prolongada el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.

  Diese Funktionalität ist Browsern mit aktivierten Javascript vorbehalten.
Klicken Sie auf den Namen für weitere Informationen. Verwendete Symbole: grootouders Großeltern   ouders Eltern   broers-zussen Geschwister   kinderen Kinder

Vorfahren (und Nachkommen) von Adolphus Adolf Adolph Adoloh Hendrikszn van Benthem Bentheim Bentem ,Rev. Predikant te Dwingeloo,Drenthe,Dwingelo-NH-kerk-Nicolaaskerk, ,Nicolaaskerk Dwingeloo Het predikantenbord van Dwingeloo 1629-1654 A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem) ,1654-1672 G. Benthem (Gerhardus Adolphszn van Benthem) ,,,Dwingeloo, Westerveld, Drenthe trabajó aquí y examinado el 13 de octubre. 1629, tras lo cual pronto entró en servicio.dimitió: fue declarado emérito por enfermedad prolongada el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.

 

Adolphus Adolf Adolph Adoloh Hendrikszn van Benthem Bentheim Bentem ,Rev. Predikant te Dwingeloo,Drenthe,Dwingelo-NH-kerk-Nicolaaskerk, ,Nicolaaskerk Dwingeloo Het predikantenbord van Dwingeloo 1629-1654 A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem) ,1654-1672 G. Benthem (Gerhardus Adolphszn van Benthem) ,,,Dwingeloo, Westerveld, Drenthe trabajó aquí y examinado el 13 de octubre. 1629, tras lo cual pronto entró en servicio.dimitió: fue declarado emérito por enfermedad prolongada el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.
-1659

1630

Mit der Schnellsuche können Sie nach Name, Vorname gefolgt von Nachname suchen. Sie geben ein paar Buchstaben (mindestens 3) ein und schon erscheint eine Liste mit Personennamen in dieser Publikation. Je mehr Buchstaben Sie eingeben, desto genauer sind die Resultate. Klicken Sie auf den Namen einer Person, um zur Seite dieser Person zu gelangen.

  • Kleine oder grosse Zeichen sind egal.
  • Wenn Sie sich bezüglich des Vornamens oder der genauen Schreibweise nicht sicher sind, können Sie ein Sternchen (*) verwenden. Beispiel: „*ornelis de b*r“ findet sowohl „cornelis de boer“ als auch „kornelis de buur“.
  • Es ist nicht möglich, nichtalphabetische Zeichen einzugeben, also auch keine diakritischen Zeichen wie ö und é.



Visualisieren Sie eine andere Beziehung

Die angezeigten Daten haben keine Quellen.

Historische Ereignisse

  •  Diese Seite ist nur auf Niederländisch verfügbar.
    Van 1650 tot 1672 kende Nederland (ookwel Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden) zijn Eerste Stadhouderloze Tijdperk.
  • Im Jahr 1659: Quelle: Wikipedia
    • 14. Januar » In der Schlacht bei Elvas gelingt es im Restaurationskrieg den Portugiesen, einen Vorstoß spanischer Truppen abzuwehren.
    • 19. Februar » An der Hofburg in Wien erfolgt die Uraufführung des Dramas Il re Gilidoro favola von Antonio Bertali.
    • 25. Mai » Oliver Cromwells Sohn Richard wird vom Parlament zur Abdankung als Lordprotektor von England, Schottland und Irland aufgefordert und kommt dieser Aufforderung ohne Zögern nach. Damit ist der Weg frei für die Stuart-Restauration knapp ein Jahr später.
    • 7. November » Der auf der Fasaneninsel im Bidasoa geschlossene Pyrenäenfriede zwischen Frankreich unter König Ludwig XIV. und Spanien unter König PhilippIV. beendet Auseinandersetzungen der beiden Staaten nach dem Dreißigjährigen Krieg, legt den Pyrenäen-Hochkamm als Grenze fest, bringt Frankreich einige Gebietsgewinne und begünstigt seinen Aufstieg zur kontinentalen Vormacht.
    • 14. November » Ein schwedischer Angriff auf das von König Friedrich III. regierte Dänemark wird mit niederländischer und brandenburgischer Hilfe bei Nyborg abgewehrt.
    • 18. November » Die Komödie Die lächerlichen Preziösen von Molière wird uraufgeführt.


Gleicher Geburts-/Todestag

Quelle: Wikipedia


Über den Familiennamen Van Benthem Bentheim Bentem ,Rev. Predikant te Dwingeloo,Drenthe,Dwingelo-NH-kerk-Nicolaaskerk, ,Nicolaaskerk Dwingeloo Het predikantenbord van Dwingeloo 1629-1654 A. Benthem (Adolphus Hendrikszn van Benthem) ,1654-1672 G. Benthem (Gerhardus Adolphszn van Benthem) ,,,Dwingeloo, Westerveld, Drenthe trabajó aquí y examinado el 13 de octubre. 1629, tras lo cual pronto entró en servicio.dimitió: fue declarado emérito por enfermedad prolongada el 31 de octubre 1654 y murió el 4 de marzo de 1659.