Er ist verheiratet mit Antje Hamming.
Het bouwjaar van de paltrok de Grauwe Eend is niet gevonden. De molen wordt voor het eerst genoemd op 22 oktober 1711 toen Gerbreg Andries de molen voor ƒ 1040 verkocht aan Dirk Jansz. Jongejan. Gerbreg Andries was de weduwe van IJsbrant Jansz. Jongejan, de broer van Dirk Jansz. Jongejan. Beide broers runden de molen gezamenlijk in een compagnie. Op 20 juli 1712 werd deze compagnie ontbonden, de Grauwe Eend kwam toen onder het beheer van Dirk Jansz. Jongejan, die dus kort daarvoor de gehele molen had verworven.
Dirk Jongejan bleef tot zijn overlijden in 1726 met de molen werken, daarna werd de molen verkocht aan Claas Baertsz. Boer, die de Grauwe Eend op 5 juni 1728 tegen brand liet verzekeren.
De molen zou een behoorlijke poos in handen blijven van de familie Boer, die zich ook wel Calf noemden. In 1770 kwam de molen na het overlijden van Aris Boer, een van de zonen van Claas Baertsz. Boer, voor ƒ 4500 in bezit van Cornelis Cardinaal, deze zou later ook met de Koger oliemolen "de Reus" werken.
Cornelis Cardinaal stierf in het jaar 1804, de Grauwe Eend werd toen gekocht door de Amsterdammer Abraham Vermooten, die de molen echter in 1805 met winst weer verkocht aan de Zaandammer Jacob Groot.
Jacob Groot werkte ook met de bovenkruier "de Walrot", die iets zuidelijk van de Grauwe Eend aan de Zaan stond. In de tijd van het Koninkrijk Holland ging het zeer veel industrietakken in de Zaanstreek niet voor de wind. Door een gebrek aan grondstoffen en een verbod op handel met Engeland stonden er zeer veel molens stil. Vooral pelmolens en snuifmolens hadden het zwaar te voorduren. Diverse molens werden toen afgebroken en naar elders in Nederland verplaatst.
Ook met de houtzagerij ging het slecht. Over de molens van Jacob Groot schreef Willem in zijn boekje "De Windmolens aan de Zaanstreek" het volgende:
"Ook tijdens de Fransche overheersching liet men veel molens stilstaan, zooals de Rot en de Eend en vele andere, waarvan de Baas zei "laat de Rot rotten en de Eend ruijen". Deze twee molens werden door het volk uit gebrek aan brandhout zoo toegetakeld, dat de Eend geheel overzij lag en de Rot niet minder".
Nadat de Fransen waren vertrokken was er binnen korte tijd weer volop werk en werden de molens hersteld.
In 1845 kwam de Grauwe Eend te werken voor Meindert Jansz. Noomen, hij liet de molen op 1 januari van dat jaar tegen brand verzekeren. In 1851 emigreerde Noomen naar Zuid-Afrika en werd de molen opnieuw verkocht aan Eliken de Vries (*).
In 1876 kwam de molen voor een bedrag van ƒ 1800 in bezit van Gerrit van den Dungen. Hij bleef tot omstreeks 1898 met de Grauwe Eend zagen, daarna viel ook het doek voor deze paltrok. In november 1898 werd de Grauwe Eend, die al enige maanden stilstond, gesloopt. Later werd er op zijn erf een houthandel gevestigd, een houtloods van de molen bleef daar dienst doen. Deze loods verdween in 1945, de houthandel vijf jaar later. Het erf van de Grauwe Eend werd begin 1980-er jaren bebouwd met huizen, de uitbreiding van de Schildersbuurt in noordelijke richting.
Toen Noomen naar Afrika ging verkocht hij de molen aan Eliken de Vries. Deze trouwde met Antje Hamming, na het overlijden van Eliken hertrouwde Antje met Van Dongen.
Sie haben geheiratet am 4. Juni 1848 in Zaandam , er war 25 Jahre alt.
Kind(er):
Die angezeigten Daten haben keine Quellen.