VERPONDINGSBEURDER/GAARDER.
Ontvanger van het verpondingsgeld, een belasting op grond en onroerend goed. Zijn taak was het de verpondingsgelden, belasting ten behoeve van de hogere overheid te innen, af te dragen en het geheel te administreren. Als vergoeding kreeg hij een deel van de verpondingsgelden. Hij diende ieder jaar verantwoording af te leggen.
Adriaan Claassz van Strijen was zon verpondingsgaarder. Geboren 1602 in Westmaas. In het jaar 1645 werd hij gaarder der verpondingen over Oud-Strijen en Bonaventura.
In de eerste plaats was er de verpondingsgaarder, die voornamelijk ter assistentie van de burgemeesters door de vroedschap werd benoemd en wiens taak het was de verpondingsgelden, dat was de belasting ten behoeve van de hogere overheid, te innen, af te dragen en het geheel te administreren. Uiteraard stond daar een bepaald percentage van de verpondingsgelden als vergoeding tegenover. Het lag voor de hand dat deze functie niet door een burgemeester kon worden bekleed. In 1714 besloot dan ook de vroedschap dat als een verpondingsgaarder tot burgemeester werd benoemd, hij als verpondingsgaarder diende af te treden. Tevens werd toen besloten dat hij ieder jaar verantwoording diende af te leggen.
Het kwam nogal eens voor dat het baantje van verpondingsgaarder werd toegekend aan de secretaris van de stad. Zo ook in 1730, toen secretaris Pieter Bruijn als zodanig werd benoemd. Dat geschiedde op de volgende voorwaarden:
1. Geen verpondingsgaarder kan ook burgemeester zijn.
2. Ieder jaar op de eerste donderdag voor Vrouwendag zal hij rekening en verantwoording voor de vroedschap afleggen.
3. Hij zal geen salaris ontvangen over het nog openstaande van enkele stukken geabandoneerd ?? door de eigenaar verlaten) land, indien die schuld wordt kwijtgescholden.
4. Voor iedere verponding of belastingomslag geniet hij 40 gulden, waarbij hij papier en kwitantieboeken zelf moet bekostigen.
Uit de archieven van het westfriesgenootschap.nl :
Extreem natte jaren en koude winters veroorzaakten misoogsten. De Enkhuizer kroniekschrijver Sebastiaan Centen vermeldde dat het in januari 1740 bij een straffe noordooster zo hard begon te vriezen, dat vogels, vissen en zelfs de koeriers op hun paarden dood vroren. Mei werd geteisterd door regen, hagel en sneeuwbuien, zodat er in die maand nog geen sprietje gras opkwam. Tot wanhoop gedreven, mede door hoge belastingdruk, moesten velen gebruik maken van het recht van spasteken. Een boer zette dan zijn spade of hooivork op zijn land in de grond, ten teken dat hij de verpondingen niet meer kon opbrengen.
Door huis en haard in de steek te laten, was hij van zijn belastingschuld ontheven en van zijn zorgen bevrijd, dat wel. Maar zonder pardon legde de overheid dan beslag op die verlaten boerderijen. Zeer veel boeren hebben moeten kiezen voor deze vernederende beslissing. Alleen al in Schagen droegen schout en schepenen op 22 augustus 1759 bijna tweehonderd hectare land van verschillende boeren over aan Wigbold Adriaan van Nassau-Bergen, rentmeester van de Domeinen. Dit land werd staatseigendom. Het ging hierbij om 724 gulden verpondingsgeld. De Domeinen waren weldra de grootste grondbezitter van West-Friesland.
Voor 724 gulden kon je destijds twaalf vette koeien kopen of veertien jaar lang het loon van een inwonende meid of knecht betalen.
·
adriaan van STRIJEN |
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.