M. Philippa e.a. (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands
schout zn. ‘bestuursambtenaar’
Onl. skolthēti als beroepsnaam: scultetus (gelatiniseerd) [1105; ONW], scouthete [1137; ONW], scoltetus (gelatiniseerd) [1144; ONW], scolteti [1197; ONW]; mnl. scouheite [1239; VMNW], scoutte [1253; VMNW], scouthete [1265; VMNW], scoutete [1276; VMNW], scoute [1280-87; VMNW], schout [15e eeuw; MNW]. Voor de betekenis, zie onder.
Oude, West-Germaanse samenstelling van → schuld en een nomen agentis bij → heten in een oude betekenis ‘bevelen, gebieden’. De letterlijke betekenis was dus min of meer ‘schuldoplegger’. De klankvorm olt/ult onderging de regelmatige overgang tot out zoals in → koud. Doordat het woord niet meer als samenstelling werd gezien, konden de onbeklemtoonde lettergrepen verzwakt worden; de huidige vorm is wrsch. ontstaan door de opeenvolging mnl. sc(h)outhete > schoutete > schoutte > schoute > schout. Daarnaast bestonden nog vele andere Middelnederlandse nevenvormen, zoals schouthate, schoutheit, scholte, schulte. De vormen met -l- zijn nog te vinden in de huidige familienamen Scholten, Schulten e.d.
Os. skuldhētio (mnd. schult(h)ete, schulte); ohd. schuldheizo (nhd. Schultheiß, Schulze), Langobardisch (oud Duits dialect, zie → lommerd) sculdahis, sculdhais; ofri. skeltata, skelta; oe. scyldhǣta, scultheta; < pgm. *skuldi-haitijō-.
Het woord verschijnt voor het eerst in het Langobardische recht, waar het een ‘onderrechter’ aanduidt. Bij de verspreiding van het begrip in andere Hoog- en Nederduitse/Nederlandse gebieden neemt het een andere inhoud aan, die kan variëren met het plaatselijke bestuurs- en rechtssysteem. In het Friese recht heeft de schout een overwegend rechtsprekende functie. In het Frankische recht is de scouthete in eerste instantie de plaatselijke functionaris van de graaf, met uitvoerende en rechtsprekende macht. Later breidt de betekenis zich uit tot ‘plaatselijke vertegenwoordiger van de landsheer’, vergelijkbaar met de huidige burgemeester. Tegenwoordig is schout een historisch begrip.
Cornelius SCHOUTETH |