Op 4 juni 1651 wordt een kind van Joos Vereecke, oud drie maanden, uitbesteed door de diakenen van Westkapelle onder de voorwaarde dat ‘den aennemer het kynt sal versorgen van aet ende dranck, havenen ende lavene, sieck ende gesont, te lieve ende te leed, gelijck men een jonck ende teer kynt na aeert der liefde schuldich is te doen, ende de cleeren sullen van den armen betaelt werden’. In de navolgende jaren, in ieder geval van 5 oktober 1653 tot eind april 1666, gebeurt dat met alle vijf kinderen van Joos. Hun moeder Barbel Pieters zal vermoedelijk overleden zijn voor 4 juni 1651.79
Alle kinderen worden bij ‘niet familie’ ondergebracht behalve de zoon Claijs. Hij wordt meerdere jaren ‘aangenomen’ door oma Prijntge d’Auster. Jeremias de Turk, Daniel Danielsz. (beiden voor Pernelleke) en Anneke Wuis (een aantal jaren voor Jan) zijn de meest aangetroffen ‘aannemers’. Voor Jan, Peternelleke, Willem en Claijs wordt op een gegeven moment voor schoolgaan betaald
Claijs Joos Vereecke |