In 1488 studeerde Wilhelmus Knippenberg, geestelijke uit het bisdom Keulen aan de universiteit van Bologna, de oudste universiteit van Europa.(1)
Op 31.3.1500 -Dinsdag na Laetare- staaft Ambrosius von Westerholt, rechter te Recklinghausen, door oorkonde de verklaring van Herman Rovekamp. Herman Moelner en Berndt in den Velde, bewaarders van het altaar van de heilige jonkvrouw Katharina te Osterfeld, dat zij aan de gebroeders Wilhelm en Rutger van der Knyp penborg toegelaten hebben, voor de som van 53 Rijnse gulden het jaarlijks schuldkoren terug te kopen van 5 mud (2) goed hard koren, half rogge en half gerst, te betalen aan het altaar van de kerk van Osterfeld ieder jaar op "St.Petri ad cathedram", uit het goed "Underberg", het goed "to den Plancken ( Plankermann) en uit hun gezamenlijke erfenis en goederen.(3)
In de notariële akte van 10.5.1501 -prope castrum Knippenborgh- opgesteld door de notaris Johannes de Assindia, schenkt de "validus vir" Wilhelm de Knippenborch, drie mud tarwe en gerst uit het goed "Underberg" aan het altaar van de Heilige Katharina te Osterfeld. Hiervoor zal een wekelijkse zaterdagsmis gelezen worden voor het zieleheil van zijn vader. Ook zijn moeder Rorica had reeds voorheen een schenking gedaan voor het zelfde doel.
In die tijd waren de "provisores ecclesie" van het voornoemde altaar te Osterfeld Herman Rovekamp en Herman Molner. Theodo ricus toe Underberg (? Diedrich van der Knippenborch) is de bezitter van het goed en erkent ook deze schenking. Hij verplicht er zich toe, deze toewijzing regelmatig te doen uitvoeren.
De getuigen waren Franco Sartor en Hinricus optem Berghe. Doch van de belofte van de Knippenburgen komt niets terecht, want op de keerzijde van de akte kan men lezen: "Underberg, van Knippenburg aan de vikarie - er komt echter niets van". (4)
Eigenaardig genoeg stelt op dezelfde dag nl 10.5.1501 - ante portam Knyppenborgh - de hogergenoemde geestelijke en notaris Johannes de Assindia een tweede akte op, waarin de provisores van Osterfeld Herman Molner en Hermanus Rovekamp toelating verlenen aan de gebroeders Wilhelm en Rotger de Knyppenborgh, voor de aflossing te bekomen van 2 malder tarwe, volgens de Bottrop se maat, uit hun goed "Underberg", voor een bedrag van 20 Rijnse gulden.
Opnieuw waren Franco Sartor en Hinricus opden Berghe getuigen en de gebroeders van Knyppenborgh laten zich deze akte ter hand stellen.(5)
Wilhelm van der Knyppenborch ontving op 10.1.1502 de toelating voor een driejaarlijkse verpanding van het hof "Holtkamp" aan de Duitse Orde. Hij kan bij een eventuele terugbetaling, het hof terug in zijn bezit krijgen en daarom werd hij ook, onder deze voorwaarde van inlossing, op 24.2.1.505 door de abt van Werden, met Holtkamp beleend. Later in de jaren 1512 en 1518 ging de belening over naar Henrich van Bodelschwing van de Duitse Orde te Welheim.
Wilhelm was leendrager geworden als opvolger van Dirick IV of van diens vrouw Rorich. Hij werd ook samen met zijn moeder, de weduwe Rorich en zijn broer Rotger in een oorkonde genoemd. (6)
In 1511 komt het tot een scheidsrechterlijke uitspraak van de graaf Johann zu Holstein und 5chaumburg "by der Eymscher achter der Knippenborgh" , tussen de abdis van het stift te Essen en de onderhorigen van de abdis enerzijds en van Wilhelm van den Knip penborch anderzijds, wegens zijn geschillen met de minderjarige kinderen van Heckede, die niet met name in de oorkonde genoemd worden. In werkelijkheid ging het over een onenigheid tussen Wilhelm van den Knippenborch met de burgemeester Peter Krösen en Henrich Gordelmecker over de visserij in de Emscher.(7)
«i» «u»Voetnoten: «/u»
(1) 1488 - imm. Bologna - 6 grossos: boeking in het register van inschrijving van de universiteit - nr.235, 19. Zeitschrift Vaterl. Geschichte und Altertumskunde, Bd. 49;
(2) mud : inhoudsmaat van droge waren, vooral van graan. Ook vat = 100 liter;
(3) origineel op perkament, het bovenste en het rechterdeel van het zegel van de rechter ontbreekt - het vertoont drie ha zenkoppen. Randschrift: von Westerholt. Keerzijde: 5 mud hard schuldkoren, rogge en gerst uit het goed Underberg. Schetter, St.Pankratius p. 223. nr. 24;
(4) Schetter, St.Pankratius p. 223, nr. 25;
(5) origineel op perkament. Op de keerzijde staat: "Dua maldria siliginis ex haeredio Underberg ad altare St.Catharinae in Ostervelt. Instrumentum ... validorum Wilhelmi et Rotgeri de Knyppenborch. Schetter St.Pankratius p.223, nr.26;
(6) Gerlach, Grillo p.72;
(7) Stadtarchiv Essen, Rep.100, 161 j brief Tgb.1/70, 21.1.1970.«/i»
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.