Getuige: Maarten van Donk en Anna van Willigen.
Adriaan van der Willigen werd in 1766 in Rotterdam geboren. Kort daarna stierven zijn moeder en zijn zus. Als enige erfgenaam kreeg hij zo de beschikking over een groot familiefortuin, waar hij zijn verdere leven op kon teren. Zijn vader hertrouwde en kreeg bij zijn tweede vrouw verscheidene kinderen. Adriaan raakte al snel in onmin met zijn vader wegens het strenge protestantse milieu waarin hij opgevoed werd. Via een militaire loopbaan wist hij hieraan te ontsnappen. Hij werd gelegerd in Nijmegen, Arnhem, Grave en 's-Hertogenbosch. Na een korte tijd als landbouwer in Oss gewoond te hebben, vestigde hij zich in 1792 in Tilburg, waarvan hij later tot 1802 drost was. Van 1802 tot 1805 woonde hij in Parijs, waar vooral het toneel zijn grote aandacht had. Vanaf 1805 vestigde hij zich in zijn geliefde Haarlem waar hij tot zijn dood zou wonen. Daar schreef hij zijn grote vierdelige werk over de schilderkunst in de Lage Landen en was hij erg actief in het culturele leven.
Naast de toneel- en de schilderkunst had hij een passie voor reizen. Hij bezocht Duitsland, de Zuidelijke Nederlanden, Frankrijk, Itali, Zwitserland en Engeland. Verscheidene van zijn reisverhalen werden tijdens zijn leven in druk uitgegeven. Ook in eigen land maakte hij vele uitstapjes met veel oog voor detail en anekdote.
Hij heeft zijn levensverhaal in vijf delen opgeschreven. In totaal beslaan ze ruim 1300 pagina's, vanaf zijn geboorte tot aan zijn dood. Drie delen berusten al ruim een halve eeuw in een openbare archiefbewaarplaats, de overige twee zijn nog in particulier bezit. Ze geven een heel persoonlijke kijk op de maatschappij, van een verlichte patriot tot een koningsgetrouwe onderdaan. Zijn brede belangstelling zorgt voor een breed scala aan onderwerpen in zijn geschriften.