Familienstammbaum Kroon en Telleman » Jan Ingen Engelsz (Engelbrechtsz) (± 1560-1626)

Persönliche Daten Jan Ingen Engelsz (Engelbrechtsz) 

  • Er wurde geboren rund 1560 in Charlois, Rotterdam?.
  • Eintrag.Quelle 1
    boer te Smitshoek onder Charlois, kerkmeester van Charlois (1602, 1603)
  • Eintrag.Quelle 1
    Het is zeer wel mogelijk dat de wieg van Jan Ingensz. niet in Charlois heeft gestaan, want in de - overigens schaarse - Charloisse bronnen uit de tweede helft van de zestiende eeuw komt geen in aanmerking komende vader Ingen, Engel of Enge(l)brecht tevoorschijn. Deze naam kwam toen overigens meer voor in aangrenzende jurisdicties als Oost- en West-Barendrecht en Oost- en West- IJsselmonde, maar een familieverband valt tot op heden niet aan te tonen. Vermoedelijk was hij in­getrouwd in een familie in Charlois. Maritge Doenen, vrouw van Jan, moet een zuster geweest zijn van de reeds op 24-2-1589 als secretaris van Poortugaal3 genoemde Gijs(bert) (Gijsbrecht) Doenen, want als deze op 29-8-1599 aldaar een dochter Maritge laat dopen is ‘Jan Engels in Shaerloos’ één der doopgetuigen. De secretaris overleed vóór 5-6 1606. Gijs en zijn zuster Maritge waren wellicht kinderen van de in 1577 als bruiker van 9Vz morgen huurland in Charlois genoemde Duen Ghijssen. Een akte waarin deze familierelatie bevestigd wordt is niet tevoorschijn gekomen.

    In 1629 en 1630 wordt Jans zoon Hendrick aangeduid als Hendrick Jansz. jonge Jan Ingensz., hetgeen impliceert dat er ook een oude Jan Ingensz. geweest zou moeten zijn, van wie echter althans in Charlois geen melding is gevonden. Aangezien tenminste drie van zijn vier bekende kinderen uit zijn huwelijk in 1613 reeds mondig waren - dus tenminste 18 a 20 jaar oud - valt het huwelijk van Jan Ingensz. omstreeks 1585 te dateren.Uit de goederen van Esaias de Lindt, eertijds ontvanger over Rotterdam en de kwartieren van dien, deden twee gecommitteerden van de Heren Staten van Holland en Westfriesland op 6-12-1602 aan Adrian Eeuwouts, schout van Charlois, en Jan Engels, mede wonende aldaar, transport van 8 mor­gen in het Aptsblock te Charlois, oostelijk helend door ‘den Catendrechtse Wech’ en westelijk door ‘den dijck’. Vervolgens passeerden de kopers een schuldbrief van 2200 gld. ten behoeve van het gemene land van Holland en Westvriesland, waarvoor de 8 morgen als zekerheid dienden. Bij akte van 24-2-1603 werd er door de in het land van Charlois wonende Jan Ingensz. een schuld­brief van 1488 gld. opgemaakt ten behoeve van de te Amsterdam wonende Pouwels van Heems- karck en dat vanwege de overdracht van 4 morgen 1 hont 40 roeden in het Aptsblock te Charlois, aan de zuid- en westzijde belend door ‘die cromte metten dick’. Mede compareerden de in Rotterdam wonende Adryaen Reynbrantsz., brouwer, en Zibrant Dircxz. Calffspoot en stelden zich tot Jan’s borgen. Dezelfde dag werd de transportakte opgemaakt. Het is ons niet duidelijk geworden of er een familierelatie tussen de koper en zijn borgen bestond.Nicolaes Heeremansz., borger tot Amsterdam, transporteerde bij akte van 28-5-1607 aan Jan Ingensz., inwoner van Charlois, ca. 2 morgen 42 roeden in het Kerckenblock aldaar, westelijk belend door ‘den Catendrechse Wech’ en noordelijk door Clement Lenarts Pors, die op dezelfde dag dit belendende stuk land kreeg overgedragen. Dezelfde dag belastten Jan Ingens en voomoemde Cle­ment Pors hun die dag overgedragen gekregen hebbende percelen - tezamen 4 morgen 1 hont 42 roeden groot - met een hypotheek ten bedrage van 1120 Car. gld. ten behoeve van de verkoper. Deze hypotheekbrief was op 26-2-1612 gecasseerd.”Akten van 25-5-1609 maken van Jan Ingens melding als belender van land in het Abtsblock te Charlois, evenzo een akte van 20-2-1612,13 terwijl een akte van de 28-5 1613 hem noemt als belender van land in het Kerckenblock aldaar. In het kohier van het Hoofdgeld van Charlois van 1623 is de - gezien zijn plaats in het kohier - te Smitshoek wonende Jan Ingensz. aangeslagen voor een huishouden van 8 personen. Zijn huishouden zal in ieder geval bestaan hebben uit Jan, zijn bijzit Heijltge Clementsdr. en zijn vier dan nog in leven zijnde bastaardkinderen. In ieder geval hadden de voorzonen Adriaen en Hendrick toen een eigen huishouden in of nabij Smitshoek.Jan overleed tussen juni en september van het jaar 1626, maar opmerkelijk genoeg is zijn begraven te Charlois niet te vinden. Zou dit misschien elders hebben plaatsgevonden en wel in een familie- graf in zijn geboorteplaats, waar dat ook zou mogen zijn geweest? In ieder geval werden zijn vrouw jen kinderen wel in de kerk te Charlois bijgezet. Naar aanleiding van zijn op 4-8-1618 voor notaris Matheus Blom te Rotterdam gemaakte testament en zijn op 7-6-1626 gemaakte codicil voor de Rotterdamse notaris Huijbert (moet zijn: Hugo) BalisIkwamen zijn erfgenamen in conflict. Door deze kwestie is de inhoud van beide wilsbeschikkingen aan ons overgeleverd, want van beide notarissen zijn alle protocollen verloren gegaan. Vanwege deze zaak werd op 28-9-1626 door de substituut-secretaris van Charlois de strekking van testament en codicil gecollationeerd en in akte vastgelegd, waarmee de partijen tot een akkoord dienden te komen. Door de partijen werden twee rechtsgeleerden in de arm genomen ‘omme te ontgaen de costen ende moeyelijckheyt van processe’, en behalve deze mr. Dirck van der Wolff en mr. Anto- nis Lenertsen Willemsz., waren de Charloisse inwoners Huijch Ploonen en Jan Lenertsz. Porre als arbiters verzocht.De hele zaak lag als volgt: op 7-6-1626 verscheen de ‘gezond van lijve’ en te Charlois wonende Jan Engelsz. alias Engebrechtsz. voor notaris Huijbert (= Hugo) Balis te Rotterdam en verklaarde dat zijn aldaar op 4-8-1618 voor notaris Matheus Blom gemaakte testament van kracht zou blijven. Echter voegde hij er toen een codicil aan toe waarmee hij zijn twee voorzonen Engel Jansz. en Heijndrick Jansz. gezamenlijk 3 morgen'70 roeden land toebedeelde, waarvoor zij aan hun broer Adriaen Jansz. 202 gld. moesten uitreiken. De rest van zijn nalatenschap zou onder zijn voor- en nakinderen moeten worden gedeeld. Jan Ingenszoon’s bijzit Heijltge Clements en de voogden van haar drie bastaardkinderen namen hier geen genoegen mee en stapten naar de schout en schepenen te Charlois. De eerste partij bestond uit Inge, Adriaen en Heijndrick Janssoonen, nagelaten kinderen van Jan Ingensz. en Maritge Doenen, beiden zaliger en in leven gewoond hebbende in Charlois, en de tweede partij uit Adriaen Euwoutsz., schout van Charlois, als oppervoogd der wezen, en Adriaen Lenertsz. Porre (Pors)), als geordonneerde voogd over Adriaen, Maertge en Lenert, ‘natuyerlijcken ende minderjarighen kinderen van den voors(chreven) Jan Ingensz. geteelt bij Heijltge Clements’, alsmede genoemde Heijltge met de voomoemde schout en Porre als haar gekoren voogden in deze.De uitspraak was als volgt: De kinderen bij Maritge Doenen zouden de gehele boedel van hun vader erven, inclusief de schulden, kosten e.d., en daarvoor zouden zij hun natuurlijke broeders en zuster (éénmaal is abusievelijk ‘susters’geschreven) en hun moeder Heijltge Clements de bewoning laten van het huis en erf ‘daerinne sij jegenwoordich bij den anderen sijn wonende’, alsmede onderhou den tot mei 1627. Zij zouden hun natuurlijke broeders en zuster een goed ‘kleet’ (kledingstuk) geven ‘daer van sij eer sullen hebben’ en aan elk een som van 400 gld., ofwel een hypotheekbrief met dat bedrag, toekennen, waarvan de renteberekening in mei 1627 zou ingaan. Het jongste natuurlijke en nog onmondige kind zou van de vanaf mei 1627 berekende rente van zijn 400 gld. onderhouden moeten worden tot mondigheid -in dit geval dan de leeftijd van 18 jaar- en vervolgens dan zijn 400 gld. en een behoorlijk ‘kleet’ ontvangen. Indien één van de twee oudste natuurlijke kinderen vóór mei 1627 uit de bijwoning van hun moeder zou vertrekken, diende de renteberekening van diens toegekende 400 gld. onmiddellijk ingang vinden. Heijltge kreeg behalve de haar toekomende 31 gld. en hetgeen haar nog meer toekwam uit de boedel, ook de rente over een bedrag van 400 gld. toebedeeld, maar deze 400 gld. zelf zou toekomen aan haar drie (natuurlijke) kinderen. Indien zij tegen advies en raad van de voorkinderen en de voogden van de nakinderen wenste te trouwen, zou zij genoegen moeten nemen met de genoemde renteopbrengst en zouden zij en de voogden van haar kinderen afstand doen van elke pretentie in de boedel van Jan Ingensz. Alle kosten voor het advies van de rechtsgeleerden etc. zouden door de voorkinderen betaald worden. Deze akte, die werd opgemaakt in de ‘herberge van Sint Lucas’ te Rotterdam, besluit met de mededeling dat de partijen zullen blijven ‘goede ende ghescheijden vrinden’. Uit de nalatenschap van Jan Ingensz.blijkt dat hij tenminste 3000 a 4000 gld. gegoed moet zijn geweest; een voor die tijd in boerenkrin­gen behoorlijke welstand.Overigens maken de Charloise kerkeraadsnotulen met geen woord melding van het jarenlang bui­tenechtelijk samenleven van Jan Ingensz. en Heijltge Clementsdr., zodat geconcludeerd mag worden dat zij geen lidmaat waren, anders waren zij zonder twijfel door de kerkeraad stevig op de vingers getikt.Pas op 19-11-1633 droegen zijn uit zijn huwelijk gesproten erfgenamen de door hem nagelaten hof­stede aan ‘Sheerendijck’ in Charlois, die tot dan toe ongedeeld gemeenschappelijk bezit moet zijn gebleven, over aan Michiel Bastiaensz. Vetten, inwoner van Charlois. Toen compareerden Heijndrick Jansz. en Clement Crijnen, als getrouwd hebbende Maertge Pluenen, gewezen weduwe en boedelhoudster van Adriaen Jansz., beiden inwoners van Charlois, voor hen zelf en uit naam en als voogden van Claes Ingensz., nagelaten weeskind van ‘Jan Ingensz.’ (sic ! moet zijn: Ingen Jansz.), allen als kinderen en erfgenamen van Jan Ingensz., en transporteerden voor 325 gld. een ‘huys, erff, bergh, schuere, telinge ende plantagie’ gelegen in Charlois aan ‘Sheerendijck’, welke dijk aan de oost-, zuid- en noordzijde aan de woning grensde.17 Op 1-12-1633 verklaarde Michiel Bastiaensz. Vette door toewijzing van de erfgenamen van Jan Ingensz., te weten Heijndrick Jansz. en de zijnen, schuldig te zijn aan Heijltge Clementsdr., mede inwoonster van Charlois, de restsom van 174 gld. vanwege de voomoemde koop van de door Jan Ingensz. nagelaten hofstede. Heijndrick Jans en Clement Crijnen stelden zich als borgen voor de voldoening aan Heijltge. Uit deze akte blijkt dat Heijltge toen nog iets op de boedel van Jan Ingensz. te pretenderen had.Blijkens een hierna nog te behandelen akte van 17-2-1656 woonde de ‘weduwe’(sic !) van Jan Ingensz. toen naast (haar zoon) Arien Jan Ingensz. aan de Kerckstraet op het dorp Charlois. Kennelijk heeft Heijltge het in later jaren doen voorkomen dat zij Jan’s weduwe en niet zijn voormalige bijzit was. In ieder geval wist in 1656 de Charloise secretaris er het fijne niet van!
  • Eintrag.Quelle 1
    Jan Ingensz. had daarna (het overlijden van Maritge) een jarenlange buitenechtelijke relatie met Heijltge Clementsdr.,wellicht zijn dienstmaagd of huishoudster, woonde aan de Kerckstraet op het dorp Char­lois (1656)
  • Eintrag: was er toch een huwelijk met Heijltje zij erft immers wel van haar ovl man Jan?.Quelle 2
    Heijltge Clementsdr. eiste op de Charloisse rechtdag van 22-10-1633 van (haar stiefzoon) Heijndrick Jansz., als zoon en mede-erfgenaam van Jan Ingensz., de voldoening van een derde part van 400 gld. met verlopen interest sedert 1-5-1627 en nog een derde part van 31 gld., die, naar zij meende, haar nog toekwam uit de boedel van zijn vader. Hetzelfde eiste zij op de rechtdag van 5-11-1633 van Clement Crijnen (hertrouwd met haar voormalige stief-schoondochter). In beide zaken werd zij in het gelijk gesteld.4De voornoemde datum van 1-5-1627 zou die kunnen zijn geweest waarop de nagelaten boedel van (de in 1626 gestorven) Jan Ingensz. werd afgehandeld.
  • Er ist verstorben im Jahr 1626 in Charlois, Rotterdam.Quelle 1
    overl. tussen 7-6 en 28-9-1626
  • Diese Information wurde zuletzt aktualisiert am 10. April 2022.

Familie von Jan Ingen Engelsz (Engelbrechtsz)

(1) Er ist verheiratet mit Maritge Doensdr.

Sie haben in der Kirche geheiratet rund 1585.Quelle 1


Kind(er):

  1. Lenaert Jansz  ????-1613


(2) Er ist ein Partner von Heijltge Clemens.

Sie wurden Partner nach 1609.


Kind(er):

  1. Nn  ????-1624

Haben Sie Ergänzungen, Korrekturen oder Fragen im Zusammenhang mit Jan Ingen Engelsz (Engelbrechtsz)?
Der Autor dieser Publikation würde gerne von Ihnen hören!

Vorfahren (und Nachkommen) von Jan Ingen Engelsz (Engelbrechtsz)

Jan Ingen Engelsz (Engelbrechtsz)
± 1560-1626

(1) ± 1585
Lenaert Jansz
????-1613
(2) > 1609
Nn
????-1624

Mit der Schnellsuche können Sie nach Name, Vorname gefolgt von Nachname suchen. Sie geben ein paar Buchstaben (mindestens 3) ein und schon erscheint eine Liste mit Personennamen in dieser Publikation. Je mehr Buchstaben Sie eingeben, desto genauer sind die Resultate. Klicken Sie auf den Namen einer Person, um zur Seite dieser Person zu gelangen.

  • Kleine oder grosse Zeichen sind egal.
  • Wenn Sie sich bezüglich des Vornamens oder der genauen Schreibweise nicht sicher sind, können Sie ein Sternchen (*) verwenden. Beispiel: „*ornelis de b*r“ findet sowohl „cornelis de boer“ als auch „kornelis de buur“.
  • Es ist nicht möglich, nichtalphabetische Zeichen einzugeben, also auch keine diakritischen Zeichen wie ö und é.



Visualisieren Sie eine andere Beziehung

Quellen

  1. https://www.hogenda.nl/wp-content/uploads/2021/02/OV_612_juni_2009.pdf
  2. https://www.hogenda.nl/wp-content/uploads/2021/02/OV_628_december_2010.pdf

Die Familienstammbaum Kroon en Telleman-Veröffentlichung wurde von erstellt.nimm Kontakt auf
Geben Sie beim Kopieren von Daten aus diesem Stammbaum bitte die Herkunft an:
Ineke Kroon, "Familienstammbaum Kroon en Telleman", Datenbank, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-kroon-en-telleman/I20176.php : abgerufen 11. Juni 2024), "Jan Ingen Engelsz (Engelbrechtsz) (± 1560-1626)".