Sie war verwandt mit Henrick Jacop Henricks van Strijp.
Kind(er):
=================204====================
Margriet dochter van wijlen Henrick Mesmakers verwekt bij Jutten
dochter van Luppen Bierkens met haar voogd, geeft voor 3 jaar
machtiging aan Franck de Haest, aan heer Henrick van Esch priester
en aan Jan Cromme onze medeschepen samen of hoofdelijk om haar
rentes, pachten etc. in te vorderen vanwege haar oom Dirck de
Mesmaker over diens voogdijschap die hij van haar bezit heeft
gehad tot aan vandaag de dag toe, en de gemachtigden mogen dat
samen met rechtsmiddelen invorderen, hetzij met geestelijk of met
wereldlijk recht. De gemachtigden moeten haar later wel rekening
en verantwoording afleggen van hun ontvangsten en uitgaves.
Datum 23 mei 1487, getuigen Dijck, Strijp en Dircks.
==================404=======================
103-v)
Philips en Henrick, gebroeders en wettige kinderen van wijlen Henrick
Jacops van Strijp, verder Katalijn dochter van genoemde Henrick
Jacops van Strijp met mij als haar voogd, verder Frans Goijaerts van
den Doeren als man van Dingen dochter van wijlen genoemde Henrick
Jacops van Strijp, nog Peter Henrick Heijligen als man van Jueten
dochter van genoemde Henrick Jacops van Strijp, namens zijn wettige
kinderen verwekt bij deze Jueten waarvoor hij handelt, verder Elias en
Jan, gebroeders en wettige kinderen van wijlen Melis Eliassen verwekt
bij deze Melis en bij Marie dochter van genoemde Henrick Jacops van
Strijp, en verder Hillegont dochter van genoemde Melis en Marie
geassisteerd door Willem Eliassen als haar voogd, hebben met elkaar
een boedelverdeling gemaakt inzake het bezit dat ze hebben geerfd bij
de dood van genoemde Henrick Jacops van Strijp en diens vrouw
Margriet respectievelijk hun vader en moeder en hun grootvader en
grootmoeder.
Philips, Katalijn, verder Peter en Frans in hun hoedanigheid, voor wat
betreft vier vijfde delen, verder Eliaes, Jan en Hillegont voor wat
betreft een vijfde deel, krijgen samen een huis, tuin, grond etc. met
bakhuis, een schuur etc. groot ca. 3 lopenzaad en een vierdevat,
gelegen in Oirschot herdgang Spoordonck, b.p. de kinderen van
Wouter Peter Gerits, genoemde Henrick waarvan het is afgedeeld, de
gemeijnte. Verder krijgen ze een beemd genoemd de Tijmerdonck,
met recht van overpad over het erf van de kinderen van Henrick van
Berze, gelegen in herdgang Spoordonk, b.p. de kinderen van Henrick
van Berze, de kinderen van Henrick van der Lulsdonck. Verder krijgen
ze een weiland met recht van overpad over het perceel van Jan
Gevaerts, ter zelfder plaatse als hiervoor gelegen, b.p. de kinderen van
Wouter Peter Gerarts, heer Goijaert Stevens, Dirk van Berze, Adriaen
Nijssen. Hieruit moet jaarlijks een blank worden betaald aan de hertog
als grondchijns en twee hoenderen aan de heer van Petershem, nog 10
lopen rogge per jaar aan het St. Annen Gasthuis te Oirschot, nog 4 en
een half lopen rogge aan de rector van het St. Eloijaltaar, nog 4 en een
halve stuiver aan O.L. vrouw in Den Bosch, nog een half mudde rogge
per jaar aan de rector van het St. Eloij altaar. Verder moet de rivier de
Aa worden onderhouden aan het einde van de Tijmerdonck zoals van
oudsher.
Genoemde Henrick wat betreft een zesde deel krijgt de schuur die op
de grond staat
104)
van zijn andere erfgenamen die hij moet afbreken en hij krijgt nog een
stuk land van krap een lopenzaad groot, ter zelfder plaatse als hiervoor
gelegen, b.p. het erf van zijn andere erfgenamen waar het van is
afgedeeld, de gemeijnte. Hieruit moet hij jaarlijks 2 lopen rogge
betalen aan het St. Anna Gasthuis te Oirschot.
Genoemde erfgenamen beloven elkaar deze boedelverdeling altijd
gestand te zullen doen en dat ieder de lasten op het eigen erfdeel
zodanig zal betalen dat de erfdelen van de anderen daarvoor
gevrijwaard blijven. Indien er op iemands erfdeel meer lasten zouden
blijken te drukken dan zullen ze die gemeenschappelijk betalen.
Datum 20 december 1549, getuigen Antonis en Loijwich.
=================069====================
Henrick Henrick Jacops (van Strijp, JT) als weduwnaar van Marie
dochter van wijlen Aert Verhobbelen, door dezelfde Aert verwek tbij
diens brouw Bertha Scabroecks, heeft afstand gedaan van zijn recht van
vruchtgebruik ten behoeve van zijn broer Lupprecht Henrick Jacops als
voogd over zijn ( Henricks dochter ) Jenneken verwekt bij genoemde
Marie en ook ten behoeve van deze Jenneken. Het betreft zijn rechten
van vruchtgebruik in alle roerende en onroerende bezittingen die
Henrick en zijn eerste vrouw Marie in hun huwelijk samen hebben
bezeten of die Jenneken nog zal erven van Bertha zijnde haar
grootmoeder. Verder stemt Henrick er in toe en wil hij dat zijn dochter
Jenneken, ondanks dat het bezit van zijn ouders nog niet is verstorven of
geerfd, van het bezit van Henrick Jacops van Strijp en diens vrouw
Margriet, zijnde de ouders van genoemde Henrick Henricks Jacops van
Strijp, daarvan evenveel zal erven als een van zijn wettige nakinderen.
Afspraak is dat genoemde Jenneken als minderjarige dochter verder geen
rechten op zijn andere bezit zal hebben, zowel roerende als onroerende
waarin haar voogd Lupprecht heeft ingestemd en ze doet er afstand
van ten behoeve van haar vader. Maar er is wel overeengekomen dat als
haar vader sterft zonder wettig nageslacht achter te laten, dat
21-r)
dan al zijn andere bezit onderhevig zal zijn aan het landrecht en
schepenbankrecht van Oirschot. Actum als boven.
=================023====================
P 184-v)
Henrick Jacop Henricks van Strijp als man van Margriet dochter
van wijlen Henrick Smesmakers te Beerse, die Henrick had
verwekt bij Jutta dochter van Libbrecht Bierkens, verkoopt aan
Gijsbrecht Jan Hacken te Beerse die een pacht van 2 mud rogge,
maat van Beerse, uit een pacht van 3 mud rogge zelfde maat en
een pacht van 4 mud, ook maat van Beerse, welke pacht Hubrecht
Hubrecht Sprincen als man van Katarijn dochter van Lupprecht
van Hapert eerder had beloofd aan Jan Janssen van den Hoef, op
onderpand van 2 delen van een stuk land gelegen in de gemeente
Middelbeers, genoemd ter Vlaest. Die pacht van 4 mud had
genoemde Lupprecht Bierkens gekocht van zijn zwager Jan
Janssen van den Hove volgens een schepenbrief van Den Bosch
d.d. 24 maart 1471. Datum 6 maart 1513, getuigen Beertken en
Berse.
In marge :
Vervallen (akte is doorgehaald, JT)
=================043====================
Henrick Jacop Henricks van Strijp als man van Margriet dochter van
wijlen Henrick Mesmakers van Beerse, verkoopt aan Katarijn
dochter van wijlen Herman Vos een pacht van een mud rogge, maat
van Beerse uit een pacht van 3 mud, die Henrick als echtgenoot van
zijn vrouw zal erven na de dood van Juet dochter wijlen Lupprecht
Bierkens eerder weduwe van genoemde Henrick Mesmakers.
P-75-r)
Indien Katarina zou sterven zonder wettig nageslacht dan versterft
het mud rogge weer op genoemde Henrick en diens erfgenamen.
Indien Katarijn niet langr inwoont bij haar moeder die nu bedlegerig
is en haar ook niet langer zal dienen, zolang die leeft, dan zal deze
brief ook komen te vervallen. Indien het mud rogge wordt afgelost,
dan moet get geld weer worden belegd met hetzelfde doel als
Henrick Jacops van Strijp dat heeft bedoeld gehad. Actum als boven.
=================021====================
Er is een bepaalde ruzie ontstaan tussen Herman Vos en Henrick
Jacops van Strijp als man van Margriet dochter van Henrick
Mesmakers en Juetten Lupprecht Bierkens als partij ter ener zijde en
Philips Lupprechts Bierkens voor hemzelf handelend en voor Gerard
en heer Goijaert, kloosterling in de abdij van Averbode zijn broers,
ter andere zijde en hebben zich nu onderworpen aan de bemiddeling
van arbiters, zijnde Daniel van Vlierden, Loijwich van Hersel, Frank
de Haest en Jacop de Haest en die hebben de volgende uitspraak
gedaan. Alle schepenlbrieven zullen van kracht blijven. Verder zal
de pacht van 3 en een halve mud rogge lijfpacht die Lupprecht
Bierkens jaarlijks qua vruchtgebruik heeft ontvangen en welke pacht
Herman en Henrick zeiden dat ze jaarlijks daarvan de 2 delen
betalen, maar die in de deelbrief niet was vermeld, daarover bepalen
de arbiters dat heer Goijaert en Gerard gevrijwaard zullen blijven
voor enige aanspraken daarover door Herman en Henrick, maar
Hermen en Henrick houden wel hun andere aanspraken op de andere
erfgenamen en Philips zal aan zijn zuster Juetten zijn grauwe
tabberd geven, gevoerd met goed ´witten´zoals hij die draagt en
Philips belooft mondeling aan Herman en Henrick dat hij hen alle
schepenlbrieven zal overhandigen als ze die nodig hebben voor hun
aanspraken. Verder bepalen de arbiters dat Herman Vos en zijn
vrouw Jueten en genoemde Henrick van Strijp afstand zullen doen
van een pacht van 2 lopen rogge, die men jaarlijks in Bergeijk
ontvangt en werd betaald door Jan Hinckaert en zulks ten behoeve
van genoemde Philips en Gerard en hiervoor zal Philips aan Herman
en Henrick eenmalig 2 mud rogge geven en 2 rijnsguldens. Hiermee
is de uitspraak geeindigd en partijen beloven die na te zullen komen.
Datum 4 januari 1494, getuigen Rutger en Beertken.